Zoals ik in deel twee aangaf, heb ik het eerst een tijdje volgehouden met de spinstreamer. Ik had er een vistechnische mogelijkheid bijgekregen, die ik eerst eens helemaal wilde ontdekken.
Vooral als ik zeker was van de aanwezigheid van de snoek, zoals bij een volger die niet toesloeg of een misser op een “gewoon” stukje kunstaas, zette ik een al reeds natte streamer direct in. Omdat je die spinstreamer, zoals ik hem presenteerde, zeer gluiperig kon vissen, was dit beestje meestal succesvol. Gelukkig kan je er ook wat sneller mee vissen en dat doe ik eigenlijk nog steeds met wat aanpassingen.
Toch bleven mijn gedachtes steeds weer richting het (echte) vliegvissen gaan.
spinstreamers zijn geliefd bij Esox, maar…
Het moest er toch maar eens van komen. Als een gek ging ik op zoek naar die ene vliegenstok in de aftma #9, die ik jaren geleden eens had aangeschaft in een opwelling. Na hem van zolder te hebben gehaald, samen met een reel en een #9 lijn, ging ik kijken of de werptechniek nog bijgeschaafd moest worden. Dit viel tegen.
Wat mij direct opviel was dat dit niets met het subtiele werpen van een aftma # 4 lijntje te maken had. Dit was totaal anders en het woord ‘werken’ kwam direct bij mij op. Maar ik weet als niemand anders dat je moet investeren, als je naar een doel wilt toewerken.
Eerst maar even droogvissen was het devies. Op een dichtbijgelegen grasveldje werd een werppunt neergelegd en was het oefenen geblazen. Na een aantal uren voor gek te hebben gestaan, kreeg ik de slag aardig te pakken. Het was dan ook een vreemd gezicht om iemand te zien zwaaien met een reuzevlieg, die regelmatig in een emmer met water werd gedompeld, om een harig beestje nat en daardoor wat gestroomlijnder te maken. Ook krijgt de streamer er meer gewicht door, waardoor hij natuurlijk moeilijker te werpen is, maar als je uitrusting klopt, kan je er toch behoorlijke afstanden mee halen en precies werpen.
van een natte streamer blijft weinig over als hij nat is.
Heerlijk was het om met iets bezig te zijn waar je moeite voor moet doen, omdat de andere technieken, bij mij althans, als een automatische piloot gaan. Een nog leukere uitdaging was de volgende stap. Een dagje in de polder.
Ik had een paar streamers besteld, die bij binnenkomst wel erg groot leken. Een Palmertje of Red Tag zijn natuurlijk erg minuscuul, maar twintig centimeter?
Gelukkig heb ik op mijn viskamer de wanden vol kunstaas hangen, zodat deze vaak nog grotere brokken mij een gerust gevoel gaven. Je begrijpt dan ook direct waarom de vliegenlijn een behoorlijke aftma moet hebben en de hengel bij het gewicht van de lijn en natuurlijk de streamer moet worden gekozen. Je kan het ook wat kleiner aanpakken en dan teruggaan naar een iets lichtere lijn en dito hengel, maar dat is een persoonlijke keuze en ook afhankelijk van het type te bevissen water.
deze grote streamers hebben minimaal een # 9 lijn nodig en het liefst een WF.
Mijn WF (weight forward) #9 lijn werd voorzien van een leader. Deze leader was totaal anders dan die ik voor het ‘gewone’ vliegvissen had gebruikt.
Deze waren opgebouwd van een dik begin naar een dun eind, om het kunstvliegje te doen overslaan. Het kleine vliegje heeft namelijk geen gewicht, maar moet wel op het eind recht en gestrekt op het water terechtkomen.
Bij het gebruikt van een snoekstreamer heeft deze verenpracht al een behoorlijk gewicht, helemaal als hij nat is. Hierdoor slaat de streamer uit zichzelf wel over en kan je de leader heel eenvoudig houden. Een stuk van150 centimeter, 50/00 fluorocarbon, doet zijn werk uitstekend. Weet wel dat hoe langer de leader en hoe zwaarder de streamer, des te moeilijker het is om de streamer goed en gestrekt weg te zetten. Daarom kan je de leader beter iets te kort nemen in het begin dan te lang.
De polder is bij uitstek geschikt om te beginnen met streamervissen. Je hoeft geen al te grote afstanden te werpen, maar wel precies.
Volgende week: Goed materiaal maakt wel degelijk het verschil.
.