**KLAAR**                Karperpassie                   115

Karperpassie 115

Door Co Sielhorst

4 september 2004.
Het drama van afgelopen week heeft een behoorlijke deuk geslagen in mijn zelfvertrouwen. Ik heb geprobeerd om daar midden in de week al iets aan te doen. Het strakke voerschema lijkt te werken dus ik ga gewoon door.

Woensdag ben ik er weer. Als de mistflarden oplossen zit ik al in de boot. Het water is spiegelglad. Er ligt een pond aas op mijn stek. Ik heb de kijker thuis gelaten. Wat kan me nog meer afleiden? Meer kan ik eigenlijk niet bedenken. Ik wil supergeconcentreerd vissen.
Dat lukt vrij aardig.

Tot de libellen ontwaken als de zon gaat schijnen. Ze zorgen voor aardig wat afleiding. De grote snorrende jagers strijken regelmatig op de boot neer om een net gevangen vliegje op te peuzelen. Dan gaat er een op mijn knie zitten. Ga nou weg, zo kan ik me niet concentreren. Er gebeurt verder niet veel. De libellen worden steeds brutaler. Ze hebben scherpe ogen. Die grote kop is ook een en al oog. Ik leg mijn hand op mijn knie. Als een soort uitnodigend landingsplatform. Het werkt! Hoe flikken ze dat. Steeds weer wordt een eenmaal goedgekeurde landingsplek bezocht door verschillende libellen. Wel allemaal van dezelfde soort. Grote blauw grijze joekels. Ik herken er een paar. Door slijtage aan hun vleugels zijn er vier verschillende insecten te herkennen. Ze hebben allemaal hun jachtgebied boven het plompenveld. Hoe de verhoudingen liggen is me niet helemaal duidelijk. Soms klitten ze aan elkaar. Een paringsritueel? Dan weer lijken het net gevechtshelikopters in bloedstollende acties. Met snorrend gespin vliegen ze de hele dag om mijn hoofd.

Mijn pennetje komt iets omhoog. Er ben er honderd procent bij. Mijn hand gaat al naar de hengel. Ligt nu bij de molenvoet. Het pennetje trilt. Zakt dan langzaam weg. Een woest stuiterende knokpartij. Een zeelt. Ik wist het. Het verbaasd me iedere keer weer dat een vis van hooguit twee kilo zo tekeer kan gaan. Ik probeer hem eens anders te landen. Ik weet dat de bek van een karper van binnen heel stroef is. Misschien is dat bij een zeelt ook wel zo. Gek genoeg heb ik geen flauw idee. Ik heb er nooit op gelet. Even goed uitdrillen. Het beest slingert zich nog een keer rond de steekstok. In deze fase geen probleem. Ik pak de lijn en haal de vis binnen handbereik. Hij trakteert me nog even op een flinke plons water in mijn gezicht. Dan zet ik mijn duim op zijn onderlip. Daar blijkt een soort kuiltje in te zitten. Zonder al te veel druk op zijn lip kan ik de zeelt aan zijn onderlip optillen. De bek is niet zo stroef als die van een karper maar het kuiltje is wel handig. Dit is veel beter dan een zeelt met het net landen. Het is een net van bijna anderhalve meter breed. Is toch ook belachelijk om een vis van een halve meter te gaan zitten zoeken in dat enorme net. Het bovendien nogal een lawaaiige onderneming. Ondanks de mooie gecontroleerde landing gebeurt er verder niets meer de rest van de dag.

Zaterdag is een kopie van woensdag. Precies hetzelfde weer. Ik ga weer naar precies dezelfde stek. Gisteren niet gevoerd dus nu meteen maar stevig aanpakken. Vóór ik dat doe kijk ik het eerst een half uurtje aan. Pennetje langs het blad en rustig een poosje zitten. Stel je voor dat er al vis op mijn stek zit. Die zou ik meteen verjagen als ik er plompverloren een bak aas over uitstort. Het half uurtje verloopt zonder dat ik een teken van leven zie. Dan gaat er een kilo voer in. Daar wordt al vlot op gereageerd. Juist ja, weer een zeelt. Het lijkt wel of het iedere keer dezelfde is. Ze zijn ook allemaal exact een halve meter. Vissen van hetzelfde merk lijken natuurlijk op elkaar maar probeer nou eens vijf voorns van exact dezelfde lengte achter elkaar te vangen. Zal niet meevallen.

