image description

De Allrounder : Winters karperen

Eén van de vreemde misvormingen in mijn vissershersenen is dat ik in de winter zin heb om te gaan vissen met de vaste stok, of te gaan karperen. Het is dan echt niet het ideale moment om goed te vangen, maar er blijkt weinig aan te doen. Toegeven aan die drang lijkt me dan het minste gedoe.

Veel winter hadden we lang niet, en het was op het einde van warme wintertijd dat de drang weer eens op kwam. Het is half bewolkt, 6°C maar bijna geen wind; dus mooi te doen voor een paar uurtjes. Een plasje in de buurt wordt mijn doel. Het is al een tijdje geleden dat ik er nog kwam, en ik ben enigszins verwonderd dat er nog leliebladeren aan de oppervlakte staan, midden de winter dus, maar nog niet verdwenen!!


Nog niet verdwenen

Terwijl ik de hengels optuig, vallen mijn ogen op een paddenstoel die daar wat verderop nog staat te pronken met zijn boeiwijze. Normaal moesten die al lang verdwenen zijn vanwege de vorst, maar de opwarming van de aarde geeft deze schimmelsoort dus voordeel: een langere levenstijd.


Winterse paddenstoel

Aan het schepnet besteed ik meer tijd dan anders. De kerstman heeft mijn gebeden verhoort, en zoon Dries is blij met de vervanger van de oudere versie. De kerstman kent er van, want het net is technisch mooi uitgedokterd. Het neemt weinig plaats, dit omdat het net zelf voor een deel over de steel schuift. In samengeschoven toestand is het ietsje groter dan de lengte van mijn kleine onthaakmat.


“net” iets groter

Opengeklapt en uiteengeschoven geeft het me toch een ruim schep-bereik. De compactheid van dit ding zal wel in mijn boot ook van pas komen; zeker op baars-jacht zal het helpen voorkomen dat specimen-vissen pal naast de boot nog snel even de haak kunnen lossen!


Op zijn volle bereik

Dit grote bereik komt al gelijk van pas. Tussen de lelieresten zie ik een mooi pennetje liggen. Als ik mijn schouder net niet uit de kom rek, kan ik er juist bij. Voila, de eerste vangst is al binnen.   
 

Een eerste vangst

Bij aankomst had ik al direct een klein aantal Krill-pellets gedropt op de stek die ik voor ogen had. Midden in het waterlelie -bed is the place to be. Er zullen daar wel wat vissen een winters plekje hebben gezocht. De pellets blijken het beoogde effect nu al te hebben behaald. Ik zie nu en dan een bladrestje wat bewegen, en op één plekje zie ik zelfs erg fijne belletjes. De vis is dus al aan het azen geslagen! De nerveuze goesting om iets te gaan vangen dringt zich op in mijn botten. Al snel zijn de pennen op diepte gezet, en liggen de hengels in stelling.


Beide hengels in stelling.

Ik verwacht vlot een eerste actie, maar die blijft toch behoorlijk lang uit. Als de eerste aanbeet er dan toch komt, sla ik die vakkundig mis. Ik baal een beetje, want ik weet dat ik de vis wat langer had moeten laten doorgaan. De krill-pellet is uit de baitband, en snel gaat er een verse in. Netjes op dezelfde stek gaat de montage weer te water. Ik hoop op een herkansing maar die komt er niet.
Een halve meter verder beweegt weer een blad. Ik zie de stengel in de linker richting naar de bodem lopen, en probeer een inschatting te maken waar die ongeveer op de wortelstronk zou staan. Op die plaats laat ik de pellet van de tweede hengel zakken. Na tien minuten gaat de pen op wandel. Ik sla, heb een halve seconde een vis vast, maar die schiet los. Het resultaat is een “lijntjeswarboel”.


Propere nestel!

Wat verder gebeurt zal menig visser wel herkennen. Telkens als ik een momentje opkijk tijdens de “ontwarsessie”, beweegt mijn andere pen. Telkens schiet mijn hand dan naar het handvat van hengel 2 in de hoop om succesvol te kunnen aanslaan. Telkens echter valt de beet direct weer stil, tot dat ik weer met mijn twee handen aan het ontwarren ben. Op die manier maak ik mijn gordiaanse knoop enkel maar slechter! Uiteindelijk sla ik toch maar eens op een halve aanbeet, en zo staan de vissen al 3/0 voor; niet goed bezig dus!! Maar de zon komt wat door, het is aangenaam buiten vertoeven, dus maak ik me (nog) niet druk.


Aangenaam toeven

Aanbeet vier, vijf, zes en zeven gaan netjes dezelfde richting uit. Grrummmmbellll, het werkt nu wel al wat op mijn systeem. Ik vermoed dat er een schooltje blauwbandgrondels op de stek zit, en die zijn zeker verzot op de pellets. Vanwege hun kleine bekjes zijn ze echter zo goed als niet vangbaar, tenzij je haakgrootte 28 gebruikt, maar dat ben ik nu echt niet van plan.
Ik weet uit ervaring dat de blauwbandgrondels niet zo gek zijn op stukjes kaas, en laat dit nu een aasje zijn dat de andere vissen op deze vijver wel lusten. Voor alle zekerheid monteer ik maar en paar kleine stukjes. Het is tenslotte koud, en kleine hapjes hebben bij de vissen dan de voorkeur.


