Op Ierlandtrip met zwarte roofvissers (deel 7)

Op Ierlandtrip met zwarte roofvissers (deel 7)

 
Door Bart Debaes
  
Als ik ’s morgens uit mijn bed moet, voel ik nog beter dan gisterenavond dat mijn rug vandaag niet zal mee werken aan een dag bellyboatvissen. Het wordt er dus eentje vanaf de kant. 
 
De grote plas die we van plan zijn om aan te pakken is daar, vanwege zijn harde stenen oever, perfect voor geschikt. De brede kragen stoppels ervan zijn een ideale jungle om snoeken als snipers op hun prooien te laten schieten. De plas ligt er prachtig bij. 
 
De plas ligt er prachtig bij. 
 
Het is zonnig, maar nog fris als we aankomen, dus er zal nog niet veel prooivis tussen de planten zitten. Ik besluit mijn tactiek hieraan aan te passen. In het heen gaan zal ik voor de plantengordel vissen. In de terugkeer zal de zon dan wel aasvisjes naar het warme water hebben gelokt, en dan zal ik met spinnerbaits deze oevers bestoken. 
 
Daar Tom reeds zoveel succes had met zijn groot aas, en het water ook hier zeer helder is, start ik op een manier die ik normaal niet prefereer. Met groot aas, en een bijhorende harde stok zware brokken wegknallen en terugvissen is namelijk niet direct mijn ding.
 
Zware brokken wegknallen. 
 
Mijn te testen 2.4 meter versie van de Opticast zou dit werk eigenlijk moeten aankunnen, maar dat zou ik graag bevestigd weten. De eerste worpen met een Buster Jerk maakt dit al duidelijk. Zowel het gooien als het binnenvissen gaat deze Arca uitgave prima af. 
 
Nog voor de tiende worp krijg ik heel ver een dreun te verduren. Ik sla aan, en hoop op groot. De dril verraadt als snel dat het wat minder zal zijn. De maatlijntjes op mijn hengel geven aan dat het bij 54 centimeter al stopt. Het blijft een vreemd gegeven dat ook kleinere rovers vaak grote brokken aanvallen. 
 
Grote hap en toch kleinere rover.
 
Tien minuten later is het opnieuw raak. De beet kwam weer van ver, maar was heel wat zachter, het leek meer op vastlopen. De eerste kopslagen doen mijn hart versnellen, dit is grote vis. Ik weet dat ginds ongeveer een kort talud naar beneden duikt, dus probeer ik de vis hoog te houden. 
 
Van op die afstand is dit echter niet mogelijk, de vis duikt diep, en mijn hengel geeft aan dat de lijn door planten gaat. Mijn vrees komt uit. De vis raakt muurvast. Als ik de druk wat verminder voel ik aan stoten op de hengel dat hij er nog steeds aan hangt. 
 
Ik laat de lijn slap vallen in de hoop dat hij zichzelf los zwemt. De draad beweegt echter niet, dus na een tijdje trek ik er rechtstreeks aan met mijn handen. Enkel een hoop planten komt mee aan de Buster, sh…t. 
 
Verderop begint wat vis in de oppervlakte te spelen, een rover verstoort hun spel. Aan de kolken te zien is het geen reus, dus de grote Buster wordt gewisseld met een baby uitvoering. Ik krijg de jager er niet mee over de streep. 
 
Net als ik naar de nog kleinere versie wil wisselen komt een wat grotere snoek zich onverwacht moeien. Hij geeft zich niet gemakkelijk gewonnen, maar de hengel heeft veel te veel ruggengraat om tegenop te kunnen. Wat later scoort de baby nog een vijftiger.
 
De vechter geeft op.
 
Helemaal aan de overkant van het meer heerst blijkbaar wat tumult. Ze blijven met drie man lange tijd dezelfde stek te bestoken. Ofwel werd daar dus een grote gemist, ofwel zijn ze op een bal snoeken gebotst. Het blijkt het eerste te zijn. Tom heeft er natuurlijk lol in dat hij de ‘net-geen-meter’ kon verleiden. 
 

