Werpenderwijs naar succes

Werpenderwijs naar succes

door Marco Kraal

Snoekbaarsvissen is vooral een bootjesgebeuren waarbij er óf actief wordt geverticaald óf passief met dood aas wordt gevist. Verticalen staat meestal voor grote aantallen, passief met dood aas voor grote vis. Marco Kraal vist echter steeds vaker werpend, volgens hem een ondergewaardeerde, maar buitengewoon effectieve techniek.

Een grote rivier, ideale stroming, prachtig weer, prima materiaal en een toffe vismaat: de ingrediënten voor een perfecte visdag. Tenminste als de vissen mee willen werken. Die mooie dag in juni laten de snoekbaarzen het echter zwaar afweten. Zelfs de mooiste taludjes leveren geen enkel stootje op. Na een uur of drie zonder enige stoot te hebben geverticaald, wordt het tijd de zaken radicaal anders aan te pakken.

Een drie meter lange spinhengel bewapend met een grote groene shad moet de dag gaan redden. In plaats van het talud te volgen, laat ik de boot een kribvak met een fraaie rietkraag in driften. Beheerst werp ik het rubber tegen het riet aan om direct te concluderen dat er nog geen 50 centimeter water staat.

Blijkbaar toch genoeg water voor een snoekbaars, want meteen na het starten van het kunstaas krijg ik een akelig harde klap op de hengel. De dader blijkt een bak van een snoekbaars. De eerste tachtiger van het seizoen is binnen. Lekker gevoel!


Ook op het grote, stromende water werpt de auteur graag een shadje naar de oever. 

Selectief
Hoewel ik de afgelopen jaren het verticalen steeds vaker afwissel met werpend vissen, ben ik pas dit jaar echt serieus gaan werpen. En met aardig succes. Bij het schrijven van dit artikel kan ik uit mijn vangstregistratie opmaken dat de lengte van werpend gevangen vissen in het voorjaar en de zomer gemiddeld vijf centimeter langer is dan de verticaal gevangen vissen.

Het lijkt niet veel, maar het betreft een gemiddelde en het verschil tussen een snoekbaars van 55 en 60 is toch echt wel de moeite waard. Voor de goede orde; het betreft hier gegevens van vangsten op hetzelfde water. Het lijkt er dus op dat werpend vissen selectiever werkt dan verticalen. Waarom? Eerlijk gezegd kan ik er alleen naar gissen. Sportvissen is – gelukkig – nu eenmaal geen wetenschap.

Mogelijk heeft het te maken met het formaat van de shad waar ik werpend mee vis. Dat is inderdaad iets groter dan dat waar ik mee verticaal. Maar wanneer ik vervolgens met hetzelfde formaat rubber ga verticalen, blijkt het gemiddelde formaat weer wat te dalen.

Nog even wat formaat betreft: werpend gebruik ik bij voorkeur shads van circa 15 centimeter. Groter vangt ook. Zo staat het grootste formaat Replicant borg voor de nodige foto-exemplaren, maar het vissen met dergelijk fetishrubber vergt lomp materiaal en dan gaat bij mij de lol er weer wat af.

Gek genoeg vang ik opvallend veel grote(re) vissen, wanneer ik werpend vis met kleine dropshotshadjes. Daar kom ik later in dit verhaal nog op terug. Zelf heb ik het vermoeden dat het werpend vissen vooral een substantieel andere actie teweeg brengt. In plaats van op de vierkante meter voorspelbare huppeltjes te maken, hobbelt, stuitert, zweeft en springt een werpend geviste shad door het water.


Werpend vissen levert relatief grotere vissen op. 

Mogelijk dat de grotere snoekbaarzen, die de klappen van de zweep inmiddels wel kennen, hier toch weer door worden getriggerd. Verder leven grote vissen vaak in kleinere scholen of zelfs solitair. Voedselnijd is er niet of nauwelijks en een werpend geviste shad is te kort in beeld om het ding goed te bestuderen en af te keuren.

Maar wellicht heeft het ook te maken met het gegeven dat ik werpend vaker de relatief ondiepere delen van het water bevis en in het voorjaar zeker de grotere vis soms bijna op het droge ligt.

