Succesvol vissen op gul vanaf een Zeeuws strand (deel 2)

Succesvol vissen op gul vanaf een Zeeuws strand (deel 2)

Door Ron Smits  
 
Er is nog steeds gul en heel soms kabeljauw te vangen te vangen vanaf de kant. Vanaf Dishoek de kop rond tot Domburg zijn nog steeds bekende stekken, waar gulvangsten mogelijk zijn. Ook de boswachter bij Haamstede, Neeltje Jans, de Banjaard en Westenschouwen zijn heel bekende stekken. Niet alleen gul wordt daar gevangen, heel soms een dikke paling, mooie zeebaars, wijting, geep, makreel, tong en andere platvis.
 
Kabeljauw en gul vangt men vooral ’s nachts. Nu niet meer met een haak 6/0. Een haak 2/0 of 4/0 is nu groot genoeg. Zo kun je ook de nodige wijtingen nog vangen en zelfs een grote bot slikt deze haak nog gemakkelijk weg. Een gulletje van 40 tot 45 centimeter heeft geen enkel probleem met een haak 4/0. Een goede voorbereiding is de sleutel voor succes. We lopen alle onderdelen even na.
 
Stek
 
Als u voor de eerste keer naar een visstek gaat, doet u er verstandig aan om deze eerst overdag te bekijken, bij voorkeur bij laag water. Gooi een paar keer in om te zien of er geen kleibanken liggen waar u telkens in vast trekt. Kijk naar de muien en zwinnen, de zandbanken, strekdammen, paalhoofden enzovoorts. De zandbanken herkent u vrij snel, want hierop breken de golven en dan weet u ook waar de muien en zwinnen liggen. 
 

Zoek de plekjes door een paar keer in te gooien en langzaam binnen te draaien.
 
Deze zijn de ware voedselbanken voor de gul. Hier verzamelen de garnalen, krabben en andere vis zich en dat weet de gul. ’s Nachts doet u uw voordeel hiermee. Als u boven op een zandbank gooit, zul je bot vangen, maar dan in de figuurlijke zin. U moet in de muien en zwinnen werpen of direct naast een strekdam, beter is een meter of 10 voorbij de strekdam. 
 
De stroom slijpt hier diepe geulen en putten uit, wederom voedselbanken voor mijnheer of mevrouw gul. Als de stroomrichting (rood) tegenovergesteld is vormen de dieptes zich aan de andere kant van de strekdammen. Aan beide zijden van de strekdam zijn er dus dieptes (groen) en ondieptes (blauw).
 

Meedenken met de gul.
 
Kijk voor uw eigen veiligheid of u niet door een drooggevallen geultje moet lopen voor u aan de waterkant geraakt. ’s Nachts ziet u niet dat het geultje achter u volloopt, zeker niet als het juist goed gaat met de vangst. Zorg altijd dat het thuisfront exact weet waar u gaat vissen. Zeker als u, net als ik, er vaak alleen op uit trekt. Als mijn echtgenote vroeg: “hoe laat kom je naar huis”, antwoordde ik altijd: “als het weer licht wordt”. Heel vaak was dit ook zo.
 
Aas en materiaal
 
Zelf gestoken zeepieren zijn volgens mij het allerbeste aas. Maar als deze niet goed worden behandeld voor - en tijdens de vistrip verliest het snel zijn aantrekkingskracht, hoewel soms stinkende pieren het vaak ook heel goed en soms zelfs beter doen. Denk maar aan de tong en paling.
 
De voorbehandeling is intensief maar het is de moeite waard. Zelf steken en alleen de 100% in orde zeepieren meenemen. Onmiddellijk na het steken de pieren één voor één controleren en in vers zeewater, voorzien van luchtpompje, doen. Uiteraard alle slechte zeepieren of twijfelgevallen onmiddellijk verwijderen. Thuis aangekomen, wederom één voor één de pieren controleren, de slechte zeepieren of twijfelgevallen onmiddellijk verwijderen en in vers zeewater, voorzien van luchtpompje, doen. 
 
's Avonds voor u naar bed gaat opnieuw één voor één controleren, slechte pieren en twijfelgevallen verwijderen en in vers zeewater, voorzien van luchtpompje, doen. De volgende morgen herhaalt u dit weer. U herhaalt dit net zo vaak tot er geen "afvalstoffen" meer in de staarten van de zeepieren zit. Bovendien moet u tijdens de controle ook het slijm van de pieren verwijderen. 
 
