Grand slam.

Grand Slam


Vijf verschillende soorten vis vangen op een dag, ofwel een grand slam. De gebroeders Schoovers overkomt het af en toe op de rivier. Wij zijn snoekvissers in hart en nieren, want niets laat bij ons het adrenalinepeil zo hoog stijgen als een grote snoek. Daarnaast vinden wij werpend vissen met kunstaas het leukste om te doen.

Maar in de zomermaanden, als de watertemperatuur te hoog wordt, laten we de snoek liever met rust. Als je namelijk een gevangen snoek een kwartier moet reanimeren om hem weer goed weg te laten zwemmen, is bij ons de lol er snel van af.
De afgelopen jaren hebben we voor deze periode een goed alternatief gevonden in het werpen met klein kunstaas en eerlijk gezegd beleven we heel veel lol aan deze visserij!

En de reden daarvoor is dat wij ons dan niet, zoals normaal, concentreren op één vissoort. Dus is het niet de vissoort die centraal staat, maar de visserij. We gaan daartoe met de boot de rivier op, hebben een berg kleine plugjes aan boord en stellen ons als doel om lekker te vissen en vis te vangen.
En die vis is dan vooral roofblei, winde, baars en snoekbaars, waarbij we onontkoombaar ook af en toe tegen een snoek aan lopen.

Het leuke aan deze visserij is dat er nog veel te pionieren valt, en dat hebben we het afgelopen jaar dus ook gedaan. En dit jaar hebben we zelfs grotere vissen gevangen in vergelijking met vorig jaar. Of dit te maken heeft met de aanpassingen in onze visserij, of een kwestie van geluk is, blijft natuurlijk de vraag, maar geluk is soms toch een beetje af te dwingen .

In de zomer draait het niet om de vis, maar om het vissen! 

Wel of geen stroming?
Op de rivier aangekomen bekijken we de situatie van het moment, waarbij de stroming onze strategie bepaalt. Stroomt de rivier, dan zoeken wij in eerste instantie die plekken op, waar de stroming wordt onderbroken door obstakels of structuren, zoals steenstort, strekdammen, bruggen en dergelijke. Op deze plekken ontstaat turbulentie in het water. Vissoorten als roofblei, baars en snoekbaars houden daarvan. Dat baarzen van stroming houden, kun je zien als je een oude baars tegenkomt.

De staart van zo’n oude baars is aan de onderkant schuin afgesleten van het in de stroming tegen de bodem staan. Dat we op deze plekken ook tegen roofblei aanlopen, spreekt bijna wel voor zich.
En snoekbaars vangen we vaak op de rand naar dieper water, waar het iets minder hard stroomt.Deze stekken vissen wij als volgt uit. We benaderen de stek voorzichtig.

We laten ons er zachtjes naartoe driften en hebben speciaal voor deze momenten een anker mee genomen. Een meter of tien voor de plek laten we zachtjes het anker zakken. We gaan nu de plek waaiervormig afvissen met plugjes waarbij we in eerste instantie ondiep lopende plugjes gebruiken. Denk daarbij aan de Chubbies, Squad Minnows en Jasons van Illex en de X-Rap en Longcast van Rapala. We draaien deze plugjes snel binnen en dekken zoveel mogelijk water. Als we geen aanbeten krijgen, dan zetten we dieper lopend kunstaas in.


Gevarieerd binnenvissen is het devies!

Op half water vangen we soms baars en roofblei door elkaar heen. Als laatste laten we het kunstaas over de bodem kruipen en gebruiken we naast de dieplopende modellen van Illex, Rapala en Frenzy ook de ASP spinners van Spro, die we tergend langzaam boven de bodem binnenvissen. De grootte van het kunstaas laten we zoveel mogelijk bepalen door de grootte van de aanwezige prooivis. In de regel beginnen we het seizoen met kleiner kunstaas en eindigen met groter.

We blijven echter goed observeren, want in een slechte zomer groeit de prooivis langzamer.Levert zo’n plek geen vis op, dan komen we later weer terug. Zolang het stroomt, trekken daar steeds weer nieuwe scholen roofvis op. Hier kan ook zomaar een echte vreetorgie plaats vinden, waarbij een school prooivis vanuit de lucht wordt aangevallen door visdiefjes en van onderen door een flinke school baars. Iedere worp is dan raak, maar we moeten er dan wel snel bij zijn, want het houdt net zo snel op als het is begonnen.

