**KLAAR** **KLAAR**                En toen werd het stil… (deel                   2

En toen werd het stil… (deel 2)

door Aart Kuyt


Waar ben jij op afgeknapt?


‘Enerzijds veranderde de thuissituatie drastisch. De kinderen gingen de deur uit door hun studie. Dat was begin jaren negentig. Ik vond toen naar Ine toe dat ik niet meer zo veel buitenshuis kon zijn. Maar ook begon de visserij zelf wat irritaties op te wekken vanwege de complete spionagediensten hier in de buurt. Iedereen kende onderhand Rini Groothuis en ik werd voortdurend in de gaten gehouden. Men ging tegenover, naast en zelfs op mijn stek vissen en dat begon me steeds meer te storen. Dit was het me niet meer waard, maar ook had ik het eigenlijk allemaal wel gezien en meegemaakt. Er trad een stuk verzadiging op. Die achtenveertigponder van Bram was een mijlpaal en binnen onze mogelijkheden nagenoeg een eindpunt. We konden alleen nog maar terug.’

Vlucht naar het buitenland

‘Natuurlijk heb ik daar prachtige vissen gevangen, waar ik ook heel blij mee was, maar het is toch anders. Je mist de ‘drive’ die je hier opbouwt om een bepaald water te bevissen en helemaal in kaart te brengen. Waar je weken over doet en dan langzaam naar het ultieme moment toegroeit; dat heb je daar niet. Je gaat er ‘gewoon’ een visje vangen, afhankelijk van de periode van het jaar, want het zijn bijna allemaal goede wateren. Het vergt veel minder investeringen.’


Redmire

‘Het avontuur Redmire Pool is een uitzonderlijk verhaal. Er kleeft zo’n historie en romantiek aan dat water. Die acht dagen waren voor mij van een buitengewone schoonheid en betrokkenheid. Acht dagen naast een vriend, helemaal op jezelf aangewezen, geen krant, telefoon, televisie of radio. We hebben één keer de boswachter gezien, dat was alles. Het water lag me ook nog eens heel goed en ik kon het ook aan. Overigens, Redmire was uiteindelijk gemakkelijk. Ik had me goed voorbereid en wist dat er veel met particles werd gevist en daarvoor veel met deegballen. Ook het boilietijdperk had er zijn intrede gedaan. Mij leek een combinatie de beste oplossing; mini-boilies, gekookt en in deegvorm, in mijn favoriete geur die altijd werkte, chocolate malt. Door veel observatie had ik zorgvuldig de plekken uitgezocht. Uiteindelijk wist ik er zeven te vangen en heb er minstens twintig aangehad, waaronder hele grote. Allemaal losschieters omdat we er weerhaakloos moesten vissen.’


Groot, groter, grootst

‘Een van de waardevolle aspecten van de visserij was niet het vangen van de vis, maar met wie je het deed. Naast Bram, mijn beste maat, had ik toen veel waardevolle vrienden. Je deelde een fantastisch gemeenschappelijk belang en ook de daaraan inherente randverschijnselen. Ik zou alleen al een heel boek kunnen vullen met die belevenissen; onweer, loslopende koeien en stieren en ga zo maar door. Daar schep je banden mee. Helaas is er van die vriendschappen weinig overgebleven… Ik heb er heel lang over gedaan mijn eerste dertigponder te vangen Ik geloof dat ik in ‘85 of ‘86 gezegd heb: ‘Nu concentreer ik me op een dertigponder’ en koos daarvoor een water langs de Maas waarvan ik wist dat ze d’r zaten. Op een middag heb ik hem gevangen. Direct belde ik Bram om hem te komen fotograferen. Hij komt, paar sjekkies gerookt en op een gegeven moment zie ik beweging in een lelieveld waar er nóg een zwemt, want die vis kenden we. Vlug een voerplekje gemaakt, dobbertje erop en ik zag hem aankomen. Maar op het laatste moment wendt ze zich af en haak ik een plastic zak. Bijna had ik er dus binnen zeer korte tijd twee gehaakt. Toen was de obsessie over. Die veertigponders in een kanaal zag ik niet zo zitten. Ik was meer bewust bezig op twintigponders en als er een uitschieter tussen zat, was dat mooi meegenomen.’


Beleving

‘Af en toe heb ik het idee dat in de hedendaagse karpervisserij de passie weg is. Dat heeft te maken met het stereotiepe facet wat er op dit moment aan deze stijl van vissen zit. ‘t Is een voerplek, ‘t is die hengels op een rodpod, waker erop en we gaan vervolgens in de bivvy zitten; liefst ook nog een teeveetje erbij. Dan zeg ik: ‘Je bent niet bezig met het vissen.’ De beleving is misschien niet minder, maar totaal anders. Vroeger zat je er bovenop. De betrokkenheid is nu anders en bijgevolg ook het vangen van de vis. Omdat er steeds meer karperaars komen en niet meer water, worden conflictsituaties en het elkaar niet gunnen ook heviger. Het is gewoon een maatschappelijk verschijnsel. Vergelijk het maar met de toename van asociaal gedrag op onze dichtslibbende wegen. Het is aan de waterkant niet anders. Sommige mensen vinden het kennelijk zo belangrijk om er een stuk status aan te ontlenen, dat ze jou echt geen vis meer gunnen.’


Volg je de moderne trends en ontwikkelingen?

