Bepalende factoren

Bepalende factoren

Door Marco Kraal

Ondanks een onbeperkte keuze aan kunstaas, driedimensionale visvinders, uiterst nauwkeurige kaartplotters en zelfs onderwatercamera’s blijft de snoekbaars een wispelturige vis. Toch wordt dit gedrag volgens Marco Kraal door slechts een beperkt aantal factoren bepaald.

Het snoekbaarsseizoen 2008/2009 is nog maar halverwege, maar kan nu al de boeken in als subliem. Vooral in het begin van de zomer worden er op kunstaas soms belachelijke aantallen gevangen. Hoewel het merendeel van de vis de maat (net) niet haalt, is de pret er niet minder om. Het grote aantal aanbeten biedt mij de gelegenheid om naar hartenlust te experimenteren.

Wat me daarbij opvalt, is dat de presentatie in deze periode veel belangrijker blijkt te zijn dan de kleur van het aas. Niet dat kleur geen verschil maakt, maar dat verschil zit vooral in contrasten. De ene dag, of beter gezegd het ene moment, lijkt een donkere kleur voor te liggen, het andere moment een lichte kleur.

Tegen de verwachting in lijkt ook het formaat shad minder bepalend dan voorgaande jaren. Zelfs een forse splittail van 15 centimeter doet het goed. Wel krijg ik op grote(re) shads meer missers, maar het aantal aanbeten is niet minder dan op de gangbare shadjes van 10 centimeter. Wat duidelijk wel uitmaakt, is de actie van de shad. Heb je de juiste actie te pakken dan is het bingo, zit je er naast dan is het balen.

Hoewel er verticalend geen grote vissen worden gevangen, zitten ze er wel. Snoekbaarsvissers die teruggrijpen op de pen vangen een behoorlijk aantal bakken, let wel op hetzelfde water waar met kunstaas hooguit vissen tot 50 centimeter worden gevangen. Succesvol snoekbaarsvissen en vooral constant succesvol zijn, betekent daarom kunnen én willen variëren en vooral het kunnen inspelen op het gedrag van deze fascinerende roofvis.


Snoekbaars vertoont voor een roofvis nogal eens a-typisch gedrag.

Agressie

Hoe langer ik op snoekbaars vis, des te meer ik er van overtuigd raak dat een deel van de aanbeten op kunstaas het gevolg is van agressie. Op You Tube zijn diverse onderwaterfilmpjes te vinden die gehakt maken van onze theorieën over het aasgedrag van snoekbaars. Bijzonder frustrerend om te zien hoe dat verleidelijk wippend kunstaas, al dan niet voorzien van een aasvisje, door de aanwezige walleyes (het Amerikaanse neefje van onze snoekbaars) met interesse wordt bekeken, maar niet wordt gepakt.

Het beeld van diverse walleyes die met hun bek soms een paar centimeter van het kunstaas hangen maar het mooi niet pakken, spreekt boekdelen. Wanneer het aantal vissen in de buurt van het aas op een gegeven moment toeneemt, ontstaat er duidelijk zichtbaar irritatie en wordt het aas uiteindelijk door een narrige vis gegrepen. Dit gedrag wordt wel beschreven als voedselnijd.

Hoewel er geen sprake is van honger - want in dat geval zou het aas direct worden gegrepen - zorgt een bepaalde dichtheid van soortgenoten voor agressie en ontstaat een soort reflex, waardoor het aas toch wordt gepakt. Aangezien kleine snoekbaars in (veel) grotere scholen leeft dan de grotere exemplaren, verklaart dat mogelijk waarom er met kunstaas vaak meer maar vooral kleiner wordt gevangen. Voedselnijd treedt ook op in de nabijheid van een grote school prooivis. Wie wel eens een bal spiering heeft aangetroffen, weet wat ik bedoel. In de buurt van zo’n baitball kun je je echt het schompes vangen en wanneer je de vissen onthaakt, braken ze vaak handenvol spiering uit.

Dit gedrag komt ook bij andere vissen voor. Karpers kunnen bijvoorbeeld zeer lang passief boven een voerstek blijven hangen. Hoewel ze al volgevreten zijn, blijven ze toch in de buurt van het voer. Het ruikt immers interessant. Naarmate er meer vissen op het voer verschijnen, verandert het gedrag van de vissen. Ze worden zenuwachtig, actiever, krijgen meer aandacht voor het voer en ineens lijkt er een magisch signaal te worden afgegeven en gaan ze massaal en ongeremd buffelen. Zelfs in de winter, wanneer karpers nauwelijks hun voedsel kunnen verteren, is het mogelijk om door het aanbieden van een berg voer in de buurt van een kudde karpers een vreetorgie te veroorzaken.

