image description

De Allrounder 133 : De wedstrijddag zelf. (deel 1)

Ik heb pech; in de hengelsportzaak hebben ze nog steeds geen verse lading Windex chatterbaits binnen. Daar ik voor de aankomende snoekwedstrijd toch wel erg graag een reserve chatterbait wil, kijk ik verder bij de andere merken.

Mijn oog valt op de “Baby Thrillseeker” van SPRO, en een gesprek (van maanden geleden) met één van hun prostaffers, Rocky Vanduijvenvoorde, valt me te binnen. Hij was indertijd heel erg lyrisch over het ontwerp van deze bait. Hij zou heel erg snel opstarten vanwege de manier van de bladmontage.

Als ik deze bait nu goed bekijk gebeurt dit inderdaad anders dan bij veel merken. Dit gebeurt bovenaan, dus naar de hoofdlijn, niet met een speld, maar is dit heel solide uitgevoerd. Hetzelfde aan de onderkant; daar gebeurt de bevestiging met een erg groot oog dat lijkt ingegoten te zijn in de loodkop. Het lijkt me degelijk “grote-vissen-proof”. Hij zou bovendien heel erg goed te vissen zijn boven en door begroeiing allerlei, en erg veel “geklabetter” produceren. Dit zijn allemaal eigenschappen die men eigenlijk wel zoekt in een chatterbait, dus……... Vanwege zijn erg overtuigend pleidooi toentertijd, had ik me er dan al één willen van aanschaffen, maar ze waren nergens nog voorradig. Nu hangen er hier twee in dit rek, dus gaan ze in het mandje. Straks kan ik vertrekken met 2 soorten klapperaasjes, ik ben nu al benieuwd naar het verschil in beide.


Twee soorten klapperaas

De ochtend van de wedstrijd zelf heeft het gevroren; niet keihard, maar toch voldoende om in de kleine sloten op de buiten een pelletje ijs te veroorzaken. Na snel een kop koffie in het ‘afspreek-café’, waar we een behoorlijk aantal clubleden na lange coronatijd terugzien, besluiten we om eerst een aantal stadssingels aan te vallen. Daar zullen we minder kans lopen om te moeten ‘ijsvissen’      Met het opkomen van de zon is de ijsvorming namelijk nog meer op gang gekomen.


IJs op de brugjes maakt ze spekglad

Wat ons snel opvalt is dat de sloten behoorlijk bruin zijn. Vreemd, bij ons in België heeft het toch niet zoveel geregend de laatste tijd???? Ik ben blij dat mijn klapperaasjes veel turbulentie maken, dan vallen ze toch beter op in deze bruine soepwateren. Ik ben gestart met de Spro-versie, kwestie van al eens te ‘voelen’ waar de verschillen liggen. Het blad van deze Thrillseeker is net wat groter, en dat laat zich ook voelen op de hengeltop. Het klabetter is net wat harder; geen nadeel lijkt me hier. Niettegenstaande mijn aas toch verder te voelen moet zijn dan de wit-rode shad van Wim, is het na een dik half uur toch bij mijn vismaat dat de eerst snoek zich meldt. Deze rover wist in het bruine sop prima Wims “waggelstaart” te lokaliseren.


De eerste is voor Wim.

Wims vertrouwen in deze wit-rode wordt er alleen maar door gesterkt. Daarna laat zich lange tijd geen enkele aanbeet meer gevoelen. De koude handen des te meer. Ik verlang al naar het omslagmoment waarop de zon meer kracht heeft, zodat het vorstgevoel weg wordt ‘geschenen’. Om half tien kan ik echter nog steeds ‘vorstige beelden’ nemen van de omgeving.


Nog steeds niet gedooid.

