Pollack Paradise…

Pollack Paradise…
Vijf goede redenen om naar Ierland te gaan

Door Tom Sintobin

‘Where are you from, boyz?’ Dat was de eerste zin die de kersverse Ierlandambassadeur Ruben Vyncke en ik te horen kregen toen we uit de auto stapten in Ardara, een -pittoresk stadje in Donegal, in het -noorden van Ierland.

Toen we de vraagsteller een stokoud ventje dat op de stoep voor zijn huis zat te zonnen en er zo authentiek uit zag dat hij uit een reclamefolder leek te zijn weggelopen antwoordden dat wij uit België kwamen, werd hij haast lyrisch: “Belgium? Belgium! You gave us twelve points at the Eurovision -Songfestival! Welcome to Ireland!”

Onze nieuwe Ierse vriend had een beter geheugen dan wij, want wij herinnerden ons volstrekt niets van 12 punten die wij, Belgen, ooit zouden hebben gegeven op het songfestival, maar dat maakte niet uit: we voelden ons al meteen bijzonder welkom op het onwaarschijnlijke mooie groene eiland…


Pollack Paradise…

Het zou niet meevallen om redenen te verzinnen om Ierland niet te moeten bezoeken. Dat het er altijd regent? Dat wordt inderdaad vaak beweerd en de Duitse auteur Heinrich Böll heeft het eiland om al die vermeende  vochtigheid zelfs ooit een grote groene spons genoemd, die in de zee ronddrijft. Mijn persoonlijke ervaringen zijn echter een stuk positiever, want de Ierse weergoden trakteerden mij bij vroegere vistrips vrijwel steevast op een paar zonnige dagen, en ook deze vakantie vormde daarop geen uitzondering: van de zes dagen bleven er vijf grotendeels droog.

En de statistieken bewijzen dat ten overvloede. Ook in Ierland wil het net als bij ons ‘s zomers wel eens regenen. Maar nooit voor lang… Nee, het is stukken makkelijker om redenen op te sommen om het land wél met een bezoekje te vereren en die redenen presenteren wij u dan ook graag op een presenteerblaadje.

 
VIS-AMBASSADEUR
In de eerste week van juni j.l. reisde Tom Sintobin namens Zeehengelsport een week naar Ierland om daar samen met Ruben Vyncke o.a. enkele dagen vanuit twee havens in Donegal op de Atlantische Oceaan te vissen. Ruben had deze reis gewonnen via een prijsvraag in Zeehengelsport en hij mag zich nu een jaar lang de zoute Vis-ambassadeur voor Ierland noemen.
 

SPIERBONKEN AAN ULTRALICHT MATERIAAL
Hou je van gierende molenslips en van als een hoepel gebogen hengels, van lichte kunstaasjes die je subtiel kunt binnenvissen? Dan moet je beslist eens een visvakantie op pollak boeken. Deze onvoorstelbaar sterke vissen vergen het uiterste van je materiaal, maar doordat ze niet per se uit wrakken gesleurd hoeven te worden, kun je uitstekend uit de voeten met lichte hengels.

Ik gebruikte zelf een Mitchell spinstok van drie meter, die ik thuis voor het dobbervissen op zeebaars of het vissen met aasvisjes op snoek bezig; op de molen, een Penn Slammer 560 maar lichter kan zeker ook, zat 10/00 Berkeley Cristal Fireline. Veel werpgewicht moet een pollakhengel niet hebben, want er is iets bijzonders aan de hand met de zee waarin wij visten: er was namelijk wél getijdenwerking, maar er stond desondanks nauwelijks of geen stroming. Loodjes en loodkopjes van 25 tot maximaal 80 gram kunnen dan ook volstaan.


Vechten tot het uiterste…

Pollakken houden zich graag op boven wat ruigere grond, tussen riffen. Als zij een prooi zien voorbijkomen, volgen ze die tot soms vlak onder de boot -vaak wel 15 meter hoger!-  alvorens echt toe te happen. Deze bijzondere jachttechniek vergt een specifieke manier van vissen. Het over de grond laten huppelen van shadjes of twisters is niet zo succesvol en ook pilkeren sorteert maar weinig effect. Veel beter is het om je aasje tot op de bodem te laten zakken, om het dan vervolgens uiterst langzaam en aan een constante snelheid binnen te spinnen tot aan de oppervlakte.

Vaak voel je halfweg wat voorzichtig geknabbel, maar dan is het zaak om niet aan te slaan noch op te houden met indraaien. Neem van mij aan dat dat niet meevalt, want wij hebben nu eenmaal geleerd om zo snel mogelijk te slaan op elke verdachte beweging. De schipper van één van de boten die ons meenam, vertelde me dat hij voor de pollakvisserij maar liever geen gevlochten, rekloze lijn kiest, omdat die voorzichtige proevertjes anders té hard aankomen, waardoor je vanzelf te snel slaat. Als je alles juist doet, en de pollak werkt een beetje mee, dan begint de slip plotseling vanzelf te gieren, wanneer de vis een onstuitbare run neemt in een poging om de bodem te bereiken…

Er zijn verschillende montages en aassoorten die je voor de pollakvisserij kunt inzetten. Het leukste vond ik persoonlijk de visserij met een licht, bolvormig schuifloodje, waaronder een wapperlijn van zo’n anderhalve meter met daarop een stevige haak (ik gebruikte een 2/0) en een stuk rubber. De bekende ‘salt and pepper’ shads met het fluogroene staartje voldeden voortreffelijk -ik ving er zelfs een leng aan!- , maar ook op een knaloranje twister, een lange zwarte worm met een kort rood staartje en een bizarre homp roze rubber werden de vissen goed gevangen.