Daarna volstaat het om de controle minimaal één keer per dag te doen en het zeewater te wisselen. Als u dit volhoudt tot u gaat vissen heeft u het allerbeste aas voor de gul. Tijdens de reis neemt u de zeepieren in vers zeewater mee, voorzien van een luchtpompje die u op de omvormer naar de accu aansluit. Vroeger heb ik batterij pompjes gebruikt, maar dit beviel mij totaal niet. Een gewoon standaard aquariumpompje (220V) op een omvormer (bijvoorbeeld 150 Watt) werkt perfect en is goedkoop. Een aquariumpompje is gemaakt om continu te draaien. 
 
Al deze zorg is erg belangrijk omdat zeepieren heel kwetsbaar zijn. Slijm zorgt voor afvalstoffen, waar ze niet tegen kunnen. Voorts urineren de zeepieren ook en dit is een ammoniak oplossing, waardoor de pieren sterven als er teveel van in het water zit. Vers zeewater en zuurstof zijn broodnodig. Tevens neemt u de pieren mee naar de waterkant in een emmer met zeewater. 
 
Tijdens het vissen regelmatig het zeewater vervangen (ammoniak en geen zuurstof). Ik weet dat dit veel werk is, maar wat een genot aan de waterkant. Niet de fout maken om de pieren in een krant mee te nemen naar het water, dit gaat echt niet. Alleen in een emmer met vers zeewater houdt u de pieren in top conditie. De pieren die u over heeft kunt u de volgende trip weer gewoon gebruiken. Dus ook goed voor de portemonnee.
 
Materiaal moet perfect in orde zijn: de verlichting goed nakijken, bijvullen, reserve kousjes, lucifers, volle batterijen, reservebatterijen, reservelampjes, etc. Een lamp die ’s nachts niet of slecht werkt kan uw vistrip behoorlijk verpesten. De verlichting moet in topconditie zijn. Ik nam altijd twee petromaxen mee, eentje plaatste ik op de grond bij de pierenbak en een hing ik hoog weg, zodat ik de toppen van beide hengels goed kon zien. Een goed gevulde petromax hield het ongeveer zeven tot acht uur vol. Blijft u langer doorvissen, dan moet u een extra litertje petroleum meenemen.
 
Goede verlichting hoog opgehangen en rechts een RVS hengelsteun.
 
Haken slijpen. Mijn haken waren altijd vlijmscherp. Ik weet nog dat ik mijn vismaat eens een onderlijn van mij gegeven heb. Voor ik hem kon waarschuwen dat de haken vlijmscherp waren, had hij de haak al in zijn duim. Gelukkig niet voorbij de weerhaak, anders moesten wij deze 'operatief' verwijderen. Ik controleer de scherpte van de haken altijd door de punt van de haak in de nagel van mijn duim te prikken, als de haak in de nagel prikt, is deze scherp genoeg.
 
Voldoende lood (geankerd en ongeankerd), wartels, haken, onderlijnen etc.? Hengel checken op de sluiting, molenhouder en vooral de geleideogen. Deze kunt u eenvoudig controleren door een oude nylonkous door de geleideogen te trekken. Als de nylonkous hapert, zit er een scheurtje of barst in uw geleideoog en dient vervangen te worden. Uw nylon kan hierop breken en als u dan net de vis van uw leven aan de haak hebt geslagen...
 
Molen controleren en eventueel opnieuw van olie of vet voorzien. Slip instellen en werkt deze goed? Ook de draad moet kritisch bekeken worden. Is de voorslagknoop nog goed? Reservespoelen bij me? Ik had altijd voldoende spoelen bij me met 0,25 mm, 0,30 mm en 0,35 mm nylon. Let wel ik vis niet zo licht mogelijk, maar juist zo zwaar mogelijk. Met hoog water moet je meestal verder werpen dan bij laag water, dus met hoog water vis ik met 0,25 mm en bij laagwater zet ik een spoel met 0,35 mm. lijn. Bovendien had ik een hekel om aan het water te knopen. Zeker als de gul aast krijg ik het op mijn heupen als ik moet knopen. 
 
Mijn onderlijnen waren eigenlijk heel simpel: Ongeankerd lood aan de wartel van de voorslag (0,45 mm is dik genoeg) en ook aan deze wartel de onderlijn van 65 – 70 centimeter lengte, voorzien van een mustad haak 2/0 of 4/0. Deze haken hebben op de steel nog twee weerhaken, die het aas beter op de haak houden. Ik viste altijd met slechts een haak, omdat dit de kans van vastraken vermindert en de gul ook slechts een haak voorzien van aas prima kan vinden.
 
