Zout en zoet vragen om zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg

Publicatie van Adviesgroep Borm & Huijgens

Zout en zoet vragen om zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg

De veiligheid van Rotterdam blijkt met de Maeslantkering onvoldoende gegarandeerd. Een overstroming van de Randstad zou het bankroet van Nederland inluiden. Het is van belang dat er spoedig maatregelen worden genomen voor de waterveiligheid. Dat de Nieuwe Waterweg dient te worden voorzien van zeesluizen is duidelijk, maar ook zout en zoet vragen om deze maatregel.

Toename invloed zee
Om de havensteden Amsterdam en Rotterdam van de ondergang te redden realiseerde men in de tweede helft van de 19e eeuw grote projecten, de doorsteken dwars door de duinen naar zee: de Nieuwe Waterweg (1872) en het Noordzeekanaal (1876). Bij IJmuiden kwamen zeesluizen, maar de Nieuwe Waterweg bleef open en door verdieping en verbreding nam de landinwaartse invloed van getijden en zout alsmaar toe. Met de aanleg van de Afsluitdijk (1932) is het zoutgehalte van het oppervlaktewater in Noord-Holland sterk afgenomen.

Zuid-Holland bleef wat betreft verzilting een probleemgebied. Na de Watersnoodramp (1953) ontzagen de Deltawerken alsnog de havens van Antwerpen en Rotterdam. Zowel de Westerschelde als de Nieuwe Waterweg behielden hun open verbinding met zee. De problemen die hierdoor bleven optreden, zijn genoegzaam bekend. Het invloedsgebied van de zee schuift nog altijd verder landinwaarts.

Nadelen van rechtstreeks open mondingen
Tijdens elk hoogwater op zee dringt zout water via de Nieuwe Waterweg de Rijnmond binnen. Om verdere zoutindringing bij Rotterdam tegen te gaan, wordt, door het (vrijwel) gesloten houden van de Haringvlietsluizen, het zoete rivierwater gedwongen om voor het merendeel via de Nieuwe Waterweg verkwistend naar zee te stromen. De Haringvlietsluizen zelf mogen pas spuien bij hoge rivierafvoeren. De monding van de Westerschelde wordt zo intensief gebaggerd, dat hierdoor een extreem hoog getijde nabij Antwerpen ontstaat.

De open mondingen naar deze havensteden hebben grote invloed op zowel de waterhuishouding als de deltaprocessen en vormen de oorzaak van diverse problemen. Met de accentverschuiving van de zeehavens naar de kust (Zeebrugge, Europoort) is het in open verbinding houden met zee van de oude stadshavens aan een economische heroverweging toe. Afsluiting van de Nieuwe Waterweg is urgent. Ook de Westerschelde zal op termijn niet aan afsluiting ontkomen.

Scheepvaartbelangen
Alhoewel waterveiligheid doorslaggevend is voor de realisatie van zeesluizen, vormen de voordelen voor Rotterdam, en zeker voor Nederland, een extra stimulans. Zo maken zeesluizen de binnenhavens getijloos, blijven overal de innamepunten van zoet water intact en betekent het een einde aan zoetwatertekorten in de zomer. Dit laatste is gunstig voor onder meer het tegengaan van verzilting. Een getijloze en zoete Rijn-Schelde Corridor blijft behouden. Rotterdam en Antwerpen varen er wel bij. Bij uitbreiding en aanpassing van de Europoort kunnen nieuwe havens, met door hoge overslagkades van elkaar gescheiden binnen- en zeevaart, de benodigde capaciteit van de te realiseren zeesluizen aanzienlijk verminderen. De aanleg buitengaats, van havens, sluizen, dammen en zoetwaterbekken, heeft als voordeel dat tijdens de bouwfasen het scheepvaartverkeer ongehinderd voort kan gaan.


Toekomstbeeld van de monding van de Nieuwe Waterweg - Borm & Huijgens 2011

Van extreem zoetwaterverlies naar garanties voor zoetwatervoorziening 
De stabiliserende werking van gletsjers op de afvoer van de Rijn is aanzienlijk afgenomen. Daarnaast veroorzaakt de toenemende verstedelijking vermindering van de sponswerking van het stroomgebied en dit geeft meer extremen in afvoer. In verstedelijkt gebied is de afstroming van regenwater immers vele malen groter dan in landelijk gebied. De rivierafvoeren worden net zo wisselend als het weer.

