De Allrounder 25   Winters oppervlakte karperen

De Allrounder 25 

Winters oppervlakte karperen  

Door Bart Debaes
 
Deze winter levert veel dagen waarop karper bevissen toch nog mogelijk blijft. De watertemperatuur ligt nog behoorlijk hoog en dat, samen met regelmatig wat zon, houdt de karpers in matige vreetstemming. Nu en dan steekt dan de drang op om ondanks het niet ideale karperweer toch deze vissen te gaan belagen. De laatste keer liep het dan ook nog echt goed.

In anderhalf uur lukte het me om meerdere vissen te verschalken. Eén gebeurtenis trekt me nu echter nog meer naar de waterkant: ik had karper in de oppervlakte zien azen. Dit was zo gebeurd: na het voeren van de twee soorten grootten van pellets, waren er telkens een aantal weggedreven. De Krill pellets van Bait-Tech zijn namelijk zo vettig als het lichaam van een pas ingesmeerde zonne-aanbidster.
 

Vettig maar zeer attractief.

 
Vaak geraken deze korrels daardoor niet allemaal gelijk door de oppervlaktespanning van het water. Ook nu niet, en een aantal was afgedreven met de stevige wind. Ik had er verder geen aandacht aan besteed, want verwachtte bij deze lage temperaturen geen actie zo hoog in de waterkolom.

Ik viste dicht onder mijn eigen kant, op het kleine taludje dat mij de laatste tijd regelmatig vissen leverde. Vanwege de overvloedige regen de laatste dagen stond het water hoog. De plaats waar normaal mijn voeten staan, stond nu onder water.
 

Stukken hoger dan normaal.

 
De pellets ontgoochelden me ook deze keer niet en een paar winterse vechtersbazen hadden mijn penhengel al in 'geluk-opwekkende' bochten getrokken. Bij sommige blonken hun schubben als winters goud. Na een uurtje meende ik aan de overkant lichte deiningen waar te nemen, maar ik ging er eerst van uit dat het ging om windstoten.


Karpers met schubben als winters goud.

 
Omdat het aanhield, keek ik toch maar eens wat aandachtiger, en toen bleek het toch om een azende vis te gaan. "Wat zoekt die nu zo hoog", vroeg ik me af, maar al gauw viel mijn spreekwoordelijke euro. Die wegdrijvende pellets moeten deze vis naar boven hebben gelokt.

Het leek me eerst bizar, dat een paar van die kleine hapjes zo een sterk geurspoor konden uitsturen dat ze half lethargische karpers twee meter naar boven konden lokken. Maar het kon ook niet veel anders zijn. Nergens anders was er op de vijver beweging te zien in de waterspiegel. Wat hebben deze dieren toch een verdomd sterk geur- en of smaakorgaan, of wat voor superaanlokkelijke geur zit dan toch in deze aassoort?
 
Zoals zo vaak, als ik karper zie azen in de oppervlakte, wou ik ook dit keer echt specifiek deze vis vangen. Oppervlakte-aas had ik niet zitten in mijn tas, maar in de hoekjes, diep in deze drager vond ik toch wat verweesde kattenbrokjes.

Een paar werden te water gegooid als voer, en aan een baitband mocht er ééntje voor aas spelen. De schemering was echter al te sterk gevorderd, en ik kon helemaal niet meer zien waar mijn aas telkens naar toe was gedreven. De sterk aanwezige wind maakte het al helemaal niet gemakkelijk.

De paar losse aasjes werden nu al gepakt door drie verschillende vissen, mijn adrenalinepeil was ondertussen behoorlijk gestegen. Plots een grote kolk van een wegvluchtende vis. Een hormonenstoot stuurde snel mijn hengeltop omhoog. Mijn aanslag leverde niets op, dat kon ook niet, want blijkbaar lag mijn aas stukken verder naar rechts dan ik dacht.

Het was het laatste kattenbrokje geweest, het was te donker, en eigenlijk moest ik al thuis zijn. De winterse oppervlakte-azers hadden dit keer gewonnen.
 
De dagen nadien werd het weer wat kouder, maar de beelden van de karperlippen die het wateroppervlak doorkliefden, bleven me voor de geest komen. De drang naar een 'winterse oppervlaktevis' werd steeds groter.

Er kwam onverwacht een anderhalf uur vrij, op een dag dat het weer nog best mee viel. Dat leek me voldoende positiefs om mijn kans te wagen. Aan het water gekomen ging alles snel. Eerst wat kattenbrokjes en brood gooien onder de bomen aan de overkant, maar toch ook wat voeren aan het taludje, je weet maar nooit.

