Onze beste Ierse visweek ooit (dag 4)

Onze beste Ierse visweek ooit (dag 4)

Door Bart Debaes

Om mijn hernia’s niet te overbelasten door het vele zitten, had ik graag een dagje ‘belly-vrij’ genomen. Ik heb naar mijn zin al veel te veel Ierse visdagen moeten wisselen voor een dag plafondstaren in de kamer. Ik stuur onze dagkeuze dan ook sterk in de richting van een van op de oever bevisbaar meer. We plukten er vorig jaar meer dan zeventig vissen, dus mijn vismaat was makkelijk te overtuigen.

Er stond een heel sterke wind en het was duidelijk dat Kurt, die toch zou bellyën, straks niet meer naar de sportschool zou moeten om zijn benen te trainen. De rechterkant is het beste begaanbaar, dus startte ik die richting. Tussen de planten is het hier normaal goed en ook baars is er vaak van de partij.


Normaal is ook de baars hier van de partij.

Drie worpen later was de ‘miete-kans’ al weggeveegd. De felle wind zat echter op deze kant, en maakte het doorzicht minder dan 5cm. Dat de beten uitbleven was dan ook meer dan logisch. Ik moest naar de overkant, dwars door het moerassige stuk waar je wegzinkt tot de zakken van je waadjack. Daarachter ligt een zacht aflopende, stenige oever en gelukkig was het water hier helderder.

Regelmatig komen de beten nu. Zeker op de plaatsen waar lis wordt afgewisseld met een andere plant zoals dotterbloemen of fonteinkruid. Op zo een stek van 30cm diep krijg ik een kolk net naast mijn koperen lepel. Ik spin rustig door, en de kolk herhaalt zich om de vijf meter, zonder dat ik iets voel. Dit is duidelijk een twijfelende, achtervolgende vis.

Een tweede worp naast de plantengordel is nodig om hem te overtuigen. Hoe vaak zou zich dat niet afspelen op het diepe, zonder dat we dat ooit weten en de tweede worp op dezelfde plaats niet maken? Dit is een vraag die ik me al heel vaak stelde. Als we elkaar kruisen blijkt dat de belly het dit jaar beter doet dan de oevervisser, het was al wel eens anders.

De baars geeft ook niet thuis en daar zal het koude weer met de regelmatige regen- en hagelvlagen wel iets mee te maken hebben. Het verste oeverdeel is echter niet perfect te bevissen vanuit de belly, en ik hoop dat ik daar nog wat kan bijbenen. Niet dat dit nu zonodig moet, want ik heb al wreed visueel genoten van de woeste aanvallen tussen de ondiepe plantenbedden.


Woeste aanvallen tussen de waterplanten.

Daar doet ook het feit dat ik, uitgezonderd de metervis, nog niets ving boven de 65cm, niets aan af. De stek levert wat ik hoopte, al was het niet waar ik het verwacht had. Tussen de planten vang ik zwak, het is vooral op de plaatsen waar Kurt overheen voer waar de meeste beten komen. Ik sluit de vier uren af met 15 stuks en dat is slechts één minder dan mijn vismaat die op het bruinere deel ook nog weinig kon vangen.

De wind verzwakt niet en om Kurts benen wat te sparen kiezen we voor een grote plas die tussen de bomen ligt en bovendien in een dal. De meest winderige kant nemen we om door te gaan, zodat we op rustiger water kunnen terugkeren. De wind neemt nog toe en het wordt echt moeilijk om de kanten goed aan te werpen.

Ik haal op dat onze drie musketiers te beklagen zijn met hun dagkeuze van het water. Ze kozen voor een zeer grote plas waar de wind heel goed aankan, en waar de zware peddelmomenten me onfris in het geheugen zitten. Later zou blijken dat ze alledrie te voet met de belly op de rug hadden moeten terugkeren naar hun auto.

Voor ons is het echter ook niet makkelijk vissen. We worden telkens uit de oever geblazen en het kost veel energie om dan een stukje terug te peddelen. De beten blijven echter niet uit en dan mag het slecht gaan voor we jammeren. Op de lange kant, ten volle in de wind, geven we tegengas om niet te snel te gaan, maar het mag niet baten.

Veel sneller dan goed is gaan we de richting uit van de verste uitloper. Het is daar normaal goed vissen, maar wat we vrezen is waar. Het water is ook hier bruin. Slechts 10cm diep kan je onze felgekleurde kunstazen zien lopen, dus moeten we hier weg. De wind lijkt nu wel op zijn hevigst en dus moet onze benenmotor op full gas worden gezet. Mijn benen zijn nog wat frisser, maar ondanks mijn hevig peddelen lijkt het dat ik niet voorruit ga.

De oever met alleen maar dezelfde hoge rieten geven dan ook weinig vooruitgang aan. De vergrotende afstand tussen de twee belly’s is het enige dat me moed geeft. Dat is recht evenredig met wat heerst in de andere buikboot en telkens als Kurt achterom kijkt in mijn richting hoor ik, zelfs tegen de wind in, een taaltje dat hier niet echt thuis hoort.

Het ziet er dan ook vanuit mijn positie echt taai uit als regelmatig een golf over zijn bellyrugband slaat, maar dat is eigenlijk bij mij niet veel beter. Om hem nog wat meer de duvel aan te doen, geef ik nog meer gas. ‘Hij die alles regelt’ straft me voor deze foute daad met een spierscheurtje onderaan mijn scheenbeen dat nog weken zal zorgen voor een pijnlijk gezwollen bol. Als ik wat uit de wind raak kan ik me meer op het vissen concentreren, en gaat de teller eindelijk weer wat stijgen.


Uit de wind begint de teller weer te stijgen.

Kurt laat zich nog wat meedrijven naar het eiland, maar daar wil ik de vele energie niet insteken. Ik hoor en zie hem er twee vangen, maar het is hem gegund. Beetje bij beetje kom ik achter de bomen, en dus uit de wind te liggen en zowaar komt de zon er zelfs door. Vanwege de ervaring van de vorige dagen zoek ik nu echt de diepten op van 1,7 meter.

Het blijkt een goede keuze. Eender waar deze diepte zich bevindt, ver of dichtbij de oever, hier bevinden zich actieve snoeken. Heel eigenaardig toch, spreken die vissen dan met elkaar af? Als we dik vier uur later aan de startplek uitkomen is het hier zonnig windstil. In de verte zien we de schuimkoppen waar we vandaan komen. Het geeft een aangenaam gevoel zich aan deze kant te bevinden.

Tevreden tel ik de snoeken in mijn boekje en hou halt aan 18, wat vijf meer is dan mijn vermoeide metgezel. Iedereen ziet er doorblazen en vermoeid uit aan tafel. De vangsten waren weer prima. Peter plukte er 22, Felix 19, en Freddy spant opnieuw de kroon met 25 stuks. Tom en Wim wisselden vijf maal van meer en vingen respectievelijk 22 en 33 snoeken. Wim, die dus het hoogst scoorde, is echter ‘miete’ op het tweede water en dus moeten we straks alweer naar de pub, pfff… 


Alweer naar de pub…

Eerder verschenen: deel 1, deel 2 en deel 3.

ANDEREN LAZEN OOK