Tom heeft er lol in.
 
Opnieuw wordt de regel bewezen dat je met groot aas makkelijker aan de grote vissen kunt komen. 
 
Weer net geen meter.
 
Ondertussen ben ik aan het verste deel gekomen tot waar je gemakkelijk kunt waden. In het terugkeren, zal ik nu de stoppelvelden aanpakken die de ganse tijd in mijn rug stonden. Ik geloof er ondertussen heilig in, dat de modder die ik in de heentocht deed opdwarrelen kleine vis tot azen aanzet in mijn gelopen pad. 
 
Dit zal ik dus zeker ook aangooien, maar ook vlak tot in de kant, pal tegen de oever aan verwacht ik zeker snoek. De zon geeft al stukken meer warmte, en in het voorjaar blijken snoeken daarvan te willen profiteren. 
 
De eerste actie komt redelijk snel. Mijn spinnerbait land op een halve meter van de oeverrand, waar ongeveer 10 centimeter water staat. De plons activeert een meter of zeven verder een zonnebader. Deze demonstreert dat hij veel sneller optrekt dan een Porche. 
 
Een hoge, smalle boeggolf verraad dat het geen grote is, maar dat maakt me niets uit. Ik vind dit soort van aanvallen altijd prachtig om mee te maken. De dril tussen de stoppels is dat misschien wel wat minder, daar ik geen duimbreed mag toegeven. Al gauw ligt hij voor mijn voeten. 
 
De vis geeft zich over.      
 
De volgende komt van nog veel verder af. Het is onmogelijk dat die vis mijn spinnerbait al kon gezien hebben bij de landing. Ik gooide halfweg de stoppelbreedte in. Vijftien meter verderop, vlak tegen de kant aan, start bij de kunstaasplons een kolk, die in een omhooggeduwde waterlijn naar de plons schiet. 
 
Zijn richting was net een beetje verkeerd, maar als hij het blinkende ding wat later opmerkt stuurt hij bij, versnelt nog wat, en knalt op het aas. Als je ze van zo ver ziet komen is het altijd moeilijk om je te beheersen tot je de beet ook werkelijk voelt. 
 
Na de aanslag gaat de vis kopschuddend de lucht in, maar gaat hij er af. Toch glunder ik, en mompel: ”Prachtig, machtig.” Ik weet dat je bij deze visserij regelmatig een visje verliest, ook hier is het niet anders. 
 
Naast de zeven gevangen stuks zullen er nog acht af gaan. De snoeken zijn meestal ook niet zo groot, maar dat alles kan me echt niets schelen. Ik blijf het prachtig vinden om te doen.
 
Het gebeurt soms dat een ‘kleine-snoekjes-vreter’ zich tussen de planten komt voeden. Dan is het hek in deze stoppeljungle helemaal van de dam. Even lijkt het er op dat ik toch zo een beer ga vangen. Bij zijn eerste aanval verschiet ik me een hoedje. 
 
Waaaw, wat een kolk, zo dichtbij, maar de gewenste tik in de pols kwam er niet. Blijkbaar had ‘de beer’ gemist. De twee volgende worpen lukt het me niet om zonder haperen mijn spinnerbait binnen te vissen. De stoppels staan gewoonweg te dicht op elkaar, de rover betrouwt het 'gehaper' onderweg dus niet.
 
De stoppels staan te dicht op elkaar.
 
Ik probeer de wat opener delen rondom het stokjesveld aan te gooien, in de hoop dat hij de afstand zal overbruggen. Het blijkt een paar worpen ijdele hoop. In de laatste vijf meter van worp zeven, vlakbij een open gat tussen de stoppels, vliegt hij er alsnog op. 
 
