Onze Ierse records sneuvelen Dag 7

Onze Ierse records sneuvelen 

Dag 7 

Door Bart Debaes

Ik moest er al een paar jaren voor zagen, maar uiteindelijk krijg ik ze toch zo ver. Ze zullen mee gaan naar het meer waar ze een barrage op hebben gezet.

Hierdoor is het water twee meter hoger komen te staan, en het leek me al jaren tof om tussen de boomkruinen te gaan vissen.


Dit lijkt me al jaren een prachtig te bevissen stek.

Het weggetje dat ons vroeger tot tegen het meer leidde, wordt nu heel wat vroeger onderbroken. Het loopt gewoon dood tegen het water.


De weg loopt dood tegen het water.


Aan het water zelf moet ik nog wat porren om ze er ook nog op te krijgen. We besluiten om het een ruim uur te geven, en te zien wat het brengt.

Het is een vreemde stek om te bevissen, en moeilijker dan verwacht. Er staan namelijk ook vele struiken onderwater, waarvan niets van de kruin te zien is.


Kunstaaskerkhof.


Gevaarlijk dus om veel kunstaas te verliezen. De visserij is wel tof om te doen, maar ze levert lange tijd niets op. Het is Frederiek die als eerste victorie mag kraaien. Wat later mag hij ook de tweede verwelkomen. Een hele poos nadien is het Wims beurt. Van tegen een bomenhaag aan vangt hij een jack.


De verlossende jackpike.


Twee man hebben nog kans op de 'roze-watjes-shirt'. Ik besluit de druk bij Kurt wat op te voeren. Van achter een deel bomen aan, roep ik luid dat ook mijn nul wordt weggepoetst. Om het allemaal wat echter te laten lijken, doe ik het gespetter van een gelande snoek na met hand en hengel.

Niemand heeft iets door, want ook de andere twee roepen drukzettende leuzen naar de ‘nog-niet-vanger’. Helaas, het mag niet zijn. Een kwartier later wordt ook Kurt verlost. Nu zit ik wel met een probleem.

Eigenlijk ben ik de enige die nog niets ving, al weten de anderen dat niet, en daarom heb ik last van mijn geweten. Dat nu vertellen, zal me onder nog grotere vangstdruk zetten, en niet vertellen, vind ik eigenlijk not-done.

Ik besluit te wachten tot helemaal op het laatste, al weet ik dat ik er dan wel bekakt zal uitkomen. Om mijn vangstkansen te vergroten leg ik toch nog mijn doodaashengel bij uit.


Dood aas tussen de takkenrijen.


Iedereen wil echter verkassen. Peddelend naar de overkant hoop ik op één stek waar ik vroeger succesvol was. Kurt heeft duidelijk het zelfde idee, want we peddelen in dezelfde richting.

Zijn oversteek is echter korter, en al gauw mag hij twee vissen bijschrijven. Bij mij lukt het echter niet, en ik zit me voortdurend af te vragen hoe ik mijn ‘leugentje-voor-de-lol’ ga uitleggen.

Vijf meter voor de plaats waar de auto staat bokt er dan toch keihard een snoek op de Akuru. Een jubelkreet weergalmt. De anderen kijken wat vreemd op; tot ik ze uitleg geef over het waarom.   

Ze zullen me de volgende keer minder snel geloven, da’s duidelijk. We splitsen opnieuw op. Wims batterijen zijn nog niet helemaal vol. Hij wil vanwege de sterke wind liever een wat kleiner water op, ik ga hem erbij vergezellen. Het oude kerkje naast het meer levert mooie zichten op.


Oud Iers kerkje versiert het meer.


Op deze plas lag ik nog nooit met een dieptemeter. Opnieuw verwonder ik me hoe snel de bodem af loopt. Snel pluk ik de eerste, dus Wim mag vooraan vissen. Hij vist de begroeide kanten uit, wat hier normaal het beste werkt.

