De Allrounder deel 6 Een pakje slaag van kapitein Felix

De Allrounder deel 6

Een pakje slaag van kapitein Felix 

Door Bart Debaes

Ik kan inschepen op de boot van vismaat Felix. Natuurlijk ga ik graag mee, al zal ik waarschijnlijk een panneke slaag krijgen. Zeker deze winter is hij de te kloppen man in het verticalen. Hij gaf al meerdere vismaten het nakijken op een verticaaldag.

Geen probleem, ik zal zeker wel iets bijleren. Ik ben van plan om zoveel mogelijk na te doen wat hij doet, in de hoop dat ik een beetje mee kan in aantallen.

Om 4u15 vertrek ik met mijn wagen. Na een klein uurtje ontmoeten we elkaar, en nog 130 kilometer verder komt het water in zicht. Aan de helling blijkt dat er slechts nog maar een paar bootjes voor ons te water zijn gegaan. Meestal duidt dit er op dat de vis het niet zo goed doet. Na het klaarmaken van de boot stap ik te voet door naar de helling zelf. Daar lig ik al snel bijna languit.


Supergladde vervroren bandensporen.


De natte sporen van de uit het water optrekkende wagens zijn duidelijk hard gevroren. Ik waarschuw mijn aanrijdende kameraad, omdat ik wat vrees dat straks trailer en wagen weg zullen glijden op het ijs, hopla, het water in. Er is echter nog voldoende plaats tussen de sporen, in de droge stukken, en alles gaat naar wens.


Het haventje ligt er prachtig bij.


Als Felix na het wegzetten van de wagen een paar vissers aanspreekt om het laatste nieuws te horen, blijkt dat ze eergisteren alle drie niets te hebben gevangen. Niet zo een goed nieuws, maar we gaan voor de weg voorruit. De morgenstond is prachtig, al ziet de opkomende zon er warmer uit dan wat ze geeft.


De opkomende zon ziet er warmer uit dan wat ze geeft.


De eerste twee stekken die we aandoen zien we wel een paar banaantjes op het scherm maar aanbeten zijn er niet bij. We zien de andere bootjes ook veel heen en weer varen, dus waarschijnlijk zitten ze in hetzelfde schuitje. Hangt er dan toch een brosdag boven ons hoofd?

We zoeken tot op elf meter diepte, maar verder gaan we niet. We hebben het beide niet zo op met ‘grootoogsnoekbaarzen’. Het water is troebeler dan ik hier ooit zag. De vele regen van de laatste tijd zal hier alles mee te maken hebben. Als gauw wordt de bruine X10 vervangen door een wit exemplaar.

We zoeken een stek op met meerdere onderwater glooiingen. Hier liggen wel wat hongerige rovers. Het is net 10:00 uur als mijn kapitein zijn eerste aanslaat.


Tien uur is etenstijd.


Drie minuten later meldt de volgende zich al. Zijn rugstekels zijn niet zo gelijk gevormd als bij de vorige. Niet veel later is daar nummer drie.


De rugvin is stukken minder regelmatig.


Bij mij gebeurde nog niets, tijd om alles eens te overzien. Het voeren van het shadje is eenvoudig: Felix doet gewoon niets. De loodkop een beetje van de bodem afhouden, en regelmatig voelen of je hier niet te ver van af zit, is de manier van aanpakken.

Dus tot nu toe deed ik waarschijnlijk niets verkeerd. Deze manier van verticalen is al langer gekend als 'dé manier' om in de winter goed aan de bak te komen. Misschien is het de aassoort. Het shadje waar de kapitein mee vist is een zelfbouwtje. Van een Spro HS playboy heeft hij het staartje vervangen door een geribd twisterstaartje.

Hij vertelt me erbij dat hij deze winter al prima hiermee heeft gevangen. Daar gaat mijn voornemen om hem na te apen al. Dat aasje heb ik alvast niet bij me. Ik verwissel mijn X10 met een komodo, in de hoop dat die wat beter opvalt in het bruine water. Een kwartier later wordt mijn Tarantula hengel me bijna uit de hand gerukt. Dit is best wel een mooie om mee te starten.


Best wel een mooie om mee te starten.


Het zonnetje begint al wat warmte te geven. Met de graden onder nul die we al hadden, doet dit vreselijk deugd aan de pollen. Als het een beetje kan, richten we ons steeds naar de zonnekant.

Regelmatig komt een vis binnen, als is die regelmaat beter te vinden bij de kapitein dan bij mij. Als dan ook zijn dood-aas-bijhengel start met vangen neemt hij vlot een voorsprong. Ach, ik ga zeker niet klagen, we liggen hier zo mooi op het water en krijgen naast vis ook regelmatig prachtige luchten voor de kiezen.


Regelmatig krijgen we prachtige luchten te zien.


Nu en dan zien we de buien opkomen, en voor en achter ons passeren. De regenvlagen vormen donkere gordijnen, en we zijn telkens blij dat het water niet op onze kop valt. Achteraan één van die buienwolken kunnen we zelfs vaag een regenboog onderscheiden.


Vaag is een regenboog te zien.


Dan slaat de bijhengel opnieuw goed krom. Ook tijdens de dril wordt hij regelmatig tot op het einde van zijn curve getrokken.


