image description

SKARSVAG Up North ( deel 4 )

Door: Thomas Sintobin

SKARSVAG Up North, (On)dankbaar op de Noordkaap deel 4

Dag 3-4

De wind blijft ons parten spelen. Veel meer dan wat rondhangen in het fjord is er helaas niet bij. We vangen wat kleinere vissen, maar gelukkig ook een heel stel zeewolven. Om de een of andere reden toveren die beesten echt altijd wel een glimlach op mijn gezicht.

Eentje heeft zich stevig in Joris’ shad vastgebeten en hij laat die pas los als Joris hem al binnenboord heeft getild. Dan opent hij zijn bek en valt in onze visbak – hij was niet eens gehaakt…

Op dag 4 besluiten we de bergen in te trekken. Daar liggen volgens de eigenaars van het huisje grote meren. Ze weten niet zeker of het ijs er al weg zal zijn want er ligt nog best veel sneeuw overal, maar het is het proberen waard. Voor de eerste keer in mijn leven wandel ik over de zogenaamde toendra: een vegetatietype dat uit mossen en grassen bestaan die het grootste deel van het jaar onder sneeuw bedekt zijn, maar in de zomer in volle glorie van het niet verdwijnende daglicht genieten.

We zien bloemetjes, heel klein maar erg mooi. We springen over kletterende beekjes: smeltwater dat naar het fjord gutst. Ik drink ervan, enigszins aarzelend want van kind af aan heb ik geleerd dat je geen water uit de natuur mag vertrouwen – maar alles ziet er hier zo ongerept en onindustrieel uit dat ik het erop waag.

Het is heel koel en eigenlijk echt lekker. Joris kijkt me hoofdschuddend aan. Ik weet waarom hij niet drinkt: hij vertelde me ooit eens hoe hij als kind van een bergbeek had gedronken om dan vervolgens vast te stellen dat er een slang lag te rotten even stroomopwaarts. Hij was er dagenlang ziek van geweest – “van de bacteriën op de slang of van de aanblik van de slang,” dat wist hij nog altijd niet.

We komen over een heuvelkam en zien een hele grote kudde rendieren. Die beesten krijgen bijna een hartaanval: twee bezwete primaten die met veel kabaal plots in zicht komen. Ze gaan er dan ook als een pijl vandoor – met kalfjes en al. De Lappen leven van de rendieren, reizen met de kuddes mee.

Als ze een kudde willen vangen om ze in de winter op een veilige plek te zetten, zo leerde ik van een boekje dat in het huisje lag, vangen ze de leider – en de rest volgt. Het zijn in feite stoer uitziende schapen. Eindelijk komen we bij het eerste meer – en het is ijsvrij. We kunnen er in de luwte staan en gooien een uurtje lang lepels en spinners in de hoop een van de vele forellen te vangen die hier zouden moeten zitten. Het mag niet zijn.

Het verrast ons niet echt want de eigenaar had ons al gezegd dat we een maand te vroeg waren. De forellen liggen nu nog diep, passief, wachtend op insecten. We strompelen verder, hoger op, altijd maar hoger, want daar diep in de bergen ligt een meer waarin de Gouden Graal van de forelvisser woont: de arctic char.

Deze vissen hebben bloedrode flanken en staan al vele jaren hoog op mijn verlanglijstje. Dit is pas de tweede keer in mijn leven dat ik kans maak er een te vangen en dat is me zo’n klim wel waard. Het toendra-mos is ideaal: zelfs op zeer steile hellingen vinden onze voeten perfect grip. Onderweg vinden we het karkas van een rendier – een sukkelaar die het niet heeft uitgehouden tot de lente. En dan zijn we boven… zodra we onze kop over de richel steken, krijgen we de volle laag: een ijskoude en harde wind die niet met zich laat sollen. We sukkelen naar een oever waar we toch enigszins in de luwte staan en beginnen te gooien, de kou verbijtend. Het meer is grotendeels ijsvrij maar op de oevers ligt nog een dik pak sneeuw her en der.

Dat houden we een uurtje of twee vol maar ook de arctic boyz spelen het spel niet mee. Joris krijgt echter een volger: een fenomenaal mooie vis die op zijn gemakje achter zijn lepeltje kwam zwemmen maar dan voor zijn voeten weer wegdraaide… Ik probeer alles wat ik maar kan bedenken, tot en met dropshotten met een vlieg op de bodem, maar het mag niet zijn…

Een paar uur later staan we weer beneden. We hebben toch nog wat vis nodig voor ons avondmaal en stappen dus de boot op. De wind is nog aangewakkerd maar we gokken dat we in tien minuten weer binnen zijn met een lekkere zeewolf. Niet dus… We worden namelijk met een voor ons heel nieuw probleem geconfronteerd: we haken de wolven wel, maar de onderlijn breekt voor we ze bij de boot hebben. Het duurt even voor we door hebben wat het probleem is.

Doordat de drift zo snel gaat, moeten we de wolven van veel verder van de boot binnenhalen dan normaal. Ze tollen rond hun as en daardoor kinken ze de onderlijn, die uiteindelijk breekt. Geloof me vrij: als je honger hebt en zin in een zeewolffileetje is dat niet lollig. We weten heel goed dat een wartel tussen de Havfiske boom en het aas ons zou kunnen redden, maar die hebben we niet bij. Uiteindelijk vervang ik mijn onderlijn van 70/00 door een stevig stuk fluorocarbon van 1.2 mm en daarmee komt er dan eindelijk toch zo een dekselse wolf aan boord. Hij moet het met zijn leven bekopen, maar wat smaakte hij ’s avonds lekker…

De volgende dag verlaten we het kamp toch met een brok in onze keel. We hebben het gevoel dat we nog niet het tipje van de ijsberg hebben gezien, om maar eens een  toepasselijke metafoor te gebruiken, maar toch voelen we nu al: wat is het hier bijzonder… Niet mooi, eigenlijk, niet gezellig of pittoresk, maar wel heel ruig en echt en indrukwekkend en – en gewoon Bijzonder, met een hoofdletter… Ik ben dankbaar dat ik dit heb mogen zien, en ooit kom ik hier terug…

Interesse? Kijk dan eens op https://www.visreis.nl/bestemmingen/skarsvag/

Volgend jaar organiseert Joris er zelfs een groepsreis naar toe: https://www.visreis.nl/fin-nor-noordkaap-festival-2019/

Zo’n groepsreis is ideaal: nieuwkomers leren van ouwe rotten, en met elkaar maken ze het vaak heel gezellig samen. Voeg daaraan toe dat Joris zelf altijd meegaat om mensen met raad en daad bij te staan – en na al die jaren weet hij donders goed wat hij doet Up North – en je weet dat het niet fout kan gaan.