Onze beste Ierse visweek ooit (dag 6)

Onze beste Ierse visweek ooit (dag 6)

Door Bart Debaes

Al jaren wil ik terug naar één van de eerste wateren die we hier in de streek aandeden, maar door telkens een andere reden komt het er niet van. We moeten naar de hengelshop, daar in de buurt, dus het zal dit keer wel lukken. Zoals steeds staan we veel te veel en te lang te zeveren tegen de uitbaters die ik nu toch als twee decennia ken. De jaarlijks leutige stemming wordt regelmatig wat afgeremd als we het over de Ierse economie hebben.

We vernemen dat er de laatste maanden nog maar heel weinig werd gevist. Bovendien zijn de snoeken kort geleden afgepaaid en hebben honger. Te laat rollen we uit de shop, de visdag zal kort zijn. Het is vanaf de weg ook nog een klein half uurtje stappen naar het meer, dus raken we maar om 12uur op het water. Dat te water gaan gebeurt bij mijn vismaat heel abrupt. Als hij zijn eerste peddel op de plantenrand zet, knalt hij er volledig door. Met één been op het droge en het andere op volle diepte oefent hij zijn spagaat.

Als dan nog blijkt dat hij bijna niet weg geraakt, kan ik mijn bulderlach niet inhouden. Ik ben blij met de demonstratie, en ben op mijn hoede. Door behoedzamer te naderen slaag ik er in om beide voeten ineens de dieperik in te sturen. De val zorgt er bijna voor dat mijn belly kiepert en het gelach komt nu uit een ander richting. Het meer is heel wat kleiner dan tien jaren terug. Waar je vroeger prima kon vangen tussen oever en eiland, is zich nu langzaamaan een schiereiland aan het vormen.


Hier kon je jaren terug prima vissen.

Nog steeds vind ik dit een wondermooie plaats om te dobberen. De wind is helemaal gaan liggen en het peddelen gaat moeiteloos. In de verte slaat een groep wegvluchtende vissen voor aanlokkelijke rimpels. Kurt is al weer heel snel aan zijn eerste vissen geraakt aan de achterkant van het eiland, dus besluit ik deze verder gelegen jacht aan te gooien. Een koperen lepel wordt als lekkere hap aanzien en levert mijn eerste dril.


Een koperen lepel zorgt voor de eerste dril.

Dit tumult steekt andere snoeken op gang en de jachten volgen elkaar overal op. De beten blijven echter uit. Meerdere stukken kunstaas worden geprobeerd, maar geweigerd. Ook rond het eiland blijken de snoeken de klappen van de zweep te kennen en kolken of achtervolgen wel maar bijten niet aan. Zou hier dan onlangs toch gevist geweest zijn? Achter aan het meer was ooit en B&B en die wordt mogelijks weer gebruikt. De twijfel begint toe te slaan. Een paar korte tikken die toch niet van planten kunnen zijn doen me overschakelen op een hornet.

Ik vermoed dat baars de aanvaller is en dan is dit een prima keuze. De vis die ik haak voelt aan als een grote baars maar gaat af. Kurt heeft ondertussen een tiny buster gemonteerd en komt me helpen. Onmiddellijk komt een knalharde beet en de eerste en enige baars van de trip is de klos.Verder worpen leveren niets meer op en mijn kompaan besluit de oevers verder te bevissen. Ik heb nog wel wat soorten in mijn dozen zitten die ik wil proberen, en monteer een storm seeker shad.


De tiny buster bezorgd ons de enige baars.

Hij komt vers uit de verpakking en ik laat hem en paar keren voor mij zwemmen zodat ik zie wat ik van dit kunstaas kan verwachten. De lome schommel bevalt me wel, en blijkbaar ben ik niet de enige. De eerste worp is al raak. Helemaal verzwolgen in een snoekenbek lijkt de seeker me een oogje te pinken als ik de vis naderbij haal.


De seeker pinkt me een oogje.

De jachten schuiven wat op, richting diep water, dus peddel ik vrolijk mee. Mijn gesleepte dode aasvis wordt nu gegrepen en afwisselend van de ene naar de nadere hengel komen de beten. Het valt me op dat de snoeken hier vreselijk hard vechten. Elke keer zijn we bedrogen over het formaat van de vis als die boven komt.