De dag verloopt opmerkelijk rustig terwijl de zon al weer aardig staat te schroeien. Ik merk dat mijn kussentje begint te lekken. Heel langzaam wordt het harde bakje steeds harder. Mijn zitvlees is er nog niet helemaal. Nog maar eens opblazen. Heerlijk ik zit weer iets hoger. Het bankje wordt ook een beetje een ruggenbreker. Wéér een opsteker. Moet weer een zeelt zijn. Nu tik ik vast voor het pennetje wegzakt. Ja hoor, het is er weer een. Ze zijn erg leuk maar wat ben ik hier eigenlijk aan het voeren?

Omdat de zon nu recht voor me staat kan ik niet zien wat er aan de overkant gaande is. Ik hoor wel geluiden waar in onrustig van wordt. Het is zaterdag en bloedheet. Meer hoef ik niet te zeggen. Het is onvermijdelijk, er gaan mensen het water in. De graskarpers die de hele dag al aan de oppervlakte patrouilleren laten zich zakken. Zelfs de speelse ruisvoorntjes zie ik niet meer. Er steekt gelukkig een verkoelend windje op. Binnen de kortste keren worden alle pluisjes en dorre blaadjes tegen de rietkraag aan geveegd. Ik denk dat ik die kant ook maar eens opga.

De touwtjes gaan los. Heel rustig roei ik naar het riet. Bij de eerste streep rommel zie ik al staarten door de oppervlakte komen. Verkeerde kleur. Graskarpers. Ik laat mijn beurt even voorbij gaan en roei rustig verder. Het water ontploft op vijf plaatsen tegelijk. Ik ga gewoon verder. Hoop dat de wind nog iets verder doordraait. Voor de sloot ziet het er ook wel lekker uit. Een groezelig laagje vol elzenblaadjes die al beginnen te vallen. Veel kleine vis in de oppervlakte. Er knalt een snoekje door de wolk visjes.

Ik leg de boot vast aan verende elzentak. Er kriebelt iets langs mijn been. Ik kan de mepneiging nog net onderdrukken. Een rups schuifelt over de bank lang mijn been. Ik zit kennelijk in de weg. Hij dendert gewoon door. Wat een bizar beest! Knalgeel, als een soort snoepgoed, besprenkeld met zwarte, witte en een enkel felgroen stipje. Wit kopje met een piepklein zwart oogje. Het bonte beest verplaatst zich op pastelblauwe pootjes waar kleine nageltjes aan zitten. Ik zie al dat moois pas echt goed als ik mijn camera erbij pak. Een macroplaatje. Ik vergroot het plaatje uit tot het uiterste. Ik wil er zeker van zijn dat ik dit goed vastgelegd heb. Ik breng hem straks wel even op de kant. Kan ie zich lekker vol vreten en aan zijn volgende gedaante gaan werken. Misschien wordt het nog een veel mooier beest. Ik ben niet zo thuis in het vlinderwereldje.

                       


Ik denk dat de rust weergekeerd is. Er dribbelt een mooi kabbeltje tegen de boot aan. Het maakt vriendelijke klotsgeluidjes. De storing is voorbij. Misschien kan het nog. Ik wil er nog best een paar uurtjes aan vast plakken. Dan bonken er een paar autodeuren dicht op de dijk. Ik kan van hier uit niet zien wat er gebeurt. Even later kraken er takken. Waar ik bang voor ben gebeurt ook. Een stel lomperds strompelt over een omgevallen boom het water in en zet koers naar de verste hoek van het water. Ik zit wat gefrustreerd op mijn rug te krabben. Vreemd gevoel is dat. Het is zo warm geweest dat ik de zoutkorsten van mijn lijf kan vegen. Ik geef het op. Wat ik nog aan heb stroop ik van mijn plakkende lijf. Ik laat me over de rand zakken. Adembenemende koelte. Wat een genot. Een vis vangen gaat vandaag niet meer lukken. Ik dobber wat rond. Zou een vis zich ook zo voelen? Dat is helemaal zo slecht nog niet.

ANDEREN LAZEN OOK

image description
KarperPassie 243
Total Fishing Import -
image description
KarperPassie 280
Total Fishing Import -
image description
KarperPassie 279
Total Fishing Import -