Aperitiefhapje kaas

Dat het koud is laat zich steeds meer voelen. Deze nacht gaat de temperatuur stevig onder de nul, en de afdaling naar de diepvriestemperaturen is reeds ingezet. Bovendien begint het zacht te regenen; niet iets waar mijn reeds koude handen niet naar verlangden!


De koude regen is niet direct welkom

Het vallend water heeft echter ook een cadeautje mee gebracht. Een regenboog werpt zich op boven de bomen. Hoe vaak je dit fenomeen al zag, (en zeker vissers zagen dit al vele keren) toch gaat het niet vervelen. De camera wordt opgediept, en ik klik diverse foto’s bij elkaar, zoekend naar de best passende instelling.


Boog oven de bomenboog

Dan zie ik uit mijn ooghoeken een pen wegschuiven. Weer op een fout moment eigenlijk, maar deze aanbeet zet zich mooi door. Terwijl de ene hand de camera behoedzaam op de grond zet, schiet de andere hand door, en veert naar boven in de hoop dat het dit keer…  Yes, yes, deze vis hangt!!. Het kleine karpertje vecht op zijn winters, en beland al gauw in het net. Ik ben zo gelukkig als een kind met deze kleine vangst. Het schepnet is ontmaagd, opdracht al deels geslaagd.


De eerste in het ontmaagde net

Als ik het net terug aan de kant zet, zie ik nog een paddenstoel staan. Hij staat tegen een plukje nog bloeiende plantjes aan. Gek toch dat planten nu nog hun bloempjes laten zien; geen bestuivend insect dat in deze periode van het jaar nog aan het werk is.


Twee bloeiwijzen naast elkaar

Als beide hengels terug in liggen, moet ik dit keer niet lang wachten op een mooie aanbeet. Al verloopt deze wel veel meer twijfelend, toch slaag ik er in om op het juiste moment aan te slaan. De giebel vecht voor wat hij waard is, maar dat is niet voldoende om mijn materiaal zwaar te beproeven. Even later kan ik hem naast de steel van het net houden om zijn lengte na te meten. Al zo handig, dan moet ik niet telkens mijn meetlint uitdiepen.


Naast de “meetsteel”

De leliebladen die het meest bewegen, liggen het dichtste tegen de oever aan, merk ik steeds meer op. Daarom leg ik de pennen ook dichterbij deze kant. Ik krijg hier nu regelmatig wat actie op de pennetjes, maar de meeste beten gaan gewoon niet door.


Meer actie dichtbij

Ik voelde het eigenlijk al een tijdje aan: ik ben niet optimaal bezig voor deze winterse omstandigheden. Als ik nog eens kom, dan moet de lijn dunner, en de pennen wat lichter. Elk klein beetje minder weerstand kan de vis net iets verder over de streep trekken, die streep die het punt van de aanslag aanwijst. Dat punt bereik ik nu naar mijn zin te weinig. Of zijn ze hier al wat te veel op hun hoede na die paar drils? Ik besluit wat verderop tegen het vlot ook wat pellets te water te gooien. Straks probeer ik het dan daar ook nog even.
De sessie zal toch niet te lang meer mogen duren. Ik vis eigenlijk weeral wat langer dan gedacht, maar de zin om te stoppen komt nog niet naar boven. De invallende schemering meldt zich echter aan.


De avond is aan het vallen

Dan verkas ik het meeste van mijn gerief naar stek 2. De pennen gaan op deze verse stek te water. De ene gaat echt tegen de vlonder aan. Van die donkere stek verwacht ik het meeste. Een paar extra pellets gaan er naast. De eerste aanbeet hier wordt ook netjes mis geslagen; de tweede aanbeet zet niet door. Ik zie mijn kansen al slinken, de verwachting ligt niet erg hoog meer, en mijn handjes roepen dat ze naar de warme kachel willen. Ik verstom hun geroep door ze diep in mijn zakken te stoppen. Ik wil nog één aanbeet verzilveren!


Wachtend op de laatste aanbeet

Daar duikt de ‘vlonderpen’ lichtjes weg. Ze draait even rond haar as, en schuift daarna in mijn richting. Steeds sneller tot ze helemaal wegduikt. Ik sla en voel weerstand. Links, rechts, voor en achter breidt de hengeltop zich samen met de lijn tussen de leliebladen door. Het levert eventjes wat spannende momenten op. Van die momenten waar een vissershart warmer van klopt. Dan komt de vis boven, het schepnet gaat onder zijn vermoeide lijf. Opnieuw een giebel, maar hij brengt wat meer cm op de “meetsteel”.


Net wat groter

Ik besluit na het terugzetten de roep van mijn handen maar te volgen. Ook mijn voeten zijn stevig aan het mee-roepen nu; eigenlijk mijn ganse lijf al wat. Vreemd toch dat ik dat elke keer veel meer voel als ik stop met vissen. Nog een reden om niet gauw met vissen te stoppen. Als al mijn materiaal weer weg zit, en ik klaar ben om te vertrekken, is de zon al lang vertrokken. Waarschijnlijk zit ze ook al aan haar warme kachel thuis  


De zon is al thuis

Bart Debaes