Voedselnijd kan dus worden beschouwd als een vorm van agressie die bij veel diersoorten voorkomt.
Of het nu zomer of winter is, ik ben er heilig van overtuigd dat een groot deel van de aanbeten op kunstaas het gevolg is van agressie. Agressie kan op verschillende manieren ontstaan. Bijvoorbeeld zoals hier boven beschreven door de aanwezigheid van meerdere vissen in de buurt van een (mogelijke) voedselbron. Maar ook tijdens het paaien of het beschermen van nesten kunnen snoekbaarzen zeer agressief zijn.

Mogelijk is er ook sprake van agressie ten gevolge van het verdedigen van territoria. Hoewel uit onderzoek blijkt dat snoekbaarzen enorme afstanden kunnen zwemmen, zijn er waarschijnlijk vissen die gedurende een bepaalde tijd honkvast zijn en hun territorium fanatiek verdedigen. Zo worden duikers regelmatig aangevallen door snoekbaarzen en snoeken wanneer ze te dicht in de buurt komen van deze vissen. Opmerkelijk is dat deze aanvallen plaatsvinden met een dichte bek.

 
Nauwelijks iets doen is vaak de sleutel tot succes.

Er wordt dus niet gebeten maar geramd. Soms met pijnlijke of zelfs gekneusde ribben als resultaat. Aanbeten waarbij de vis onder in de bek wordt gehaakt zijn volgens mij altijd het gevolg van agressie. Dit zijn overigens ook de beruchte aanbeten die je vaak mist. Een keiharde knal en vervolgens een gat in de lucht. Een staartdregje zou dit verschijnsel gek genoeg nog wel eens kunnen verergeren. Doordat de vis het aas met dichte bek aanvalt of wil wegduwen, haakt het dregje mogelijk wel het kieuwdeksel en zal bij gebrek aan grip weer loslaten met een tierende visser als resultaat.

Hoe kun je daar als sportvisser op inspelen? Met andere woorden, hoe kun je agressie opwekken? Zelf boek ik vaak goede resultaten wanneer ik in de nabijheid van een kudde veelbelovende bananen de shad een pittige actie geef. Felle tikken waarbij de shad telkens onverwacht even uit het zicht van de snoekbaars verdwijnt, leveren vaak snoeiharde beuken op. Ook de kleur van het kunstaas kan hierbij een positieve rol spelen.

Hoewel ik niet geloof dat de ene kleur door snoekbaars beter wordt waargenomen dan de andere, kan kleur van doorslaggevende betekenis zijn. Mogelijk wekt de ene kleur juist op dat moment agressie op. Het ligt voor de hand daarbij een relatie te leggen met het doorzicht van het water, de diepte waarop gevist wordt en de weersomstandigheden.

Hoe plausibel dit ook klinkt, ik geloof er geen barst meer van. Wat de relatie kleur en diepte betreft, zou bijvoorbeeld een blauwe shad het op dieptes onder de 10 meter altijd beter doen. Laat dat nu net niet het geval zijn. Laten we maar accepteren dat er bepaalde situaties zijn waarbij specifieke kleuren sneller respons opwekken dan anderen. Soms kan dat zeer extreem zijn en kan een bepaalde kleur shad ineens mijlenver voor liggen. Vaak zijn dat afwijkende kleuren, zoals knalgroen, roze of oranje. Met dergelijke onnatuurlijke kleuren is het vaak alles of niets.

Hetzelfde geld voor de vorm van een shad. Afwijkende vormen kunnen ineens voor gouden dagen zorgen. Vorig jaar ving ik de sterren van de hemel met een afwijkend type shad. Het ding deed het zo verrekte goed dat ik er meteen maar driehonderd van kocht. Dit jaar, hoewel ik het ding zeer regelmatig heb uitgelaten, moet ik mijn eerste vis er nog mee vangen. Of zou het toch te maken hebben met dat magische (gebrek aan) vertrouwen?


Een geel, zurig ruikend stuk gummi met een soms opvallende vangkracht.

Nieuwsgierige snoekbaarzen

Snoekbaarzen zijn echte opportunisten die nogal eens voor een roofvis afwijkend gedrag vertonen. In plaats van een prooi keihard en genadeloos te grijpen, lijkt het wel of ze vaak aan het ‘testen’ zijn. Het aas wordt voorzichtig beroerd, er wordt wat aan geplukt en dat was het dan weer. Zeker op windstille dagen en met een uitgebalanceerde uitrusting kun je dat gerommel vaak zeer goed waarnemen. Kleine tikjes op de shad, het gevoel dat het kunstaas voorzichtig wordt weggeduwd, kortom, gehannes waar je soms horendol van kunt worden.