Daarna verandert het snel, en loopt de temperatuur vlot op. Voilà, nu kunnen we daar weer over beginnen klagen, want zo een felle zon en geen streepje wind is ver van uitstekend snoekweer. Dat laat zich alvast voelen in de vangsten. Een aantal keren klikten mijn kunstaasdozen al open en dicht, als ik op zoek ben op welk kunstaas ze zich vandaag wel willen storten. Nogal wat verschillende aasjes hingen ondertussen al in de speld, als ik dan toch maar eens kies voor de Rapture chatterbait. Het is een half uur later al bijna 11 uur als een eerste actie zich uiteindelijk bij mij meldt. Niets geen felle aanbeet, maar enkel een lichte verzwaring op de top. Toch weet ik instinctief dat dit vis is. Ik sla, en de vis hangt. Op het eind van de dril zie ik dat de haak zich wel vreemd heeft vastgezet, namelijk aan een velletje buiten de bek. Voorzichtig dril ik nu de vis volledig uit, met wat schrik dat dit velletje wel eens zou kunnen doorscheuren. Ik ben van die ‘schrikspanning’ verlost direct nadat ik de kieuwgreep kon toepassen.


Aan een velletje gehaakt.

Daar we zo goed als nergens wat helderder water kunnen vinden, besluiten we om de terugkeer aan te vatten en te verkassen. We zitten ondertussen al bijna buiten de bebouwde kom, en moeten een brug over om terug de dorpskern binnen te geraken. Van heel ver gooi ik mijn aas tijdens het stappen naar de overkant van het eerste kommetje. Netjes een dertigtal cm van de schoeiing aldaar plonst mijn Windex te water. Als ik de molen direct daarna toesla, en de spanning op de lijn wil houden, voel ik weerstand. Gelijk sla ik aan, en onmiddellijk start een snoek aan zijn eerste run. De groenjas greep al toe tijdens de afzinkfase van mijn chatterbait. Ik had dit ondertussen op dit aas al zoveel keren dat er van toeval echt geen sprake meer kan zijn: Deze chatterbaits zijn inderdaad al verleidelijk direct na het eerste contact met het water. De vis voelt onmiddellijk behoorlijk sterk aan, want hij neemt stevig wat lijn. Als ik daarna wat meters kan winnen, stap ik steeds dichterbij. Uiteindelijk kan ik de mooie zeventiger grijpen. Het is een goedgevulde vis, en na een snelle foto mag hij weer terug.


Goedgevulde vis.

De terugweg naar de wagen wordt verder gezet. De sloten zijn in dit deel van deze wijk nog bruiner, zodat we enkel de meest aanlokkelijke hoekjes nog snel wat aanwerpen. Op die manier schuiven we sneller op. Zeker de uiteinden van de sloten bestoken we. Daar wil nog wel vaker een rover in hinderlaag te liggen. Als ik van ver zo een uiteinde wil aanwerpen, komen een paar eenden aangevlogen, waarschijnlijk met de gedachte dat ik voor hen eten in het water aan het gooien ben. De eerste drie exemplaren merken netjes op tijd mijn dyneemalijn op, maar de vierde moet hoognodig eens naar de oogarts. Ik zie het gevaar aankomen, en probeer nog snel te pareren, maar de mannetjeseend hangt al in de draad. Luid kwekkend geeft hij zijn paniektoestand aan mij door. Ik hoop dat hij zich snel nog kan loswieken, maar dat is ijdele hoop. Gelukkig heeft mijn haak zich nog nergens vast gezet, want ik zie mijn aasje onderaan zijn poten bungelen, en voorzichtig haal ik het arme dier binnen. Eenmaal ik de vogel te pakken heb, houdt hij zich gelukkig erg stil. Ik hoor boven mij iemand grinnikend een paar foto’s maken.


Gelukkig zit de eend snel stil.

Het blijkt dat de lijn zowel onder de linker als de rechter vleugel vast zit tussen de veren. De lijn is dus zo al snel verwijderd, en ik kan weer verder. De laatste anderhalve km water levert ons niets meer op. “We eten wel terwijl we verkassen“, haalt Wim aan. Zijn honger naar meer vis is nog erg groot. Hij bewees zijn kunde de laatste wedstrijden al goed, en wil dus ook vandaag zeker niet laag in de rangschikking eindigen. We rijden naar de buitenwijken van een grotere stad. Wat mij daar al gauw opvalt zijn de vele bloeiende krokussen. Ze rekken zich om zoveel mogelijk van de zon te kunnen genieten. Met hun felle kleuren proberen ze de insecten uit de buurt te lokken, in de hoop van bevrucht te geraken. Met de heersende temperaturen lijkt mij dit voorlopig nog wat ijdele hoop.


Nog wat te koud voor de bloemetjes en de bijtjes

Bart Debaes