Op Ierlandtrip met zwarte roofvissers (deel 5)

Op Ierlandtrip met zwarte roofvissers (deel 5)  

 
Door Bart Debaes   
 
De sfeer zit er weer al in bij het ontbijt. Wim wil naar de plas waar we vorig jaar super vingen, maar hij weet de naam niet meer, noch in welke richting dit water ligt. 
 
Ideaal voor ons om hem een beetje te jennen. We stellen alvast het bezoek aan dat water een dagje uit.
Er staat niet te veel wind dus eerst een grotere plas aandoen lijkt ons een prima optie. 
 
Sfeer bij het ontbijt.
 
Het water is ook hier heel helder. De broers kiezen snel voor de ondiepe baai, normaal een uitstekende plaats. Wij moeten dus noodgedwongen de andere richting uit. Daar ligt ook een soms uitstekende stek. 
 
Ongeveer 80 meter uit de kant komt daar een begroeide piek uit de bodem. Met één voet kan je op die top gaan staan, en rondom je staat dan overal drie tot vijf meter water. 'Den top' vinden is altijd een wat moeilijke opgave, maar ik kan hem lokaliseren omdat ik een 'brochet au legumes' vang. 
 
Brochet au legumes.
 
Ik vorm nu in feite de richtboei voor de andere twee, die beide vlot beginnen te oogsten. 
 
Met één voet op 'den top'.
 
Het zijn telkens knappe sterke vissen. Meerdere keren waarschuw ik Frederik dat hij, met zijn vaak vreemde driltechniek, toch nog wel eens een hengel zal breken. 
 
Soms vreemde driltechniek.
 
Het kan zijn pret niet drukken. Als kijkt hij wel wat vreemd op na een ongewilde douche bij het terugzetten. 
 
Net voor de ongewilde douche.
 
De twee uiterste hoeken moeten het gaan doen. De eerste hoek doet het alvast niet. Ik kan er wel een snoek vangen met magerzucht die zo te zien toch goed zijn best deed bij het paaispel.
 
Snoek met magerzucht.
 
Het stuk dat beide hoeken verbind kan super zijn als de planten er ten volle staan. Nu staat enkel hier en daar een opkomend zacht blad van de gele plomp. Een paar snoekjes hebben hier al postgevat, en vinden onze lepels er eetbaar uit zien.
 
In een rijtje vissen en vangen.
 
Beide vismakkers liggen voorop de kanten af te vissen én vangen, dus besluit ik met een River 2 sea  tungsten vibe rammelplug de diepere kant uit te vissen. De derde worp is het al raak, dat beloofd. Verdere beten komen er echter nog niet direct. 
 
Met een spinnerbait vis ik dan maar diep tussen de stengels in de oever. Op die manier kan ik mijn teller nog wat laten stijgen. De wind wakkert behoorlijk aan. Frederik zijn benen raken helemaal verzuurd. Niettegenstaande zijn fietskwaliteiten willen zijn beenspieren niet gewoon worden aan het gepalm. 
 
Ik probeer zijn peddeltechniek wat bij te schaven. Hij besluit toch om zich terug te laten blazen. 
Daar ik een aantal snoeken voor lig op Kurt, mag hij voorop varen. Hij vist verder de kanten uit afwisselend met een lepel en shad. 
 
De kant die we nu aandoen loopt redelijk snel naar een meter of drie vier. Ik kom hem achterna met een rammelbait die ik diep probeer te vissen. Mijn keuze blijkt de meest succesvolle. 
 
We kruisen Tom die ook is uitgekomen op een rammelbait in de vorm van een Spro Aruku. Zijn teller staat voor het ogenblik het hoogst. Als we wat liggen te overleggen duikt mijn dobber weg, en is mijn eerste dead-baitsnoek van de dag de klos.
 
Daar het Kurt niet zo goed lukt in de kant besluit hij de ondiepe plaat aan te vallen voor de plaats waar we te water gingen. De zon is ondertussen ten volle beginnen schijnen en Frederik ligt plat op de oever van de warme stralen te genieten.
 
Ik gok er op dat diezelfde zonnestralen al nieuwe snoeken in de kant zullen hebben gelokt, daar waar de broers Sintobin eerst visten. Spinnerbaiten in het ondiep tussen de stengels blijkt een goede keuze. 
 
In het ondiep tussen de stengels. 
 
Met nog drie stuks erbij sluit ik af op 10 snoeken. Tom plukte op de terugweg nog twee en komt zo op 15 stuks. Zijn broer die enkel in de voorste baai is gebleven kan er zeven aanbrengen. Kurt miste de helft van zijn beten en blijft met vijf stuks twee vissen voor Frederik.
 