 
Michael met de rubby dubby.

Dat laatste kunstaasje zag er trouwens behoorlijk verdacht uit en leek zo uit een ‘adult shop’ weggegrist, als je begrijpt wat ik bedoel, maar het belette Michael -de tweede gids en zoon van Hugh John- niet om er stevig mee uit te halen. Nochtans was deze zuivere kunstaasvisserij op slechts één van de visdagen écht superieur. De andere dagen verkozen de pollakken ofwel een lange, puntvormige strip verse makreel (vooral Ruben bleek met dit aas een echte crack!), ofwel een combinatie van rubber met zo’n visstrip.

Bij helder weer kiezen de Ieren voor een donker stuk van de rug, terwijl ze bij wat donkerder weer voor een zilveren stripje uit de buikwand gingen. Een andere eigenaardigheid was dat ze de haak niet in het breedste stuk van de visstrip prikten, maar juist in het smalle uiteinde. Het lijkt een onbelangrijk detail, maar dat is het niet: als het reepje vis verkeerd gemonteerd wordt, gaat het om zijn as tollen tijdens het binnendraaien, in de plaats van netjes stabiel te -wapperen…


Rubens eerste rog ooit…

Pollakken zijn niet altijd even makkelijk vangbaar en kunnen erg kieskeurig zijn. Wat de ene dag goed werkt, kan je de daaropvolgende dag lelijk in de steek laten. Op de laatste visdag leverden mijn groenstaartige shadjes, waarmee ik geen 24 uren eerder de pannen van het dak viste, nog geen fractie op van wat Michael met zijn oranje twisters wist te vangen, en halfweg visdag één bleek ineens dat enkel Ruben, die zuiver met makreelstrips viste, de enige was die nog vis aan boord kreeg. Die onvoorspelbaarheid, alsook de brute kracht waarmee ze er na de aanslag van door gaan, hebben pollakken al na één dag vissen tot een van mijn favoriete vissoorten gemaakt…

SOORTENBONANZA
Pollakken zijn niet de enige hengelsportattractie van formaat in Ierland. Er houdt zich immers nog heel wat meer moois schuil onder het azuurblauwe water… De foto’s van reusachtige vleten, tonijnen en blauwe haaien kennen we allemaal, maar op die soorten hebben wij niet gevist. Daarvoor waren we zo begin juni nog wat te vroeg in het seizoen. Nog afgezien daarvan kan deze ‘specimenvisserij’ verduiveld taai zijn en wij hadden nu eenmaal zin in wat actie.

Voor de ware specimenhunters onder ons liggen hier nochtans enorm veel mogelijkheden. De schipper van mv. Bundoran Star, Patrick O’Doherty, vertelde me dat hij wˆt graag een keer een groep vissers te gast zou krijgen die het op Žcht grote haaien wil proberen. Hij is ervan overtuigd dat het vanuit zijn thuishaven Bundoran mogelijk is om porbeagles en wie weet zelfs voshaaien te vangen.
Wie van onze lezers pakt die handschoen op..?


Makrelenkermis.

BASKING SHARK!
Some you win, some you lose - zo gaat het nu eenmaal altijd in de hengelsport. Met de hand op het hart kan ik echter zeggen dat de winst deze keer vele malen groter was dan het verlies. Niet alleen sloten we nieuwe vriendschappen en maakten we kennis met diverse leuke vissoorten, daar kwamen nog diverse spectaculaire ervaringen bij. Zo dreven we op een bepaald moment midden in een gigantische school jagende makrelen: het water leek wel te koken, en als je een verenpaternoster liet zakken, kon je de blauwe rovers zelfs zien toehappen! Ook de aan boord gebakken ultraverse makreelfilets-met-stokbrood zal ik niet snel vergeten: het was lang geleden dat ik zoiets lekkers geproefd had.

En wat dacht je van het mooie schouwspel van springende dolfijnen vlakbij de haven van Killybegs en van een zeehond, die nieuwsgierig kwam kijken wat voor vreemd gevaarte daar in ‘zijn’ baai ronddobberde? Het allerspannendst vond ik echter onze ontmoeting met drie zogenaamde ‘basking sharks’ -walvishaaien-  die met de immense bek open doorheen het plankton zwommen en helemaal niet bang waren van onze boot. Op een gegeven moment zwom zo’n enorm dier op minder dan twee meter van de boeg…


Een walvishaai vlakbij de boot…

Er zijn weinig dingen zeker in het leven van een sportvisser: de vangsten niet, de weersomstandigheden niet, het tijdstip waarop je met de gidsen afspreekt niet (‘Aah, but this is Irish time, my boy,’ zeggen die Ieren, als ze een half uur te laat komen)... Eén ding weet ik deze keer echter wél absoluut zeker: ik kom hier volgend jaar terug!

Deze reportage en diverse andere opnieuw

weer zeer 
lezenswaardige artikelen over o.a.

het vanuit de kajak
vissen op de Oosterschelde

en het gebruik van zachte 
krab als aas, kunt u

terugvinden in het zomernummer van

Zeehengelsport, dat verschijnt rond

12 augustus 2008.



Voor meer informatie over o.a. aantrekkelijke 
abonnementsaanbiedingen:  Klik hier!