Dat je echt traag moet spinnen komt hier opnieuw tot uiting. Te snel gevist kunstaas levert geen enkele beet op. Dezelfde brok wordt vol gegrepen als ze traag door het water komt. Kurt kan in de kanten zijn lol niet op en krijgt de meeste beten op zijn blauwe baby buster een tiental meter voor de planten, dus ongeveer op 1,7 meter diepte!!! Zijn teller tikt sneller dan de mijne, maar bij mij komen ze vlot genoeg. Bovendien vangt hij kleinere vis en de hoop om “the mother of all” te vangen houdt me boven het diepe water. Een aantal keren denk ik dat dit me lukt bij de drils van vijf beresterke zeventigers, maar hoger raken we niet. Wat een vuurwerk zou het geven om hier een meter te mogen drillen.


Zelfs een zeventiger zorgt al voor stevig weerwerk.

Na vijf uren denken we de meeste room te hebben afgeschept en een kleine plas wat verderop lokt ons. Met mijn 19 mooie vissen had ik best een prachtige dag, al heeft Kurt er op zijn jerkbait 7 meer. Hij hield ook zijn missers bij en kwam tot een totaal van 48 beten van verschillende snoeken. Lag dat nu aan de terughoudendheid van de snoeken of zijn onkunde?  (Grapje, zal ik niet plaatsen, tenzij de anderen dit persé willen natuurlijk  wink)

Op het kleine plasje had ik al superdagen en dagen van nop. Ooit vingen we hier met twee, in een sessie voor het ontbijt, 11 snoeken op minder dan een uur. Ik weet echter ook dat de titel van “watje” hier nooit ver af ligt. Kurt houdt zijn traditie van een snoek op de eerst worp in ere. Zes worpen later plukt hij er nog één op een stek die ik als uitgevist beschouwde. Achter het eiland doet hij me nog eens hetzelfde aan, en dan hebben we de beste stukken gehad. De moed begint me al wat in de flippers te zinken. Wat verderop komen we aan de inlaat van een beek waar ooit een grootbek op ferme brasems aan het jagen was.


De inlaat van de beek.

Ik kon hem toen verleiden met een manns minus, maar verloor de vis op het moment dat hij sprong. Ik had en paar uren eerder een vis van 105, maar schatte toen deze schoonspringer stukken groter. Voor de beek was het diep en ik monteerde een grote verzwaarde shad. The fat lady gaf echter niet thuis, maar daar ik wist dat het diep bleef kort bij de plantenloze oever bleef ik met de shad verder vissen. Na één uur en een kwart komt de verlossende bonk.

De begeleidende cowboykreet drukt mijn vreugde uit, de schande ‘watje’ te zijn is niet voor mij vandaag. Als we een kwartier later eruit moeten doe ik nog een laatste poging richting eiland. Pal tegen de oever valt mijn aas; om onmiddellijk te worden aangevallen, aldus verdubbelde ik mijn vangst. De score van mijn kameraad is nog eens het dubbel.

Aan de B&B klinkt al bij het oprijden dat er een nieuw “watje“ is. Dit keer is Peter aan de beurt. Beide anderen waren op hetzelfde water, met veel bruin in de broek, elk aan welgeteld één vis geraakt. Op twee andere wateren hadden ze wel goed gevangen. Peter mocht er 14 bijschrijven, Felix 15 en Freddy 12. Tom en Wim hadden een water hernomen waar ze eergisteren nochtans slecht op hadden gevangen. De wetenschap dat er grote tandenbeesten zitten had hen ertoe aangezet.


Net geen meter.

Ze waren na lang vissen uiteindelijk in een bol van die big boys geraakt en vingen snel grote vissen. Vijf hiervan raakten boven de 85cm, waarvan de grootste, maar magere vis van Wim net geen meter was. Meer dan 99cm hadden ze er echt niet kunnen van maken, ook niet na een paar keren meten, of waren het de drankrekeningen die hem hadden weerhouden? Samen hadden ze 27 vissen geplukt. We waren dus nog steeds goed op schema, maar niemand voelde de behoefte om het voorlopige totaal exact te tellen.

 

ANDEREN LAZEN OOK