Met de klimaatverandering worden zowel moessonregens als zeer droge periodes worden verwacht. Men waarschuwt voor ernstige zoetwatertekorten in de zomer. Het jaar rond is er momenteel voor de open Nieuwe Waterweg 1500 m3/s zoet water nodig om de indringing van zout tegen te gaan. Rijkswaterstaat verwacht dat in deze eeuw de minimum zomerafvoer van 1700 m3/s afneemt naar 700 m3/s. Dan gaat het daar allang mis.

Voor het zoetspoelen van poldersloten wordt 40% van al het rivierwater gebruikt. Bij zoetwaterschaarste neemt deze vraag juist toe. Ook hier komen we spoedig klem te zitten. Reden te meer om zuinig te zijn op de zoetwatervoorraden in het Haringvliet en het Volkerak-Zoommeer. Van de jaarlijks beschikbare 110 miljard m3 zoet water verdwijnt het meeste in zee en slechts 4,5 % wordt verbruikt door onder meer landbouw, industrie en huishoudens.

Dit geeft aan dat zoetwatertekort een schande voor ons land is. Tegengaan van grootschalig zoetwaterverlies is een eerste stap om dit te voorkomen. Vervolgens kan tegen de kust een zoetwaterbekken aangelegd worden om onder meer het Hoogheemraadschap Delfland van zoet water te voorzien. In de toekomst is dit zoet water wellicht een belangrijk exportproduct.

Inrichtingsvoorstel met S-bocht voor Zuidwestelijke Delta
1: Zeesluizen en spuisluizen voor de Nieuwe Waterweg
2: Aanvoer rivierwater naar de Zuidwestelijke Delta
3. Haringvlietsluizen als regelkraan voor de Zuidwestelijke Delta en als nationale noodspui
4. Open doorstroming naar zee (S-bocht) door de Zuidwestelijke Delta
5. Doorsteek door Goeree-Overflakkee (Scharrezee)
6. Inpoldering ter compensatie doorsteek en scheidingsdam Grevelingen
7. Bestaande en nieuwe zoetwatervoorraden
8. Uitbreiding nationale (nood)berging rivierwater met Grevelingen en Oosterschelde
9. Volkerak-Zoommeer als laatst inzetbare komberging
10. Rijn-Schelde Corridor getijloos en verversing randmeren met zoet water
11. Locatie nieuwe overslaghavens Europoort
12.Optionele uitbreiding noodberging in zee

Behoud zoetwatervoorraden en doorstroming van de Zuidwestelijke Delta
Door de Deltawerken werd de kustlijn verkort en veranderden de wateren achter de dammen in zoute of zoete compartimenten. Isolatie en gebrek aan doorstroming zijn debet aan de huidige milieuproblemen. Om de deltawateren weer gezond te maken is een door- en afstroomroute van zoet naar zout noodzakelijk. Een permanente verbinding met zee maak het mogelijk dat de Zuidwestelijke Delta, gelegen tussen de grote logistieke regio´s van Nederland en België, zich kan herstellen tot een compleet estuarium.

Door de trajectverlenging van de afstroomroute schuift de zoutgrens verder op en komt de zee relatief verder weg te liggen. Zo kunnen de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta behouden blijven en zelfs uitgebreid. Het water van het Volkerak-Zoommeer kan met zoet water ververst worden en dat maakt de voorgenomen verzilting overbodig. Dit is afhankelijkheid van het zoet water dat beschikbaar komt na de aanleg van zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg.

Op tijd beginnen
“Nederland moet niet wachten op de volgende watersnoodramp, maar nu met daadkracht gezamenlijk, vanuit een cultuurhistorisch besef, optreden tegen de klimaateffecten.” (Citaat Nederlandse Vereniging van Rentmeesters 11/11/09). Het is raadzaam om ruim voor het bereiken van kritieke tijdstippen de zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg te realiseren. Zo komt men straks bij diverse wateropgaven niet met de rug tegen de muur te staan.

In 2014/2015 wordt onder meer de landelijke voorkeursstrategie over de lange termijn hoofdoplossingen voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening in het Deltaprogramma opgenomen. Zodra we beschikken over de overdaad aan aanvoer van zoet water, kunnen projecten in het kader van het Deltaprogramma hun definitieve vorm krijgen. Zout en zoet vragen hier om.

Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer, oktober 2011

Literatuur:
Planbureau voor de Leefomgeving, “Een delta in beweging. Bouwstenen voor een
klimaatbestendige ontwikkeling van Nederland”, 20-9-2011.

Website: www.adviesgroepbormenhuijgens.nl