Zo vlakbij, in dit heldere water, gok ik hem op een kleine negentig cm. In deze ondiepte kan hij niet veel meer dan de lucht in te gaan. De strakke lijn dwingt hem hierbij tot een salto. Hij spurt naar links, de lijn snijdt tientallen stoppels door. 
 
De slip ratelt, een heerlijk geluid. Het geluid valt stil, de snoek is er af. Hij ligt dichtbij, met zijn kop in mijn richting, en zwemt traag naar me toe. Ik sta stokstijf. Als hij op een meter of vijf van me komt, lijkt het alsof zijn ogen naar boven draaien. 
 
Even kijkt hij me aan, dan draait hij zich 90° en schuift weg naar de diepte. Boenk, boenk, gaat hevig de tikker in mijn borstkast nog, wat was dat weer sjiek. 
 
Bij de vermolmde steiger is het even tijd voor een plasje. Als ik de spanning heb laten weglopen, en terug kom bij het bemoste hout valt me de schoonheid van het achteloos neergelegde geheel op. Het vissen kan even wachten, eerst klikt een paar keren de camera.
 
Ik vind dit fotogeniek.
 
De meesten staan ondertussen al bij de auto’s het middagmaal te verorberen. Ik sluit me aan. Het is ondertussen stukken warmer geworden, iedereen heeft een trui teveel aan, en de laatste man komt zweterig aangestrompeld. 
 
Waarom liggen die meren zo ver van de weg.
 
‘Sweaty’ Tom ving net als Wim vier stuks, Frederiek drie, maar Kurt lukt hier het best met elf. Kurt loopt eigenlijk al heel de ochtend vrij nerveus. Hij is een fervente roker, en heeft geen aansteker meer bij die nog werkt. 
 
Als plots een auto op de verlaten weg komt gereden ziet hij zijn kans. Hij doet het voertuig stoppen, en vraagt vriendelijk aan de bestuurster: “Do you have fire in your car?” De letterlijke vertaling in mijn hoofd, en het verschrikte gezicht van de Ierse vrouw die achterom kijkt, doen me verslikken in mijn slok frisdrank. 
 
Om te voorkomen dat de vrouw denkt dat ik haar uitlach, verstop ik me achter de wagen. Daar kom ik niet meer bij tot de auto wegrijd. 
 
Het lijkt ons uitstekend weer om een hele grote ondiepe plas in de buurt aan te doen. Dit water was jaren onze joker, vooral voor bakbeesten, maar de laatste trips was het heel wat minder. Er is daar ook zeker een kans dat iemand nog het roze t-shirt kan oplopen. 
 
Een ander voordeel van dit meer, is het feit dat ik één lange oever ook kan bevissen vanaf de kant. Vanwege zijn ondiepte is het bovendien perfect om er met de streamer te vissen. Kurt gaat daar voor, en we kunnen ook Tom overtuigen dat dit een prima stek is om als snoekvisser 'streamer-ontmaagd' te worden. 
 
Dat Kurt hierbij in zijn achterhoofd heeft zitten dat Tom zo ook sneller 'roze-trui-drager' kan worden, staat buiten kijf. 
 
Kurt’s vliegenstok gaat eerst krom, nota bene op precies dezelfde plaats waar Tom zijn streamer net niet ten volle werd gegrepen. De plaaggeest kwam gewoon 'een beetje helpen'. Als Kurt kort erna weerom scoort gaat zijn plaaglitanie van start. 
 
Hij zal Tom nog heel lang kunnen jennen. Ze liggen al aan de overkant van de toch grote plas als ik hem nog regelmatig bezig hoor.
 
Wat later is ook mijn nul weggepoetst, een vijftiger van net voor een bundel riet hielp me erbij. Ik kom nu bij meer open rietvelden. 
 

Wat meer open rietvelden.
 