Er zijn ook dagen of uren waarbij er nauwelijks sprake is van stroming. De eerder genoemde stroomstekken zijn dan minder productief. Er zit nog wel wat vis, maar de vis lijkt zich meer over de rivier te verspreiden. We richten ons dan op ander plekken, zoals platen in de rivier.

Zandplaten
Op de rivier kom je vaak ondiepe platen en diepe kanten tegen. De stroming op de diepe kant is een stuk sterker dan op de ondiepe kant. Op de ondiepe platen vind je regelmatig gras en andere planten. Tussen de planten kan het kleine visbroed beschutting zoeken. Hier vinden we daardoor ook windes, solitaire, soms zeer grote baarzen, roofblei en soms ook snoekbaars en snoek. Maar vooral winde is vaak tussen het gras te vinden.

Het vinden van platen met gras is meestal ons eerste doel, maar op die platen ligt de vis verspreid. Winde zit, zoals eerder gezegd, vaak tussen het groen, maar ze hebben ook een voorkeur voor stenen kanten. Ze kunnen dan ook vlak voor de kant liggen op nog geen halve meter water. Regelmatig zien we ze dan ook met hun vinnen omhoog uit het water steken. Baars heeft ook zo zijn voorkeuren.

Hij schooiert over de platen in de buurt van planten of stenen. Het afgelopen jaar vingen we grote solitaire baarzen op kale zandplaten met soms nog geen halve meter water. In het begin valt het niet mee om op deze plekken te vissen, omdat je het gevoel hebt dat je kansloos in een zwembad vist, en dan nog wel in het peuterbad!


Ook voor roofblei hoeft er zeker niet altijd snel te worden gevist!

Snoekbaars kun je aan de randen van de platen tegenkomen en soms bij obstakels op de plaat. Met hoog water komen we ze vaker tegen dan bij laag water en soms liggen ze zelfs tegen de kant. Baarzen en snoekbaarzen liggen in dit geval dan door elkaar heen. Roofblei is ook een fan van zandplaten. Meestal verwachten en vangen we ze op de snelstromende stukken van de rivier, maar ook op de zandplaten. Het is wel zoeken geblazen, want ze kunnen overal liggen.

Heb je eenmaal een indicatie van de voorkeur van de standplaatsen van dat moment, dan vang je er meer. Met hoog water vangen we roofblei vaak in de eerste 10 meter vanuit de kant en met laag water verder uit de kant. Dat is echter geen wet van Medem en Perzen, want ook de stek zelf bepaalt natuurlijk hoe ver je van de kant vist. Het blijft een kwestie van zoeken en proberen, maar als je eenmaal een aanbeet krijgt, dan liggen er op die hoogte uit de kant wel meer.

Om deze zandplaten goed af te kunnen vissen, is bootcontrole overigens erg belangrijk. Met de favoriete standplaatsen in ons achterhoofd vissen we systematisch de rivier af. Op langzaam stomende stukken laten we ons relaxed met de stroom mee drijven en sturen bij met de elektromotor. We maken liever gebruik van de stroming dan dat we er tegenin gaan.


Snoekbaars vind je meestal iets afzijdig van de andere rovers.

Bij te hoge driftsnelheid kan de boot altijd worden afgeremd met de elektromotor. Zodra we tegen vis aanlopen, maken we op die plek nog een aantal driften, want vaak ligt de vis bij elkaar in de buurt. Stroming mee en wind in de rug zorgt voor een ideale driftsituatie.

Op deze manier kan haaks op de kant worden gevist en heb je de meeste spreiding met werpen om zodoende zoveel mogelijk water te dekken. Zijwind hoeft ook geen probleem op te leveren. De elektromotor wordt tegen de wind gestuurd en zorgt ervoor dat de gewenste afstand van de kant wordt gehouden.

Op deze manier kan met behulp van de stroming ook haaks op de kant gevist worden. Stroming mee en wind tegen is de slechtste situatie. Als de stroming en wind even sterk zijn, kom je niet vooruit en zul je de elektromotor moeten gebruiken om vooruit te komen. Vooral als er met kleine, lichte plugjes wordt gevist, is windje tegen ronduit vervelend gooien.

 

 Deze reportage en diverse andere opnieuw

 weer zeer 
lezenswaardige artikelen over o.a. 

 het ultralicht vissen op polderbaars en


 nieuwe snoekbaarstechnieken, zijn

 terug te vinden in nummer 69 

 van Dé Roofvis, dat verschijnt rond

 15 december 2008.

 

Voor meer informatie over o.a. aantrekkelijke  abonnementsaanbiedingen:  Klik hier!