Verslaafd aan Bonefish! (deel 2)

Verslaafd aan Bonefish! (deel 2) 

Tekst: Nico de Boer, fotografie: Nico de Boer, Henny Weel  

In dit tweede deel speciale aandacht voor Nieuw Caledonië en Cuba. Nico de Boer reisde de afgelopen zeven jaar naar een groot aantal warm water bestemmingen. Zo was hij ondermeer in Nieuw Caledonië, Bonaire, Florida, Cuba, Bahamas, British Virgin Islands en Tobago. Om daar in paradijselijke omstandigheden te vliegvissen op de 'Pirates of the flats'. Op Bonefish dus!

Gelegen in het hart van de Zuid Pacific is Nieuw Caledonië onderdeel van Melanesië, een eilandengroep die verder bestaat uit Fiji, Tonga en Vanuatu. Het behoort tot Frankrijk en is een archipel die bestaat uit een 500 km lang hoofdeiland en drie kleinere eilanden. Het ligt op 1500 km van Australië en 1700 km van Nieuw Zeeland.

De voertaal is Frans, maar het land kent 30 Melanesische dialecten. Talen die men spreekt in de diverse ‘tribes’, de stammen van de kanaks, zoals de donkergekleurde bevolking wordt genoemd.

Henny en ik logeren in Poingam, een nederzetting in het uiterste noorden, een half uur voorbij het gemeente Poum. Op deze plek staan een grote Afrikaanse safaritent als ons verblijf, een buitenrestaurant en een paar bungalows.


Heerlijk vissen in paradijselijke omstandigheden.

En verspreid langs de stranden staan er wat rietgedekte houten huisjes van de tribe die er woont. Met 50 mensen houdt het op en alles is charmant primitief, maar wij zijn meteen verknocht aan dit unieke plekje op aarde.

Alleen al omdat de flat, ‘Boatpass’ genaamd, hier vrijwel voor de deur van onze safaritent ligt. Ik vis er drie dagen en vang er de eerste bonevissen van mijn leven. Drie stuks en meteen nog grote ook, respectievelijk 7,8 en 9 pond.


Hangen!


Zwijgzaam lopen Hervé, een kanak, en ik naast elkaar. In kniediep tropisch warm, turquoise water. Geconcentreerd op zoek naar mysterieuze schaduwen en zilveren flanken. We schuifelen, stappen voorzichtig over de zeebodem. Stingrays zwemmen voor ons weg.

Alles gaat beheerst, vol verwachting, licht gespannen zelfs voor de dingen die komen gaan. De zon is ons goed gezind en schijnt uitbundig, zodat schaduwen van vissen zichtbaar worden op het witte zand.

De wind is wisselend. Soms heftig, waardoor rimpels op het wateroppervlak onze waarneming verstoren. Maar meestal acceptabel, zodat we door onze polaroid zonnebril het onderwaterleven tot op 20 meter ver kunnen gadeslaan.

Ik houd de kunstvlieg in mijn linkerhand en heb ongeveer 9 meter lijn (drijvend) uit het topoog hangen. Ook tussen reel en startoog hangt afgestripte lijn, zo’n meter of 6, zodat ik met één worp 15 meter kan overbruggen.

Je wacht in principe namelijk tot de bone binnen jouw werpbereik is gezwommen. 'Bone on fifteen meters', zegt Hervé, terwijl hij met zijn hand de koers aangeeft. In één worp vliegt mijn lijn uit mijn topoog om mijn parelmoeren ‘crazy charlie’ maatje 8 als verleider te presenteren.

“Strip, strip, stop”. “Strip, stop”, geeft Hervé als commando en ik laat mijn kunstvlieg over het zand huppelen. Gevolgd door een keiharde aanbeet. Rang…een knal op mijn hengel, waardoor automatisch de haak wordt gezet, meteen gevolgd door een onvoorstelbare krachtige run.


Kijk eens naar die staart, een fantastische propeller.


‘Hangen’, mijn eerste bonefish is een feit. Maar binnenbrengen is de klus twee. Vier, vijf misschien wel zes runs van 100, 80, 50 en 30 meter gaan vooraf aan de landing. Ik pareer de vis met enige druk, maar laat hem vooral uitrazen.


Even poseren.

Ook vlak voor mijn voeten kruist de bone nog vele malen door het ondiepe water, alvorens ik mijn handen kan natmaken en de prachtige achtponds bone voorzichtig uit het water til voor een foto.