Vaak wordt dit gerommel in de marge afgedaan als aanbeten van baars, toch zijn het echter vaak knappe vissen die hier verantwoordelijk voor zijn. Dit gedrag treedt ook op wanneer er werpend wordt gevist. Overigens wordt de effectiviteit van het werpend vissen op snoekbaars zwaar onderschat, maar dat terzijde. Zo heb ik deze zomer tijdens de ochtendschemer opvallend veel maatse vissen werpend gevangen. Vissen die ’s ochtends vroeg op een halve meter water bleken te liggen en de shad meteen bij het neerkomen begonnen te volgen om deze vervolgens vlak voor de boot alsnog te grijpen.

Waanzinnig spektakel overigens om een knappe vis vanaf het ondiepe tot aan de boot te zien volgen. Wat me hierbij opviel, was dat shads die veel kabaal maken, dus kunstaas met schoepstaartjes, veel beter worden gevolg dan shads met een V-staartje. Opmerkelijk is dat het verticalen juist weer lekkerder loopt met een splittail. Waarom? Gissen geblazen, maar ik heb het gevoel dat de extra trillingen die het schoepje afgeeft de vis extra nieuwsgierig maakt. Wellicht is dit ook de verklaring dat sommige clevere vissers deze zomer geweldig goed hebben gevangen op ondiep geviste, zeer grote jerkbaits.

Volgens mij zijn snoekbaarzen altijd nieuwsgierig. Op zich logisch, want als opportunist is het altijd de moeite waard om afwijkende objecten te onderzoeken, het kan immers altijd voedsel zijn. Daarom is het van belang om op veelbelovende taluds waar de visvinder zulke prachtige beelden op het LCD-scherm projecteert, zo rustig mogelijk te vissen.

Een shad die lang in het zicht van de vis blijft, zal uiteindelijk vaak toch worden gegrepen. Wanneer ik met gasten vis - en dat zijn vaak opstappers die nog nooit een hengel hebben vastgehouden - adviseer ik ze altijd om vooral niets te doen. Geen vrolijke huppeltjes, geen vinnige tikjes en geen woeste uithalen, maar stilhouden dat handvat.

Het enige dat ik ze probeer te leren is de shad met strakke lijn net tegen de bodem te houden. Succes verzekerd. Wanneer ik een potentiële hotspot bevis en slecht een paar voorzichtige aanbeetjes krijg, ga ik zeer traag vissen. Dat lijkt overigens eenvoudiger dan het lijkt. De meeste snoekbaarsvissers, inclusief ondergetekende, zijn geconditioneerd in het geven van tikjes uit de pols. Het is verdomd moeilijk om niets te doen.

In de winter wil het nog wel eens lukken, maar ‘s zomers moet er actie worden meegegeven. Toch zijn er dagen dat het ‘hangen boven de bodem’ de enige manier is om vis te vangen, veel vis. Vooral door de shad zo nu en dan in slow motion van de bodem te tillen en vervolgens een centimeter of 20 boven de bodem te fixeren. Vaak krijg je dan bloedstollend harde aanbeten.

Zelf denk ik dat de vis dan al geruimde tijd het kunstaas nieuwsgierig volgt, zo nu en dan er met dichte bek tegenaan tikt, of voorzichtig even het staartje pakt. Een kleine verandering kan dan de trigger zijn om het aas alsnog vol te pakken.

Een vismaat van mij laat, wanneer hij vissen in de buurt van zijn aas vermoedt of kleine tikjes krijgt, zijn shad een paar seconden doodstil hangen om ineens met zijn hand een roffel op het achtereind van zijn handvat te geven. Het ziet er in eerste instantie een beetje schlemielerig  uit, maar het resultaat is wel opvallend vaak een loeiharde beuk. Ook geuren kunnen nieuwsgierigheid opwekkend. Toch wordt er vrij weinig met geuren gewerkt, zeker door snoekbaarsvissers.


Een oud mannetje die zijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen.

Dat geur een respons bij roofvis kan opwekken, staat echter vast. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld worden meurende zeevissoorten met veel succes als aas voor grote snoek ingezet. Daarbij wordt vaak ook gebruikt gemaakt van extra flavours en oliën. Snoekbaars lijkt echter anders op geurstoffen te reageren. Zo werken natuurlijke geurstoffen als visolie niet of nauwelijks.