Kleding
Waadpak waterdicht? Een maat groter is beter, want de laarzen mogen niet te klein zijn, omdat u dikkere sokken draagt. Als je waadpak te klein is zitten je voeten te strak in de laarzen. Hierdoor ben je de natuurlijke isolatie van lucht (tussen je voeten en laarzen) kwijt en krijg je zeker koude voeten. Een lekker koud borreltje smaakt uitstekend, maar je krijgt het er niet echt warm van. Door de alcohol zetten je poriën uit en wordt er meer warmte uit je lichaam gestraald. Voldoende warmte kleding? Een warmtepak is uitstekend. Thermo ondergoed is aan te bevelen.
 
Hengelstandaards vervaardigd van RVS is de beste keus. Sommigen kiezen ervoor om hun hengel rechtop te zetten, anderen kiezen voor een standaard, waar u uw hengels op kunt leggen.  Ik koos voor de laatste, omdat ik een stijve nek kreeg van het omhoog kijken. Ik legde mijn hengels altijd op ooghoogte als ik op mijn viskist zat. Als ik dan mijn petromax goed ophing zag het licht in de bocht van de hengel en uiteraard op mijn hengeltop die ik had voorzien van een wit reflecterende tape. Daar ik altijd pal aan de waterkant zat had ik weinig last van eventuele golven. Mijn hengeltoppen lagen op minimaal 1,25 -1,50 m boven de waterspiegel.
 
Viskarretje
Heel handig als u wat verder moest lopen. Mijn viskarretje was net groot genoeg om mijn viskoffer (blauwe Shakespeare) in te plaatsen. Op elke hoek kon ik een steuntje omlaag brengen, zodat het karretje met viskist stabiel bleef staan, zelfs als ik erop ging zitten. Uiteraard moet u de banden spanning controleren en zo nodig de luchtbandjes weer oppompen.
 
Warm drinken en eten is heel belangrijk. Ik had altijd een kleine thermosfles in de auto met warm drinken voor de terugreis. Vaak ook iets van frisdrank, want als je na het vissen naar de auto terugliep door behoorlijk mul zand, verlies je behoorlijk wat vocht. Zelfs met viskarretje was ik altijd heel blij dat ik er was en dat ik iets dorstlessends in de auto had liggen. 
 
Even het vochtgehalte en de suikerspiegel weer op peil brengen.
 
Het materiaal van tegenwoordig is niet te vergelijken met het materiaal van 50 jaar geleden. Hengels van bamboe dan wel vol- of holglas waren al modern, terwijl men nu over carbon en kevlar spreekt. Ook de hengellengte is gewijzigd: vroeger waren de hengels maximaal vier meter, terwijl er nu hengels van 5,50 meter gebruikt worden. De hengels zijn lichter geworden door ander materiaal. Er wordt ook anders geworpen. Vroeger werd er door de goede werpers alleen met de overhead worp ingegooid en haalden de cracks een afstand van 130 tot 150 meter. Tegenwoordig wordt er ook met de pendulumworp ingegooid en worden er afstanden gehaald van 200 meter en soms nog verder.
 
Het vissen                                                                                                                                         
 
November en december zijn volgens mij de beste maanden, maar ook maart en soms de eerste weken van april zijn goed. De gul komt in de maanden maart en april nog een keer terug om zich vol te vreten. Ik hield van een zwak tot matig windje uit het oosten, zodat ik lekker kort tegen de westkant van het paalhoofd kon vissen met minder risico dat de wind de lijn in het paalhoofd deponeerde. 
 
Maar ook storm, sneeuw, regen en hagel konden mij niet deren. Het natuurgeweld heeft iets fascinerends. In Denemarken heb ik ooit in een heuse sneeuwstorm gezeten, dat je echt letterlijk geen hand meer voor ogen zag. Prachtig dat natuurgeweld. De vis bijt er echt niet minder om. Ik ben van mening dat ze zelfs dichter onder de kant komen met een flinke storm op kop. Door de golven wordt het strand flink omgeploegd en komt er allerlei voedsel vrij voor onze gul. 
 
Vaak wordt de gul dan gepakt net achter de branding. De haken voorzien van een pier of 5 á 6, die je over de haak op de lijn verder schuift. Hierdoor heb je een forse hap voor de gul. De pieren trekken een flink geurspoor, die door de stroming wordt meegevoerd. De gul zwemt tijdens het azen, namelijk met de stroom mee en zodra ze een geur oppikken, zwemmen ze tegen de stroom in om het aas te zoeken. 
 
Als ze je met zeepieren bedekte haak gevonden hebben is een geweldige ruk op je hengel het resultaat. De gul heeft meerdere manieren om je aas te vinden: de baarddraad (het typische sikje) en de witte zijlijn over de flanken van de gul. De zijlijn geeft perfect de drukverschillen weer en zo 'zien' ze als het ware een visje zwemmen (of je pilker en/of shad verleidelijk door het water trekken). De baarddraad is een voelspriet waarmee ze voelen, bovendien kunnen ze ook proeven met hun baarddraad omdat deze voorzien is van smaakpapillen.
 