Cuba ligt centraal gesitueerd tussen Florida, de Bahamas, Jamaica en Mexico’s schiereiland Yucatan, in het hart van ‘bonefish-land’ in de Cariben. En bekijk je Cuba vanuit de lucht met ‘Google Earth’, dan zie je een kustlijn als een mozaïek van gekleurd water, riffen, zandbanken, stranden, mangroven en ondiepe flats, doorsneden door geulen en kanalen.

Je kan je meteen een voorstelling maken van het zoutwater(vlieg)visparadijs dat Cuba is. Henny en ik verblijven in het bungalowpark aan het strand van Playa Largo, dat aan het Zapata National Park grenst.

Voor de flats van Las Salinas (bonefish) moeten we steeds 22 kilometer onverhard rijden door een fraai mangrovegebied (schitterende vogels), waar mijn visgids Juan Carlos op mij wacht.

Het is een toffe kerel, weliswaar een beetje ADHD-onrustig en kletst in goed Engels me de oren van de kop, maar zijn gidskwaliteiten zijn perfect. Hij is onvermoeibaar, neemt nauwelijks tijd om te eten en te drinken en heeft haviksogen als het om observeren, kijken, zien en vinden van bonevissen gaat.

We concentreren ons voornamelijk op ‘tailing fish’ in de oeverzone van de flats, omdat dat vaak solitaire vissen zijn, een tweetal of maximaal vier stuks. En solitaire vissen zijn doorgaans het grootst.

De kleinere scholen die wij midden op de flats zien, zijn enorm snel ‘spooked’. Het water is hier maar enkeldiep en het zand koraalachtig, waardoor de ‘pole’ van de gids een knisperend geluid maakt als hij afzet.


Een acht ponder met Eagle Eye Fred.

Natuurlijk vang ik er wel een paar midden op de flats, maar tegen de mangroveoevers aan is het spannender. Dag één valt wat tegen, zowel wat weer betreft als door mijn eigen kunde. Ik moet er weer behoorlijk inkomen na lange tijd niet op bones te hebben gejaagd, maar de voortdurend wisselende bewolking en felle zon, harde wind en een forse kabbel, maken het zien en aanwerpen moeilijk.

We spotten er genoeg op een dag, misschien wel 30-50 stuks, maar waar het bij bonevissen om gaat is: Hoeveel komen er binnen werpbereik? Ik kan er slechts zes goed aanwerpen en vang er drie. Heel wat beter gaat het op dag twee, als ik er 10 kan aanwerpen en ik er zes vang.

Dag drie is de topdag. Geen felle zonneschijn, maar ook niet echt bewolkt, een beetje diffuus licht. Prima om te spotten met een maroonkleurige polariserende zonnebril op, terwijl de bones ons wat minder in de gaten hebben.

We spotten er wederom voldoende, ik kan er 11 aanwerpen en vang er 10. Bijna elke worp is raak. Tot dan toe heb ik eigenlijk steeds met ‘crazy charlie’s’ gevist in zilveren, parelmoeren, flashgroene en flashroze kleuren en diverse gewichten (daarmee bepaal je de zinksnelheid).

Nu schakel ik over op ‘bonefish bitters’, mini epoxy vliegjes in bruin met gele rubber ‘legs’, groen met beige rubber ‘legs’ en zilver met oranje rubber ‘legs’. Wat een toppertjes!


Mijn grootste Cuba bone.

Ik werp anderhalve meter voor de ‘tailing’ vis, waarbij het epoxy vliegje als een klein steentje in het water valt, net niet te hard om de vis te verstoren, maar wel om zijn aandacht te trekken.

Ik laat de ‘bitter’ zakken naar de bodem, laat hem daar even liggen en als de bonefish in die richting zwemt, maak ik twee of drie korte strips. Weer laat ik de ‘bitter’ met rust. Als de bone hem vervolgens in de smiezen heeft, is één strip genoeg om hem te doen toehappen, de tweede strip is eigenlijk meteen het zetten van de haak.

En zodra ik de vis voel, hef ik mijn hengel even om hem meteen weer te neigen richting vis, want voor je het beseft is de bone al aan zijn onnavolgbare runs en onberekenbare choreografie begonnen. Machtig! Wat een sensatie!

ANDEREN LAZEN OOK

image description
Peter dobbert door… naar 2023…
Willem Moorman -
image description
De haken en ogen van een Noorse vistrip (17)
Marc Borst -