Ook experimenten met shads die met spieringextracten waren behandeld leverden geen extra vissen op. Toch zijn er wel degelijk geurstoffen die zo nu en dan het verschil kunnen uitmaken. Een vreemd geurtje kan er voor zorgen dat een shad nét even langer wordt vastgehouden. Zo schreef Jouke Jansma ooit eens over het positieve effect van knoflookextracten.

Ook het veelbesproken Gulp Alive kan soms extra vis opleveren. Soms zelfs veel extra vis. Deze maffe shads zitten in een potje met een wat zurige vloeistof. Het zijn geen bijzonder soepele shads en ze hebben ook niet echt een natuurlijke actie. Het is ook zeker geen wonderspul, maar toch zijn er momenten dat ze het akelig goed doen, zowel op een jigkop als in een dropshotsysteem.

Aangezien ik wel eens wilde weten welke filosofie achter dit aas zit, heb ik dat gevraagd aan Jan van de Bovenkamp, de Nederlandse Berkley-man. Volgens zijn zeggen is de gedachte achter dit aas gebaseerd op militair onderzoek, waarbij is gezocht naar stoffen die haaien aantrekken en triggeren. Deze beestjes zouden daardoor als een soort van natuurlijke bewakers voor marineobjecten kunnen fungeren.

Oké, het lijkt wat vergezocht, maar er zijn dagen dat het spul wonderwel goed functioneert en extra vissen oplevert. Wellicht vissen die hun nieuwsgierigheid niet konden bedwingen.

Fourageergedrag

Het klinkt misschien vreemd, maar snoekbaars is een nogal slechte rover. Zeker in vergelijking met snoek is het een beetje een loser. Het beestje moet letterlijk in het voedsel zwemmen om succesvol te zijn. Dat is ook de reden dat snoekbaars het zo goed doet in voedselrijk, troebel water. Hier is namelijk altijd voldoende productie aan visvoedsel, ligt er altijd wel dode vis op de bodem en is het lichtklimaat onder water zodanig dat ze dankzij een paar zeer goede, extreem lichtgevoelige ogen, toch een prooi kunnen bemachtigen.

Wordt het water helderder, dan krijgen ze het moeilijk, moet er ineens actief worden gejaagd en krijgen ze concurrentie van snoek. Concurrentie die ze altijd verliezen, ook omdat ze uitermate effectief worden geconsumeerd door de groene jongens en meisjes. Wellicht is dit ook een verklaring waarom wateren met een goed snoekbaarsbestand die ten gevolge van het terugdringen van voedingsstoffen weer helder worden, gedurende een paar jaar vaak verschrikkelijk goed kunnen zijn.

De snoekbaarzen krijgen immers honger en moeten aan de bak. Tijd om het aas te grondig te bestuderen is er immers niet. Helaas is dat maar tijdelijk en is het meestal al snel nodig om er een staaldraadje aan te knopen.
Snoekbaars is dus een vis die meestal relatief weinig moeite hoeft te doen voor het bemachtigen van een prooi.

Het meest fraaie voorbeeld hiervan was jaren geleden op een beurs te zien. Volgens mij op de ter ziele zijnde Visvaria in Zwolle. Op dit filmpje was te zien hoe een forse snoekbaars zich gedroeg in de buurt van een dode, maar wel verse blankvoorn. Duidelijk zag je hoe de filmster rondjes om de voorn zwom, uit beeld verdween en weer terugkwam. Verschillende keren werd de aasvis voorzichtig opgepakt en weer net zo voorzichtig uitgespuugd. Dit ging wel een minuut of tien door. Uiteindelijk vond onze snoekbaars het welletjes en liet de voorn liggen en zwom rustig weg, de kijker gefrustreerd achterlatend.

Deze opnames laten duidelijk zien dat snoekbaarzen zich als roofvis volstrekt a-typisch kunnen gedragen en verklaren ook waarom je vissend met de pen zo vaak van die enorme zeikaanbeten kunt krijgen. Natuurlijk ontstaat er een andere situatie wanneer er meerdere vissen in de buurt van het aas verschijnen. In dat geval kan er voedselnijd ontstaan en zal het aas minder terughoudend worden gepakt.

Ook wanneer er ineens zeer veel voedsel beschikbaar is, ontstaat een andere situatie. Soms leidt dat tot een heftige vreetorgie en pakken ze alles wat in het gezichtsveld hangt, huppelt of bibbert. Het kan echter ook zo zijn dat ze gefixeerd raken op een specifieke soort prooivis. Meestal is dat spiering. Let wel, dat zijn meestal niet het formaat spieringen waar wij mee vissen, maar visjes van 3, 4 centimeter lang.  Ze moeten en zullen dat visje hebben.