Hier en daar liggen er zelfs wat verscholen gaten tussen van een paar vierkante meter, en die zullen de hoofdrol gaan spelen in deze laatste uren. Ik monteer een spinnerbait die ik al jaren voorbehoud om enkel hier te vissen. Hij is in een kleur gemaakt die zich hier al meer dan bewezen heeft. Ooit gemaakt door vismaat Luc en in zijn eigen stijl perfect afgebouwd.
 
 
In het eerst gat ligt een snoek, en geen kleintje ook. Het duurt een tiental worpen vooraleer deze beslist tot een aanval. Mijn kunstaas bevindt zich op een meter of tien als hij komt aangestormd, recht op me af. De bek zie ik open gaan, en……. hij blijft gewoon open. 
 
Dat zag ik nog nooit. De snoekenbek werkt als een remparachute, waardoor de vis stil komt te liggen. Het is duidelijk dat hij mij in de smiezen heeft. De snoekenbek gaat toe. We kijken elkaar een tijd aan, ik sta stokstijf. Traag draait hij zich daarna om, en gaat terug tussen de rieten. Zoals te verwachten, komt geen reactie op mijn volgende worpen.
 
Tom is ondertussen “streamer-ontmaagd.” De dril aan de vliegenshengel vond hij fantastisch, het was dan ook direct een knappe om mee te starten.
 
Knappe eerste streamer vis.
 
Blijkbaar rook de vis echter niet zo lekker, als je Tom’s grimas ziet bij het terugzetten. 
 
Net een windje gelaten...?
 
Langs mijn rietkraag komt voorlopig niets meer, maar de volgende opening midden in een rietveld is het weer raak. Direct na de val van de spinnerbait knalt het water acht meter verderop open in een kolk. In een hoge V-golf spurt de grote vis naar het blinkende ding. 
 
Keihard gaat hij er op. Ik moet de snoek zo kort mogelijk houden. Dit zorgt voor een spectaculaire dril in de oppervlakte. Na een dertigtal seconden gaat de dikke tachtiger voor de derde keer het zwerk in, en schiet gelijk af. Dit is balen, maar wat was het spektakel toch al weer mooi. 
 
In het volgende, kleinere open gat geeft een tik een nieuwe aanval aan. Ik zie dat de middelgrote snoek mijn kunstaas volgt. Hij doet dit tot vlak onder mijn hengeltop. Er is tussen deze stengels helemaal geen mogelijkheid tot het draaien van een achtje. 
 
Het enige dat ik kan doen is de spinnerbait laten vallen; een truc die wel vaker werkt. De snoek volgt de duikvlucht, en heel licht voel ik een zucht in de hengeltop. Ik sla aan, en de aanvaller gaat wild te keer op deze korte onderlijnlengte. 
 
Het snoekje gaat wild tekeer.
 
Helaas gaat ook deze af. Tja, dat was enigszins te verwachten, zo kortbij.
 
Wat verderop zie ik opnieuw jacht in een open deel. Behoedzaam schuif ik er naar toe. De plaats waar ik de laatste kolken zag neem ik als mikpunt. Toch duurt het weer een worp of tien voor er reactie komt. Vlak langs de rieten spin ik binnen. Van tussen de stengels komt de rover aan. 
 
Opnieuw hangt maar en meter of twee dyneema uit de top als de rustige, diepe bonk komt. Hij schuift vlak voor mijn voeten voorbij na de aanslag, woohooo, die is groot. De dikke negentiger gaat eerst enigszins rustig door naar rechts. De hengel buigt heel diep door. Vreemd dat de slip nog niet werkte. 
 
Ik grijp naar de slipmoer om die wat lichter in te stellen. Vaak is dit een verstandige keuze als je zo dicht aan de dril gaat. Deze moer blijkt echter vast te zitten. Wat is dat? Ik heb voorlopig geen tijd om me daarop te concentreren. De snoek gaat nu op snelheid naar links, en ik moet wat meelopen om de aanval op te vangen. 
 