‘Ik koop de karperboeken die uitkomen nog steeds, maar ik krijg ze moeilijk gelezen. Een van de boeken die ik wel gelezen heb is die van Joris Weitjens, omdat die ten eerste een fantastische schrijfstijl heeft en dingen noemt -met name die ene wonderput bij Eemnes- waar ik met Jan Junge begonnen ben. Dan zie ik dat allemaal weer gebeuren. Het doet me sterk denken aan mijn boek ‘Jacht op grote karper’, voor het grootste deel ook verhalend geschreven.’


Meest gedenkwaardige vismoment

‘Ik heb er vele gehad, maar het meest gedenkwaardig is de vangst van een 29-ponder in Capelle aan de IJssel. Daar woonde Jan Junge, toen een buitengewoon goede vriend. In het stadswater zaten hele grote spiegelkarpers, echt nog van het oude ras. Die kwam je bij ons niet tegen. Ik kon me in dat water helemaal vastbijten. Het had een geweldige aantrekkingskracht, die weinige grote vissen, de takken over het water waardoor de kans dat je hem eruit haalde zo’n beetje een op tien was. Na er een aantal jaren gevist te hebben, altijd in de avonduren, kwam op die bewuste avond de aanbeet van een forse vis. Ik kreeg hem uit de takken en in het licht van de lantaren zag ik dat het een erg fraai exemplaar was. Op dat moment krijg ik een aanbeet op mijn tweede hengel, sla aan, draai de slip los en dril ondertussen de eerste zo’n beetje met mijn voeten verder. Die vliegt er vlak voor het net af en daar was ik goed van over de zeik. De tweede draai ik teleurgesteld binnen en dat bleek die 29-ponder te zijn. Achteraf was het een dertigplusponder waarschijnlijk, omdat ik in de consternatie slecht gewogen heb.’


Vis je nog?

‘De laatste drie jaar niet meer. Daarvoor ben ik nog een paar keer op Lac du Der in Frankrijk geweest om op karper te vissen. Daarbij maakte ik gebruik van een soort helicopter-rig in een bepaalde uitvoering waarvan ik wist dat die feilloos was. Als de karper het aas in de bek neemt, dan hangt hij ook. Gewoon terugvallen op de dingen die ik weet; geen experimenten meer. Ook qua aas. Op de Saônne hebben we een aantal keren op meerval gevist, het liefst met giebels als aas die we van thuis meenamen. Maar nu praat ik alweer over vijf, zes jaar geleden.



Toen ik bewezen had dat ook in de winter goed karper te vangen is, -ik heb ze meerdere malen onder het ijs vandaan gehaald- ging mijn hart meer en meer uit naar het snoekvissen. Vaak op de putten langs de Maas en de Waal. Een snoek van 70 of 80 centimeter kan me niet bekoren. Dat vind ik gewoon een haring. Zo’n snoek vecht ook niet echt en ik wil wel wat op de hengel voelen. We visten altijd met levende vis gericht op meters; de orthodoxe manier, met snoekdobber en stalen onderlijntje. Het mooie van snoeken was de aanbeet en dat wilde ik voor geen goud missen. Mijn beleving lag hierbij heel anders. Ik was een ‘relaxte, luie’ snoekvisser. Vandaar dat kunstaas me totaal niet bekoort. Ook bleef ik uren op één plek, waarvan ik vermoedde dat er grote snoek lag. Puur op instinct werken, zonder moderne hulpmiddelen. Laat mij maar in het gras zitten en genieten van de omgeving.’


Stroperij en schubvisrechten

‘Ik heb er wel over gelezen, maar weet er te weinig van om er een oordeel over te vellen.’


Koi

‘Al dertig jaar terug had ik een vijver met karpertjes. Ik ging naar de OVB, toen nog de Heidemij, en schooide om kleine spiegelkarpertjes. Op een gegeven moment kwam ik in Hardinxveld gekleurde karpers tegen, witte- en goudkarpers. Die heb ik er toen ingedaan en dat is heel lang zo gebleven. Tot ik in contact kwam met een ‘Koiker’ uit Lommel die vanuit Israël vissen met hele fraaie kleurpatronen had. Die waren in onze ogen bijna onbetaalbaar; wel 500 gulden. Maar ik moest en zou er een paar hebben. Zo is het uiteindelijk begonnen en dan kom je al heel gauw bij het ultieme: Japanse Koi. Je moest wel continue je vijver op een hoger niveau brengen om die beesten in leven te houden Ik heb daarvoor opleidingen gevolgd die me assistent-dierenarts zouden maken op visgebied. Voor drie- à vierduizend gulden heb je een exemplaar dat eigenlijk nog niks voorstelt. Dan wil je wel even je best doen ze in leven te houden… Zo ben ik die Koi-wereld ingerold, omdat ik het schoonheden van dieren vind.’



(Vervolgens toont Rini mij een videoband waar hij zelf een groot aandeel in heeft gehad: ‘Passie voor Koi en de bijzondere aantrekkingskracht die Koi op mensen heeft’. Gezeten op de grond voor zijn grootbeeld scherm legt hij op gepassioneerde, haast kinderlijk, dus oprecht aandoende liefde zijn gevoel en bewogenheid voor Koi uit. Deze man is in feite nog altijd geobsedeerd door het fenomeen vis, vandaar mijn laatste vraag.)


Keer je ooit terug in de sportvisserij?

‘Ik weet niet of het gevoel en de betrokkenheid ooit terugkeert. De echte ‘drive’ is verdwenen Vroeger werd ik gesterkt door het thuisfront dat er achter stond; van eminent belang om een hobby uit te kunnen oefenen. Anders moet je keuzes maken. Ik heb nu geen thuisfront meer.’ (slot)