Vooral de kleine shadjes waar meestal met de dropshothengel mee wordt gevist, kunnen dan echt het verschil uitmaken. Het gekke is dat ze zo’n school spiering maar een korte tijd volgen. Zo kan ik me nog goed herinneren dat er een paar jaar geleden op het Gooimeer een spieringexplosie was. De spiering was eenvoudig te vinden door te letten op duikende sterntjes. Op het scherm van de visvinder zag je dan een prachtige bol met daar onder grotere echo’s. Vond je zo’n bol, dan was het harken geblazen.

Toch waren er ook dagen dat je ondanks een grote school spiering en duikende sterns niets kon vangen. Waarschijnlijk waren de vissen zo volgevreten dat ze het blijkbaar niet de moeite vonden om de school langer te volgen.

Wanneer een snoekbaars ons (kunst)aas uiteindelijk als prooi heeft geklasseerd, ontstaat er een reflexmatige reactie waarbij de vis in een fractie van een seconde zijn kieuwholte met dichte bek vergroot - waardoor er onderdruk onstaat - en vervolgens zijn bek openzet. Het gevolg is dat de prooi met een rotgang naar binnenschiet.

Dit is ook een mooie verklaring voor het feit dat lichte jigkoppen vaak (veel) effectiever zijn dan zware. Ook denk ik dat dit de reden is dat het dropshotten soms zo vreselijk effectief kan zijn. Wanneer er op de juiste manier wordt gedropshot, ontstaan er voortdurend momenten waarin het shadje nagenoeg gewichtloos is en het bijna altijd vol wordt gepakt. Een staartdregje is bij het dropshotten dan ook niet nodig en zelfs ongewenst. Zelfs grote shads op een relatief kleine, enkele haak worden tijdens het dropshotten volledig naar binnen gewerkt.


In plaats van de frituur kiezen we voor dressuur.

Dressuur

Tenslotte het verschijnsel dat we in de hengelsport meestal dressuur noemen. Door de introductie van het verticalen worden er tegenwoordig zeer veel snoekbaarzen gevangen. Een deel daarvan gaat levend terug. Door een hogere pakkans, de toenemende sociale controle en een veranderende mentaliteit groeit het aandeel teruggezette snoekbaarzen gestaag. Het gevolg is wel dat deze vissen op den duur de klappen van de zweep leren kennen.

Zeker op wateren als het Gooimeer, waar op sommige dagen meer dan 100 boten op het water dobberen, krijgen ze het spelletje snel door. Overigens is dressuur eigenlijk een verkeerd begrip. Dressuur is een term afkomstig uit de paardensport en betekent het leren van kunstjes aan dieren.

In het sportvissen zou in deze betekenis sprake zijn van dressuur wanneer je via het voeren van stukjes sardines snoekbaarzen leert deze vis te gaan eten. Wat wij als sportvissers dressuur noemen is wat in het vakgebied diergedrag ‘negatieve conditionering’ wordt genoemd.

In feite is dit dus het tegenovergestelde van dressuur.
Verkeerde term of niet, als snoekbaarsvisser krijg je hier steeds vaker mee te maken, zeker wanneer je je ding vooral met gummi doet. Dressuur op natuurlijk aas, zoals een brok vis, zal veel minder snel optreden. Wellicht ook de reden dat de grote (en ervaren!) vissen steeds meer op natuurlijk aas in plaats van kunstaas worden gevangen.

Door negatieve conditionering gaan snoekbaarzen hun gedrag geleidelijk aanpassen. Mogelijk onderdrukt het de agressie, verandert nieuwsgierigheid in argwaan en zal voedselnijd minder snel optreden. Het gevolg is dat de vangbaarheid, vooral met herkenbaar kunstaas, af zal nemen. In een groeiend aantal wateren is dit inmiddels het geval en verklaart het ook de vaak zeer grote verschillen tussen vissers onderling. Gelukkig blijven snoekbaarzen vissen die toch over vrij beperkte geestelijke vermogens beschikken. Oog voor detail, het anders doen dan anderen en daardoor de juiste trigger weten te vinden, is én blijft de basis van succes.

Marco Kraal

Bovenstaande  artikel  plus nog veel meer ander

interessant roofvisnieuws, kunt u vinden in

nummer 68 van Dé Roofvis, dat vanaf 

6 november 2008 in de betere hengel-

sportzaak
en/of boekhandel- kiosk is te

verkrijgen.

U kunt natuurlijk ook gewoon abonnee

worden dan krijgt u ieder nummer auto-

matisch in de bus.



Klik hier voor meer informatie wat Dé Roofvis u allemaal kan bieden!