Serieuze kans geven
Dat het werpend vissen me steeds beter afgaat, heeft zeker ook te maken met het feit dat ik deze techniek ook serieus de kans geeft. En die kans krijgt zij door de verticaalhengels thuis te laten. Hoe onzeker je ook wordt na een aanbeetloze periode, omschakelen naar een andere techniek is er dan niet bij. Wil je een dag werpend gaan vissen, doe dat dan ook.

Ga niet kloten met verticaalhengels, (schijn) doodaashengels en ander wapentuig. Gewoon een hele dag werpen, en lukt het die dag dan niet, de volgende visdag weer. Deze aanpak werkt ook goed wanneer je twijfelt aan de juiste kleur. Gewoon die hele naaidoos thuislaten en twee kleurtjes shads meenemen.


Grotere vis zit vaker dichter bij de kant dan menigeen denkt. 

Geheid dat je dan snel weer op het juiste spoor zit. Overigens gebruik ik bij het werpend vissen 95% van de tijd groene shads. Waarom? Weet ik niet, een kwestie van vertrouwen, denk ik.

Hotspots
Werpend vissen doe ik bijvoorkeur in het voorjaar en de zomer wanneer de vis niet dieper dan een meter of 6 tot 7 huist. Brugpeilers, havenhoofden, kribben, keerstromen, ligplaatsen van (binnenvaart) schepen; het zijn in principe allemaal potentiële hotspots.
Toch kunnen ook de reguliere verticaalgronden soms veel vis opleveren. Steeds vaker meer dan met de standaard verticaaltechniek.

Zelf ben ik er van overtuigd dat je hierdoor minder last hebt van het elektronische geweld van dieptemeter en elektromotor. Dat al die velden en pulsen effect hebben op de vis weet ik bijna zeker. Vooral wanneer er meerder boten op een beperkte oppervlakte aan het verticalen zijn, worden de aanbeten voorzichtiger en wordt er vaak gevoelig minder vis gevangen.

Gewicht
Waar ik wel mee varieer, is het gewicht van de loodkop. Meestal geldt het adagium: hoe lichter, des te beter. Het is de grote truc om de shad mooie sprongen te laten maken, maar toch contact met de bodem te houden. Aangezien ik werpend nooit dieper dan een meter op 6 tot 7 vis, voldoet op stilstaand water een loodkop van 10 gram. Lichter is echt niet nodig. Komt er trek in het water of is er sprake van stroming, dan pak ik vanzelfsprekend een zwaardere kop.

Hoe zwaar hangt natuurlijk af van de stroming, maar ook van de lijndikte. Hoe dunner, des te lichter de jigkop kan. Aangezien werpend vissen verhoudingsgewijs meer van de lijn vergt, vis ik meestal met een lijntje van 8 lb of 10 lb. Toch zijn er momenten dat je sneller moet vissen. Zo kan het lonend zijn om een 20-grams of zelfs 25-grams kop te monteren en daarmee snel binnen te vissen. Vooral in het begin van het seizoen is dit soms de grote truc.


Grootmeester Coppens kent de kracht van het werpen als de beste.

Staartdreg
Er wordt nogal eens geschreven dat een werpend geviste shad geen dregje nodig heeft. Toch gebruik ik zelf bij voorkeur een staartdreg of beter gezegd een ‘onderrugdregje’. Niet aan de onderzijde, maar aan de bovenzijde. Hierdoor kom je minder vaak vast te zitten en je hebt toch net dat beetje meer inhakingsvermogen. Beet krijgen is heel leuk, maar vis vangen is nog net effe leuker.

Wel ben ik volledig af van het rijgen van shads. Zowel voor shads waar ik mee werp als waar ik mee verticaal gebruik ik stingertjes. Veel makkelijker en sneller in gebruik. Oh ja, voordat ik het vergeet: monteer voor de zekerheid ook een kort staaldraadje. Werpend vissen, zeker op de rivier, betekent bijna altijd wel een of meer snoeken haken. Leuk als die groene glibbers ook even de boot van binnen mogen bekijken.