De vis draait zich, en ik kijk snel naar de molen. Het blijkt dat de dyneema onder de slipmoer is gewaaid, daar een paar keren is rond gedraaid, en zo voorkomt dat de slip kan werken, of kan worden bijgesteld. Dit komt niet goed. Ik besluit om telkens zo goed mogelijk mee te lopen. 
 
In de modder, heupdiep, blijkt dit echter niet mee te vallen. De dikkerd gaat nu in volle snelheid opnieuw naar rechts. De hengel zet veel druk, waardoor de vis gaat springen. Net als hij valt, veert de top recht. 
 
De lijn is door. Verbeten West-Vlaamse klanken weerklinken over het water. Dit is echt niet leuk, zeker niet op zo een grote vis; al lag het spektakel gehalte ook hier echt hoog. De brede rietvelden worden minder. 
 
De rietvelden worden minder breed.
 
In het wat opener water verderop, zag ik al een paar keren waaiers speldaas opspringen. Er zijn echter geen grote kolken bij te bespeuren. In dit ondiepe water wijst dit meestal op baars. Ik heb nog iets nieuws zitten in mijn tacklebox, dat ik graag op deze roofvissoort had getest. 
 
Het is van een, voor mij althans, 'nieuw' merk, namelijk Lovec-Rapy. Toen ik dit negen centimeter Rapex model in het rek zag hangen, moest ik het gelijk hebben. Een plugje met een spinner onder zijn buik, daar moest baars toch zot van te krijgen zijn. 
 
Na het monteren voer ik het eens voor mijn voeten, en krijg een paar tikken. In eerste instantie denk ik aan rietstengelresten, maar na de instinctieve aanslag komt toch een baars naar boven. 
 
Direct al baars.
 
What the hell?? Dit al na een meter slepen? Dat belooft. Een paar worpen door het speldaas leveren me wel wat tikjes, maar geen gehaakte vissen op. Dan zie ik wat die tikken veroorzaakt. 
 
Een groepje baarsjes van 8 tot 10 centimeter vallen stoer aan. Hmm, dit komt niet goed. Hoe graag ik ook baars vang, hiermee ga ik het laatste uur van de trip niet mee invullen.
 
In dit open ondiep water lijkt me de kleine mann’s minus geen slechte keuze, ook eventueel om baars te verleiden, maar het levert niets op. Op de terugweg zie ik bij de wolken speldaas nu wel kolken, en dan nog van twee verschillende snoeken. 
 
Eén ervan kan ik vlot te pakken krijgen, de tweede, de grootste vraagt meer tijd. Wat verderop tussen de dichte stengels nog een jachtje. Een spinnerbait is hier weer een must. Na een paar worpen springt een zestiger de bait hoog achterna, net als ik die uit het water hef. Twee pogingen later pakt hij vol, het is de laatste snoek van de trip.
 
Nu komt het minst plezante deel van de trip: alles opruimen, en proberen vroeg te gaan slapen, want we moeten morgen om 02:00 uur op. 
 
Een paar onder ons kunnen echter niet wachten om het 'snoekvisreisboekhoudingstotaal' te kennen. 
 
Allerbelangrijkst blijft voor ons natuurlijk dat de sfeermeter de ganse trip erg hoog positief uitsloeg. Op dat gebied was het zeker een uitstekend jaar. Maar ja, het is eigen aan het vissersvolk dat ze graag de grootste en de meeste hebben. 
 
Onze blue deed het met de grootste vis, en net 80 stuks niet slecht. Zelfs al werd hij, naar eigen zeggen, goed begeleid, iedere nieuwe visserij vraagt toch wat ervaring. De broers liggen dichtbij elkaar in aantallen. 
 
Wim komt met 123 stuks net 1 te kort om op de derde plaats te komen. Kurt behaalt met 142 snoeken goud. Hij plukte er 3 meer dan ik. 
 