Vandaag is het anders. Is het vanwege de felle wind en/of de mindere temperaturen? Feit is dat ik ze verder uit de kant veel vlotter kan vangen. Vooral op een diepte van drie meter lukt het best met de Aruku. Hij verloor deze week al wat van zijn beplakking. Straks ligt hij hier naakt in zijn oorspronkelijke zilverkleur.


Straks helemaal zilver.


Weer kan ik maar de helft van het aantal beten verzilveren. Uiteindelijk geraak ik aan zes vijftigers. De conditie van vele van hen laat te wensen over. Het lijkt alsof ze last hebben van vinrot, en een paar van hen hebben zelfs rode lijnen over het lichaam. Dat zag ik nog nooit eerder.


Vinrot en rode lijnen.


Op het laatst lukt het dan toch nog bij Wim. In het ondiepe deel gaat hij me in aantallen nog met ééntje voor. Daarna lijkt het uitgevist. Als we nu verkassen hebben we nog twee visuren voor de boeg. Dichtbij ligt het vroeger zo geheime ‘bootje-meer’. Het lijkt ons geen slechte keuze.

Het is opnieuw bij mij dat het vlot lukt. Weer vanuit de achterhoede, en op wat dieper water komen ze vlot. Ik zie dat mijn ‘viscurrent’ er nerveus van wordt.


Wim wordt er nerveus van.


Als ik echter te lang blijf hangen op een plaats die me wat vis leverde, krijgt hij zijn kans. In een hoekje in de wind, liggen ze blijkbaar opeengestapeld. Snel na elkaar hoor ik “ja”, met daarna gespetter. Ze zijn op tegen de tijd dat ik er ook aankom.

Verderop gaan we behoorlijk gelijk op. Het zijn bijna allemaal jackpikes. Uiteindelijk kan ik van de 25 gevangen stuks er toch net ééntje meer op mijn scorebord zetten. Dan is het helemaal over. We tuigen nog een laatste keer af. In gedachten zwaai ik de witte cottage tot weerziens, de reis lijkt nu al weer voorbij.


Tot weersziens.


Aan tafel krijgen we te horen dat de anderen een nog betere keuze hadden gemaakt. Ze waren ter beschutting tegen de wind, tegen een eiland gaan aanliggen, en dat was net hetzelfde wat een 'school' groenjassen ook had gedacht. Het was er een groot snoekenfestijn geweest.


Nog maar een van het festijn.


Bijna was het voor Kurt een nat festijn geworden. Na een sanitaire stop wou hij zich terug op zijn belly zitten. Terwijl hij niet goed oplette, was die echter weg gedreven. Hij zette zich er dus gewoon naast, pardoes in het water.

Gelukkig voor hem komt een waadpak tot hoog onder de oksels. Uiteindelijk zouden ze van op hun zonnige plekje vijftig snoeken vangen! Nog maar eens het bewijs dat snoeken lang niet altijd territoriumdieren zijn zoals ze in de oudere literatuur werden beschreven.


Ving hij nu één snoek, of twee snoeken in eens?


Of moet er eigenlijk 51 staan? Het was Kurt namelijk weer gelukt om een snoek te vangen die een soortgenoot naar binnen had gespeeld.


De laatste keer in de pub.


Tijdens het laatste pubbezoek worden de totalen geteld. We verwachtten al dat het een superjaar zou zijn. Gemiddeld vingen we per man 184 stuks! Kurt verbrijzelde, dankzij zijn laatste superdagen, het aantallenrecord met 227 stuks!

Zijn vijftig op één dag was ook, zijn persoonlijk PR. Ik kom er een paar te kort om de magische 200 stuksgrens te bereiken, maar met de vele grote vissen heb ik zeker geen reden tot klagen. Beide anderen verbeterden ook hun aantallen beste. Kortom een superjaar.

Op de terugweg proberen we nog meer kennis op te doen, op zoek naar een nog straffere versie in 2016?????


Boekenkennis opdoen voor uitgave 2016.


Debaes Bart
 

ANDEREN LAZEN OOK

image description
Peter dobbert door… naar 2023…
Willem Moorman -
image description
De haken en ogen van een Noorse vistrip (17)
Marc Borst -