Hengel en molen
Kies voor het werpend vissen een hengel tussen 2,70 meter en 3,00 meter. Zo’n hengel moet licht zijn en over een redelijk snelle topactie te beschikken. Het is verder belangrijk om de molen niet te klein te kiezen en de lijn goed hoog op te spoelen. Zeker omdat er met dyneema wordt gevist staat dat garant voor extra meters.

Wie trouwens voor het eerst gaat werpen met dergelijk materiaal, zal onprettig worden verrast door het grote aantal -sublieme pruiken in de lijn. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat er een slagje lijn tijdens het dichtklappen van de beugel achter de slipknop blijft hangen. De volgende worp resulteert dan geheid in ontknopingsgedoe. Leer jezelf aan om elke keer na het sluiten van de beugel naar de spoel te kijken.

Dropshot
Werpend vissen met een dropshotmontage is ook opvallend effectief, of moet je zeggen dat een dropshotmontage eigenlijk werpend hoort te worden ingezet? Na een leerzame visdag met Luc Coppens is die vraag voor mij positief beantwoord. Ongelofelijk hoe goed een dropshot werpend kan worden gevist. In combinatie met een zo licht mogelijk loodje - denk aan gewichten tussen 7 en 10 gram - en een dropshothengel van 2,40 meter kun je soms echt het snoekbaarsnirvana inwandelen.

Inwerpen, afzinken en zeer subtiel het shadje laten dartelen, zonder het lood te verplaatsen. Vervolgens een halve meter indraaien en het spelletje weer herhalen. Het lijkt niet altijd te werken, maar als het werkt, werkt het vaak verwoestend goed.

Anker en fronttroller
Werpenderwijs naar succes betekent ook vissen op het anker. Zelfs met weinig wind gaat het anker tegenwoordig overboord. Het lijkt verleidelijk om al backtrollend een groot gebied af te werpen, maar in de praktijk blijkt het vaak een hoop geëtter om de boot in een zondanige positie te manoeuvreren dat je het doelgebied effectief kunt bestoken.

Ankeren dus, waarbij één anker voldoende is. Zelf gebruik ik een anker gemaakt van een stuk traanplaat van 30 bij 30 cm met daarop een pijp gelast. Dit type anker ligt meteen goed vast, zelfs met een vrij korte ankerlijn. Ook wanneer je met de pen wilt vissen, zijn deze ankers uitermate geschikt. Ze zijn bij mijn weten niet te koop, maar voor een paar knaken laat je ze door een smid maken.


Jachthavens kunnen perfect met een fronttroller worden uitgekamd.

Toch heb ik dit jaar ook de (grote) voordelen ontdekt van het werpen vanuit een varende boot. Een fronttroller met autopilot leent zich hier perfect voor. Vooral in de ochtend, wanneer de grotere vis vaak op de overgang tussen basaltblokken en de bodem ligt, kun je met de autopilot op je gemak de oever volgen en bijna zonder bij te sturen de kant uitwerpen. Het zal duidelijk zijn dat een kanaal zich helemaal goed leent voor het werpend vissen met de front-troller.

Verder bleek vorige winter deze tactiek ook prima te werken in jachthavens. Met een slakkengangentje door de haven heen varen en ondertussen de lege boxen uitwerpen. Blijkt er inderdaad toch nog aardig wat grote baars in de haven te overwinteren.

Hoewel ik het verticalen nooit zal opgeven – daarvoor is dat gepeuter op de vierkante centimeter veel te spannend – heeft het werpend vissen mijn snoekbaarshorizon zeker verder verbreed. Niet alleen vang ik hierdoor relatief grotere vissen, er valt ineens ook weer zeer veel te leren.

En dat laatste is, na die knalharde aanbeet, voor mij toch de voornaamste reden dat ik die wispelturige snoekbaars achter de vodden aan blijf zitten.

Deze bijdrage is een van de

opnieuw weer zeer lezens-

waardige artikelen die te lezen

zijn in de nieuwe uitgave

van Dé Roofvis.



Dé Roofvis no. 74 is vanaf de

medio oktober 2009 

te koop in de kiosk en de beter

gesorteerde hengelsport-

speciaalzaken.


Kijk voor interessante abonnementsaanbiedingen op
www.hengelsporthuis.com