De bijhengel wordt diep in zijn curve getrokken.


Ik grijp naar mijn camera als ik achter me een 'waahhooo' kreet hoor weerklinken. Met een ruk draai ik me om en een even enthousiaste kreet komt uit mijn mond. Wat een pracht van een baars! Voorzichtig wordt hij gepakt en al gauw mag ze mannequin spelen.


Een baars om een kreet voor te slaken.


Alhoewel, ééntje van die omvang zal eerder dienen om volslanke maten aan te prijzen. De vis zit duidelijk vol met nageslacht.


Echt wel een volslank model.


Snel wordt ze even op het meetlint gelegd. Nauwkeurig metend, komen we aan 49.3 centimeter, een evenaring van Felix' PR. Drie foto’s verder wordt ze voorzichtig in het water gelegd. Met een staartslag gaat ze de waterkelder in, ons met een diepe indruk achterlatend.

Er komt opnieuw een bui aanzetten. Nog snel ervoor wissel ik naar een goudkleurige sandeel 130. Deze Bright Baits shad is eigenlijk ontworpen voor de zeebaars, maar de eerste keer dat ik hem dit najaar mocht testen, was hij gelijk goed voor een goed deel van de snoekbaarsvangsten die dag.

Het wolkendek is nu heel breed en we beseffen dat we er dit keer niet van onderuit zullen kunnen. Terwijl mijn bootmaat zijn regenpak aantrekt vallen de eerste druppels al. Voor een snoekbaars blijkbaar het teken om mijn hengeltop naar onder te snokken. Als ik de uitgedrilde glasoog presenteer beginnen de eerst sneeuwvlokken te vallen.


Daar zijn de eerste sneeuwvlokken al.


Midden in de bui knalt er opnieuw een vis op. Aan de dril te voelen wordt dit een stevig exemplaar. Als de knokker dicht bij het oppervlak komt kijk ik reikhalzend uit naar zijn formaat. Ik krijg het echter niet te zien, want plots veert de hengel recht.

Het is mijn kapitein opnieuw die de volgende vis naar boven brengt. Het is opnieuw een maats exemplaar. Het valt echt op dat we nog zo goed als geen vis van onder de vijftig centimeter hebben gevangen, best wel leuk.

De zon komt er opnieuw door, en al gauw draaien we als zonnebloemen naar haar toe. Mijn handen zijn na deze bui echt wel versteven van de kou, en ik heb zelfs moeite met opwinden als ik mijn volgende mag drillen. Als deze boven komt zien we dat zijn ogen ferm uitpuilen.


Vreemd, van op acht meter en toch uitpuilende ogen?


Snel kijken we naar de dieptemeter, maar die wijst al een tijdje niet meer aan dan 8.2 meter. Hoe kan dat nu? Ik probeer een verklaring hiervoor te vinden.

Zou het kunnen dat als een snoekbaars ooit eens last heeft gehad van uitpuilende ogen, na een vangst van op te grote diepte, de weefsels rondom de ogen zo ver zijn uitgerekt dat dit nadien niet meer zo goed geneest?

Of is het toevallig dat deze vis net van op een grotere diepte naar dit plateau is gezwommen, en gelijk mijn shad heeft gepakt? We zullen het wel nooit weten.

Met een plonsje gaat hij terug, en ik ben blij dat ik hem recht naar onder zie duiken. Bij de volgende drift zien we echter een snoekbaars boven liggen. Snel varen we er naartoe. Het blijkt om dezelfde vis te gaan.

Ik kan hem bijna bij de staart pakken, als hij met een forse slag terug naar onder duikt. We zien hem niet meer boven komen, ook niet de volgende driften. Hopelijk heeft hij het gehaald.

Het is bijna 16:00 uur als Felix het aan de stok krijgt met een wilde vechter. Eerst denken we aan een vals gehaakt exemplaar, maar bij het zien van de eerste schim weten we wel beter. Dit wordt opnieuw fotowerk.


De beste van de dag.


We starten met de laatste drift. Ik hou me zelf voor om het toch nog maar eens te proberen op de manier die ik het liefste verticaal, namelijk met kleine huppeltjes over de bodem. Omdat de goudkleurige sandeelshad me tot nu toe het meeste op bracht, mag hij opnieuw aan de speld.

Drie huppeltjes verder duidt een rover dat hij niet akkoord is met mijn gedragsverandering. Ik ben vreselijk verrast. Dit moet toch toeval zijn. Vijf minuten later lijkt het toeval er toch wat minder mee te hebben te maken als ik mijn tweede vang. Een kwartier verder zit ik aan vier vissen, terwijl Felix niet eens nog een beet kreeg. Het zijn wel allemaal de kleinere van de dag, net veertig of ietwat meer.


Kleiner, maar zeer welkom.


Wat zou dit nu opgebracht hebben als ik dit de ganse dag had gedaan, vragen we ons af. Bewijzen dat dit werkte, zal echter voor een volgende keer moeten zijn.

Als afsluiter haalt Felix nummer 26 naar boven. De meeste vissen waren duidelijk voor hem, maar voor zo een aangenaam pakje slaag wil ik gerust nog wel eens tekenen. Al zal ik er de volgende keer wat meer proberen uit te huppelen.

ANDEREN LAZEN OOK