De gul is qua voedsel zeker niet kieskeurig: garnalen, krabben, mosselen, allerlei soorten vis tot zelfs maatse platvis, franse tappen, pieren en zagers. Ik heb meerdere keren gul gevangen aan een eerder gehaakte wijting. Vaak liet ik de hengel met een gehaakte wijting dan ook liggen en wachtte af. Als je zeker bent van je stek en de diepere en ondiepere plekken weet te vinden in het donker, ben je goed voorbereid. 
 
Vaak kun je tijdens het vissen weten wanneer de gul aast. Voorwaarde is wel dat je op de juiste plek ligt, je kunt zelfs heel eenvoudig vaststellen dat je in het diepere gedeelte vist door direct na het inwerpen de lijn iets in te draaien. Gaat dit erg gemakkelijk dan rolt het lood van een hoger gelegen plaats (ondieper) naar beneden (het diepere gedeelte). Gaat het ineens zwaarder dan draait u het lood van een dieper gedeelte naar een ondieper gedeelte. Probeer maar eens. 
 
Vist u nu op de juiste plaats, zult u merken dat het aas wat aangevreten is, tot soms zelfs een geheel kale haak bovenkomt. Ik vind dit heel belangrijk, het zijn garnalen, krabben en kleine visjes die het gemunt hebben op uw aas. Als deze krabben, garnalen en kleine vis er niet zouden zitten, heeft de gul er ook niets te zoeken. U gaat toch ook niet op restaurant als er niets te eten valt? Zie het maar als een natuurlijke voerplaats. De gul komt vanzelf. 
 
Opeens is er een periode dat het aas niet meer aangevreten wordt. Dit is het moment dat de gul komt azen, de garnalen, krabben en kleine vis zoeken dekking voor de gul, dus snel nieuwe pieren erop en laten liggen, die hap. Een geankerd loodje van ongeveer 150 gram houdt het aas normaal gezien op zijn plaats. Veel vissers zetten hun hengels rechtop, maar ik leg mijn beide hengels altijd op een hengelstandaard op ooghoogte. Ik kreeg namelijk pijn in mijn nek van het omhoog kijken. 
 
RVS Hengelsteun voor 2 hengels en een haakje voor beaasde onderlijn.
 
Bovendien vind ik de aanbeet bij een liggende hengel veel spectaculairder dan bij een hengel rechtop in de hengelsteun: je ziet de gehele hengel doorbuigen bij een gul van een pondje of negen, vaak gevolgd door het slap vallen van de lijn. Ik sla niet meer aan, maar draai de lijn strak en voel dan de gul tegenstribbelen tot in mijn kleine teen. Dat is pas genieten, hier zou men eens een reclame filmpje van moeten maken met betrekking tot het Zwitserleven gevoel………. 
 
Tijdens het indraaien voel je de gul met zijn kop tegen de bodem pompen. Ik zei altijd: "als de gul trekt, hoef ik niet te draaien, alleen maar de lijn strak houden." Je merkt vanzelf wanneer je weer kunt indraaien. Als er een vismaat meeging haalde deze meestal de gul op als deze op het ondiepere strand vastliep. Was ik alleen dan liep ik de gul wat tegemoet (wel de lijn strak houden) en pakte hem op of sleepte hem verder het strand op. 
 
Zelfs een haak 5/0 lijkt maar klein in de bek van een mooie gul. Als de gul de haak in zijn velletje van zijn lip heeft, zult u zien dat dit wat uitscheurt en de haak er gemakkelijk uitvalt. Daarom moet u ervoor zorgen dat de lijn altijd strak gehouden wordt. Ik viste altijd met zelf gestoken zeepieren, maar u kunt ze natuurlijk ook kopen. Franse tappen en zelfs kweekzagers zijn ook een goed aas voor mevrouw of meneer kabelU.
Als u tegenwoordig echt veel gul wilt vangen zult u moeten uitwijken naar Denemarken. Maar ook daar moet u ze ’s nachts belagen.
 
Tarbot, een prettige bijvangst.
 
De door mij gevangen vis werd direct gedood en ook onmiddellijk schoongemaakt. Ja ik nam ze mee, want het is buitengewoon lekker: een kakelvers gevangen zeevisje uit het water, uit het pannetje en zo op je bord onder het genot van een lekker glaasje witte wijn: echt Bourgondisch genieten.
 
Ron Smits