Het duurt een tijdje voor we er uit komen welk water we nu zullen aanpakken. Tom deed de laatste dagen goede ervaringen op met groot kunstaas en is “getikketakt” om het nabije meer aan te pakken waar ooit een vis van 1.36 meter uit kwam. 
 
Het is echter een koud meer. Vaak is het vroeg in het voorjaar nog niet zo goed. We rijden er met zijn allen naar toe om alvast de kleur ervan te beoordelen. Die valt heel goed mee. Wim en Kurt hadden hier echter nog nooit echt goede ervaringen, en willen verder. 
 
Ik wil me wel opofferen om het samen met Tom hier te proberen. Tom mag met grote brokken voorop, ik zal wel de kleintjes achter zijn gat vangen.
 
Netjes elke twintig minuten heeft iemand van ons beiden beet, al blijven ze niet allemaal hangen. Het zijn echter allemaal jacks. Tom wil er na anderhalf uur toch de brui aan geven. De tijd is echter te kort om nog te verkassen, dus overtuig ik hem te blijven. Het draait prima uit voor mij. Als we recht voor de auto het meer oversteken sta ik er met zeven tegen twee heel goed voor. 
 
Ik monteer een Salmo Hornet van de grootst verkrijgbare maat. Het leverde me in de boot al goed snoek op en hij duikt bovendien makkelijk diep. Daar we straks over vijf meter dobberen lijkt me dat een goede keuze. Iets over het midden van de plas komt op mijn dieptemeter een talud naar boven van 2.2 meter. 
 
Kort daarop geeft mijn Arca Diamaster door dat iets mijn kunstaas beroert. Mijn aanslag levert me enkel wat waterpest op. Ik schakel over naar een Aruku. Ondertussen meld ik de diepteverandering aan Tom. We besluiten om deze berg goed uit te vissen. 
 
Twee worpen later mag ik een mooie snoek drillen. Tom slaat tijdens mijn dril op zijn dode aasvis aan. Hij mist. De voorn ziet er niet meer uit. 
 
De voorn ziet er niet meer uit.  
 
Maar daar onze aasvissen op zijn gaat hij alsnog te water. Als ik wat later mijn negende snoek aansla, raakt mijn makker duidelijk wat gefrustreerd. “Verdorie, wat doe ik toch verkeerd dat ik hier bijna aan geen vis raak?” mommelt hij. We proberen er een reden voor te vinden, maar die is er niet direct voor handen. 
 
Als ik poneer dat ik gewoon stukken beter ben, is zijn glimlach net wat groener dan de omgeving. Dan vertrekt zijn dobber. Twee seconden later staat zijn hengel al krom. Eerst ziet het er naar uit dat het om een gemiddelde vis gaat. 
 
Ik vind zijn hengel sowieso een veel te harde stok, en dus is het normaal dat enkel het topje wat buigt tijdens de dril. Maar aan Tom’s gezicht te zien wordt daar beneden toch stevig gerukt.  
 
Ohooow, die gaat er voor. 
 
Ik slaag er alsnog in om een foto te maken met een redelijk gebogen hengel. 
 
Daar gaat de hengel toch krom. 
 
Tom’s frustratie van daarnet glijdt weg in een genietende lach. De vis is opnieuw een stuk in de negentig. Voila, de 'zwarte roofvis'-mannen zullen vandaag wel weer op kop liggen qua grootte. In aantallen blijken we wel onder te moeten doen bij de andere drie. 
 
Zij scoorden zeer goed in het midden van hun eerst aangedane meertje. Met vooral shads plukte Kurt er elf, Frederik acht en Wim tien. Ze hadden nog snel even verkast naar het water ernaast. Frederik pakte bij de eerste worp een knappe snoek. Hij besloot dat zijn score niet meer beter kon qua worpen ten opzichte van vangen; dus legde hij zich in het gras verder te ontzuren. 
 
Wim kon er nog 4 bijvangen, maar Kurt was niet te houden. Met elf snoeken erbij haalde hij de hoogste dagscore: 30 snoekscalpen. Of zijn het er dan toch 31 want één van de snoeken had nog een kleinere soortgenoot in zijn keel toen hij Kurt’s shad ook naar binnen slokte. 
 
Snoek 30 en 31 samen in één vangst.
 
Bij het souper poneert Frederik de volgende stelling. Het valt hem op dat naast eender wie ik ook vis, de andere telkens behoorlijk achter loopt op gevangen aantallen. Kurt beaamt dit, en vraagt zich af wat voor geheime doping ik meekreeg van mijn vrouw. Ik groei figuurlijk zo snel en zo hoog als een bruidssluier. 

ANDEREN LAZEN OOK

image description
Peter dobbert door… naar 2023…
Willem Moorman -
image description
De haken en ogen van een Noorse vistrip (17)
Marc Borst -