Onze beste Ierse visweek ooit (dag 5)

Onze beste Ierse visweek ooit (dag 5)

Door Bart Debaes

Het is Tom die aan het ontbijt als eerste aanhaalt dat we ongelofelijk straf bezig zijn. Hij heeft al zachtjes berekend dat als we zo voort doen we boven de 1000 snoeken zullen uitkomen. Ons groepsrecord lag op een dikke 700 snoeken, maar toen waren we met een man minder.

Daar onzen bleue zich niet houdt aan de stelregel dat je het eerste jaar stukken minder moet vangen dan de rest, wordt hij eigenlijk onze joker. Het zou enigszins leuk zijn moesten we dit magisch getal halen, maar we zullen ons er niet door laten afleiden, we zien wel hoe het komt. Te hoge verwachtingen laten vaak veel visplezier vergallen. Kurt en ikzelf houden een “nieuw-water-zoekdag”. 


Met de stafkaart op schoot.

Met de stafkaart op schootdoorkruisen we de kleinste met gras doorgroeide weggetjes op de queeste naar zo maagdelijk mogelijk water. We komen uit aan een plas waar ik jaren terug nog had gevist, maar het heette op de andere kaart anders. Onmiddellijk komen een paar hoeken waar goed werd gevangen in mijn geheugen piepen. Belly’s worden afgehaald, en goed beladen starten we de afdaling naar de plas.

We moeten twee met prikkeldraad afgezette beken over en een 300 meter door zompige weiden. De zon komt even piepen en dit geeft een ongewenst bruine schijn aan het water. Hoe dichter we komen hoe slechter, en aan het water zelf zien we ons kunstaas geen 5cm diep. De nog steeds harde wind heeft ook hier het water te troebel gemaakt. Er zit niets anders op dan de berg terug te beklimmen.

We vertrekken naar een meer dat uit de wind ligt volgens de stafkaart. Vanaf de weg ziet het waterkleur er prima uit, maar voor alle zekerheid gaan we eerst onbepakt de helling af. De helderheid overtuigt ons al snel, en wat is dit meertje toch ongelofelijk mooi. De goesting doet ons in een drafje het gerief halen en snel liggen we op het water. Opnieuw plukt Kurt met de eerste worp zijn eerste vis.


Kurts eerste vis.

Vijf worpen later staat de teller op drie, en dan mag ik mijn eerste. Ze komen nu snel na elkaar van zowel vanuit de planten als van op het wijd. We zijn al gauw in ware feeststemming met onze nieuwe ontdekking. Maar het spreekwoord van de mooie liedjes krijgt helaas weeral gelijk. Beetje per beetje komen we weer in wind en golven te liggen, en het secuur afvissen van de plantengordels wordt moeilijker.

Bovendien gaan door de planten te vaak vissen af tijdens de dril. De ganse rechterkant van het meer ziet er heel snoeknamig uit maar levert geen enkel beet op. Als we een dikke drie uur later, met elk negen gevangen snoeken, op het startpunt aankomen hopen we nog een restje van de bult snoek te vangen die hiernet lag. Slechts ééntje laat zich nog door mij verleiden.


Hij laat me een paar diepe herinneringen achter.

Wat verderop ligt volgens de kaart een water dat we beide niet kennen. Het ligt behoorlijk uit de wind, en vangen optimistisch de verre tocht aan, met meteen alles op de rug. Kurt is heel erg overtuigd dat het voldoende helder is, maar dat ben ik zo niet. Vlak in de kant, tussen de planten, valt het mee, maar dat is wel vaker zo. Tien meter verder wordt het duidelijk dat we niet meer dan 25cm doorzicht moeten verwachten. Er staan bovendien heel veel planten die net niet boven komen waardoor we bijna elke worp met groen beplakt kunstaas bovenhalen.

De spanning zit er behoorlijk in, want dit is een water waar je de “watje-titel” makkelijk kunt behalen. We doen hard ons best voor de eerste vis, maar na een half uur besluiten we de handdoek in de ring te gooien. We komen ten slotte niet naar Ierland om in Belgisch troebel water te vissen.We weten dat we op de terugweg een behoorlijk groot meer passeren met een prima snoekstand. We hadden ooit een jaar waar we elke avond met de ganse bende nog voor de laatste uren hierop gingen. In dit anderhalf uur werden toen elke dag gemiddeld 5 à 10 stuks gevangen per man.

Vele waren in de klasse van 30 tot 50 cm maar met de streamerhengel is dit best leuk bovendien werd uit de planten toch soms een “big mamma” gehaald. De luchttemperatuur nu is echter goed aan het zakken en de regelmatige regenbuien deden de watertemperatuur ook al twee graden dalen. Dit is meestal geen goed voorteken. Met grote tussenpozen wordt wat gevangen, het gaat het best in de achterste uitloper waar we normaal niet veel beet hebben. We missen en verliezen bijna evenveel vis als we vangen Als ik op het wijd, boven vier meter, met de zipper aan de slag ga blijken ze deze graag te lusten en verzwelgen hem makkelijker.


De zipper blijken ze wel te lusten.

Bij Kurt lukt het helemaal niet goed. Ik sta op een moment zes vissen voor. De koude laat zich bijgevolg het meest bij hem voelen. Op de terugweg herpakt hij zich en hij raakt nog aan negen vissen plus de grootste van 79cm. Ik ben met tien stuks op deze vier uur best tevreden. Als we bij de auto aankomen geeft de thermometer nog vier graden aan, geen wonder dat onze handjes zo roze staan. We zijn niet de enige “watjes” van de dag want ook beide broers slaagden hierin. Wat zullen we dronken zijn vanavond. Tom raakte toch nog aan 20 vissen en Wim hield halt bij 15stuks.


Eén van Wim’s vijftien.

De drie gezellen hernamen de topwateren van de eerste dag, en de vissen waren nog duidelijk niet op. Peter liet er 25 noteren, Felix 30 en Freddy 31. Als groep liggen we nog goed op koers voor het magisch getal.

Naar deel 4 >


ANDEREN LAZEN OOK