De hengel werd opgetuigd en al gauw lag mijn pennetje te wachten op zijn eerste duik van de dag. Die kwam on-winters snel. Ik drilde de kleine zo ver mogelijk van mijn stek weg. Het was een erg vreemde dril, met heel erg snelle spurtjes. De reden werd duidelijk als de vis het eerst boven kwam, de haak zat ik de flank van de sukkelaar.
 

De haak zat ik de flank van de sukkelaar.

 
Snel werd hij onthaakt en teruggezet. De pen mocht al gauw weer liggen wachten op duik nummer twee. Plots dreef echter een ander dobbertje voorbij, dicht tegen mijn kant aan. Ik kon de draad grijpen die er net achteraan hing. Er hing duidelijk een vis aan het andere einde.

Met weinig weerstand kwam de haak echter los, en ik was een karperpennetje met een ganse elastiek-montage voor een vaste stok rijker wink.
 

Weer een pennetje rijker.

 
Aan de overkant bleef het rustig, te rustig naar mijn idee, zouden de vissen dan toch helemaal op wintermodus zijn overgegaan? Terwijl ik wat pellets bij-aasde op mijn penstek, bedacht ik iets.

Ik probeerde zo voorzichtig mogelijk de voerpellets in het water te zetten, zodat een heel groot deel toch voor een tijdje zou blijven drijven. Dat ging goed, en de wind voerde ze al snel naar de overkant. Tien minuten later was daar de eerste deining.

Vreemd toch, dat na al die ooit gevangen vissen mijn tikker toch ook nog voor deze, niet zo grote, vis echt wel sneller tekeer ging. (Vreemd, maar ik prijs me er voor gelukkig, ik hoop dat dit nog heel lang zo mag blijven.)

Ik besloot om toch niet direct de vis aan te gooien, maar hem eerst tot een veilig 'aan tafel gevoel' te laten komen, in de hoop dat er nog een paar collega’s meer zouden aan schuiven. Daarom liet ik voorzichtig nog wat extra pellets te water. Na een tijdje kon ik drie exemplaren onderscheiden.

Ze kwamen steeds voorzichtig naar boven, het leek helemaal niets op het zomerse oppervlaktegeslurp, en gekolk. Zeker de grootste vis kwam echt heel voorzichtig azen. Er was bijna geen deining te zien op de plaatsen waar hij aas had genomen. Ik meende er de slanke schubkarper in te herkennen van vorige zomer.
 

De slanke schubkarper van vorige zomer.

 
Ik zette mijn worp een stevig stuk naast hun aasstek, tegen de wind in. De bedoeling was om dan het aas naar hen toe te laten drijven, zonder de minste mogelijkheid van een verschrikkende plons. De wind kwam echter niet constant uit dezelfde richting, wat het allemaal wat moeilijker maakte.

Nu eens dreef mijn aas te veel naar links, daarna te kortbij naar rechts. Vanaf de overkant zou het makkelijker gaan, maar daar valt vanwege de overvloed aan struiken niet te vissen.

De steeds maar zachte oppervlakteberoeringen zorgden er voor dat ik het geheel wat meer uit de hoogte wou bekijken, om het allemaal beter te kunnen zien. Dus stond ik gestrekt van bovenuit te turen naar het water. De bewegingen er op vielen echter stil, niet tegenstaande er nog aas op het water lag.

Eerst snapte ik het niet goed waarom, maar toen viel mijn frank, euch, …..euro. Die vissen hadden me natuurlijk in de smiezen gekregen! Waar ik in de zomer soms plat op mijn buik ga om uit het zicht te blijven, stond ik nu al een ganse tijd gestrekt hoog te turen. Natuurlijk hadden ze het spel door.

Ik hurkte neer, en bracht nog wat aas extra. Na een kwartier was er opnieuw een lip te zien. In zijn kielzog kwamen ook vis nummer twee en drie terug. Mijn hormonenpomp sloeg weer aan. Ik kon mijn hartslag volgen op de mee verende hengeltop. Daar zwommen de drie (karper)musketiers richting mijn hapje.

De eerste vis steeg, maar had blijkbaar teveel ervaring met lijnen. Aan zijn reactie kon ik merken dat hij van iets geschrokken was. De net naast hem zwemmende vis maakte snel gebruik van het feit dat de eerste het eten niet gepakt had. Zijn bek schoof over mijn aasje, kort zag ik mijn lijn bewegen op de waterspiegel. Mijn hengel veerde op, en ging gelijk rond. Gespetter in de oppervlakte duidde aan dat de vis gehaakt was. Het was zeker geen reus, maar toch was ik er best blij mee.


Gouden schubbenkrans.


Zijn gouden schubbenkrans achter zijn kieuwdeksel vormden mijn kroon op het werk. De eerste winterse oppervlakte karper was binnen.
 
Bart Debaes