De drie mannen met een “De Roofvis” hoodie delen dus de medailles, wat bewijst, dat die hoodies,…….. toch wel geluk brengen       
 
De medaille winnaars.
 
Zoals in het eerste deel beloofd, moet ik nog mijn oordeel geven over de testhengels. 
 
De testhengels.
 
Ik heb ondertussen ook de winkelprijzen opgevraagd. Laat me starten bij de goedkoopste: de Lovector 240, 10-30 gram. Deze gaat in de winkel voor 45€. Een prima hengel als je graag met wat lichter kunstaas aan de slag gaat. Zijn zachtere topdeel schiet lichte gewichten uitstekend weg. 
 
Mijn vooroordeel dat die lichte top de beten wat minder goed zou doorseinen klopt dus niet. Ik gebruikte hem nu ook al op de opening om licht kunstaas te trollen, en ook dit viel uitstekend mee. Het staat nu al vast dat hij zeker een aantal visdagen met me mee mag op de boot.
 
De Diamaster 240, 10-30 gram is een prachtige allrounder. Voor 70€ heb je een hengel die uitstekend is geschikt voor het werpen van uit de belly. Iedereen die er op deze tip mee viste had hetzelfde oordeel. 
 
Het handvat is precies goed van lengte zodat je niet moet opletten om telkens niet ergens rond je aan de boot te haperen. Hij kan makkelijker wat zwaarder werpgewichten aan dan de lovector, en is meer parabolisch.
 
Buigt diep op behoorlijke vissen.
 
Tijdens de dril kan je genieten van een mooi doorbuigende hengel, maar hij heeft zeker body genoeg om de haken goed te zetten, en om elke vis aan te kunnen.
 
Met de twee Opticast hengels zitten bij de duurste van de vier. Met de dieprode accenten in de hengel vind ik het een mooi ontwerp. De 240 kost 100€, en de bij 270 versie komt nog 10€ extra. Beide hebben een werpgewicht van 30 tot 60 gram. 
 
De kortste kan qua werpgewicht zeker meer aan. Als je de hengels even 'voelt' dan merk je meteen wel dat dit een topkwaliteit blank is. 
 
Parabolische blank.
 
Ze zijn de meest parabolische van de groep, en dat is iets waar ik gemakkelijk voor val. Voor het gooien van zwaarder kunstaas is hij prima geschikt. Als doodaas hengel vond vismaat Tom deze stok uitstekend, ik kreeg hem zelfs moeilijk terug. 
 
Om met mijn standaard kunstaas te vissen is de korte versie naar mijn gewoonte wat te stevig. Ik zie echter in de Arca catalogus dat ze ook een 15 tot 40 gram in die reeks hebben en die zou voor mijn standaard werk wat beter passen. Dus misschien als ik ze het eens heel lief vraag.
   
De langere versie gebruikte ik de ganse trip als doodaas hengel. Hij zal hiervoor voorlopig niet snel zijn plaats moeten afstaan. Met zijn krachtreserve in de onderkant zet hij uitstekend de haken, maar toch is hij gewillig genoeg om te gaan buigen voor iedere tegenstander. 
 
Dat laatste is voor mijn persoonlijk visgenot erg belangrijk. Zoals gedacht volbracht hij zijn functie als bijhengel in de boot bij de opening van het seizoen ook prima. Kortom, ik ben er zeker van dat deze hengels qua prijs/ kwaliteit zeer hoog scoren. 
 
Arca zet zich bij deze een ferm stuk hoger in mijn achting. Ik maak er bovendien nog de bedenking bij dat het dit jaar één van mijn betere jaren was op het gebied van het aantal vissen dat ik tijdens de dril loste. Het kan toeval zijn, maar ik hou het verder zeker in de gaten.

ANDEREN LAZEN OOK

image description
Peter dobbert door… naar 2023…
Willem Moorman -
image description
De haken en ogen van een Noorse vistrip (17)
Marc Borst -