Noorwegen vanaf de kant (1)

 
Noorwegen vanaf de kant (deel 1)
 
Door John en Sjoerd van Veen
 
Op woensdag 21 juni was het zover, we vertrokken wederom richting Noorwegen. Ondanks het succes van vorig jaar hebben we besloten om dit jaar toch nog een stukje noordelijker af te reizen. Dit keer was ons oog gevallen op de omgeving van Trondheim. Visrijk water, met betreedbare kanten.

Noorwegen, voor veel mensen de ultieme visbelevenis. Men is snel geneigd om zware materialen mee te nemen. Zware boothengels, dikke lijnen en vooral hele zware pilkers. Als klap op de vuurpijl gaat het bootje mee achter de auto, zodat je snel op diep water kunt zitten.


Wij hebben besloten om het wat sportiever aan te pakken. Spinhengels van 5 tot 25 gram en een karperhengel tot 35 gram, kleine molentjes en 12/00 dyneema. Daar zouden wij het dit jaar mee gaan doen. Natuurlijk hebben ook wij zwaarder materiaal bij, in Noorwegen is het soms niet anders. Deze spullen zijn overigens wel voor “noodgevallen” en waar mogelijk, vissen we zo licht mogelijk. Dit alles gebeurt vanaf de kant! In Noorwegen zie je haast niemand vanaf de rotsen vissen, hooguit een enkele toerist.
 
 “Noorwegen vanaf de kant; prima te doen!”

We bereiken op 23 juni ons richtpunt, Trondheim. Al snel zien we dat het niet mee gaat vallen om hier een visje te vangen. Er waait op dat moment een behoorlijk windje en het is erg fris voor de tijd van het jaar. De volgende ochtend is de wind gaan liggen en gooien we voor het eerst onze lepeltjes in het water. We hebben een plekje op de rotsen gevonden waar met hoog water redelijk te vissen valt. De wind komt binnen niet al te lange tijd weer opzetten, wat het al snel onmogelijk maakt om verder te vissen met de spinhengels en 12 grams lepeltjes.
 
De karperhengel komt erbij. Deze is 3.60m en kan een gewicht van 35 gram hebben. We nemen een voor onze begrippen zware lepel, 25 gram. We blijven hopen op een verdwaalde makreel of geep, maar helaas. Deze ochtend vangen we niks. Bij het inpakken van de tent, zien we wel 3 zee-otters voorbij komen. Ze zijn op hun gemakje voedsel aan het zoeken in het kelp. Wat een prachtig gezicht is dat zeg! Ondanks dat we niks hebben gevangen is dit natuurlijk wel Noorwegen op haar best!

We rijden verder. We hebben besloten om nog wat verder naar het noordwesten te gaan, meer richting open zee. We komen door de prachtigste gebieden. Op een gegeven moment verschijnt de plaatsnaam Lauvsnes op een bord. Ik wijs mijn vader erop dat ik deze naam wel eens op Totalfishing voorbij heb zien komen. We besluiten om de kant van Lauvsnes op te gaan, hier krijgen we nog een bekende naam in beeld, Einvika. Op jacht naar een camping komen we aan het einde van de weg terecht, in Vik. Hier krijgen wij van de campingbaas te horen dat het goed vissen is vanaf de rotsen. We besluiten om eventjes de rotsen te inspecteren voordat we de tent opzetten. We vinden rotsen die goed te bretreden zijn, maar die ook gelijk de diepte in duiken. Het is helemaal begroeid met kelp, maar daar valt overheen te vissen met de karperhengel en de langste spinhengel (2.44m).

Omdat we de stek nog niet kennen vissen we met een breeklijn achter de dyneema. Deze bestaat uit 25/00 nylon geknoopt met simpele lussen. Aan het dyneema zit een wartel waaraan we snel een breeklijn kunnen bevestigen, of als we hoog vissen, direct het kunstaas. Op deze manier hoef je je niet al te veel zorgen te maken over je hengel, molen of oogjes wanneer je vast zit.
 
”Zonder woorden…”

Na een vluchtige maaltijd gaan we zo snel mogelijk vissen. Mijn vader met een spinhengel en een 12 grams lepel, ik met de karperhengel en een 22 grams lepel. We vissen voornamelijk aan de oppervlakte, maar soms laten we het kunstaas enkele meters zakken, om het toch eventjes wat dichter over het kelp heen te laten gaan. Dit zijn onze eerste ervaringen met dyneema. Al snel blijkt dat je toch wel stukken verder gooit. Mijn vader ondervindt de eerste nadelen van dyneema. Bij het binnenvissen van de lepels geven we namelijk een rukje, waarna we lijn opdraaien. De lijn die je dan opdraait is enigszins slap, wat al snel tot gevolg heeft dat de lijn gaat kinken met alle gevolgen van dien. Ik heb mijn lepel gewoon binnengedraait en ondervond geen problemen. Mijn vader stapte dus al snel op de gewone methode over.
 
Het duurt niet lang voordat we de eerste aanbeten krijgen. Vanuit het kelp storten de koolvisjes en gulletjes zich op onze lepels. Dit levert echte topsport op! Het zijn geen joekels die bijten, maar zo af en toe komt er toch wel een flinke tussendoor. Knalrode gullen van een centimeter of 40, 45. Voor Noorse begrippen klein, maar voor kantvisserij toch heel erg acceptabel!Voor we het doorhebben is het 1 uur in de nacht. De zon gaat niet onder, waardoor je echt regelmatig op je horloge moet kijken. We houden het voor gezien.



De volgende dag besluiten we om met natuurlijk aas te gaan vissen. Nog voordat we aan vissen toekomen, wordt het opeens verdacht stil in de lucht boven ons. De raven, bonte kraaien en meeuwen houden plotseling allemaal hun snavel. Er komt een enorme vogel aanvliegen, het is een zee-arend! Mijn vader en ik zijn beiden natuurliefhebbers, en vooral roofvogels worden door ons gewaardeerd! Na enige tijd voegt zich een tweede vogel bij de eerste, net zo groot en indrukwekkend. deze zeilen rustig aan weg, de bergen over. Vanuit het niets komt nog een derde, deze is vrij snel weer weg. 
 
“Indrukwekkend zoals bijna alles qua natuur in Noorwegen”
 
We hebben een koolvisje gevangen die, helaas, erg slecht gehaakt zat. Deze hebben we dan ook maar zo snel mogelijk uit zijn lijden verlost. De filets worden opgegeten, enkele reepjes van de buik en rug gebruiken we om aan de haak te doen. Om beurten gaan we achter de hengel zitten, terwijl de ander verder gaat met de karperhengel. Het is erg stil bij het natuurlijke aas. We beginnen te twijfelen aan ons aas. Vorig jaar hebben we ook met koolvis gevist en ook erg weinig beet gehad.
 
Voor de bodemvisserij gebruiken we een 40 jaar oude hengel met bijbehorende molen. Hierop zit een vrij zware lijn van 35/00. Als constructie gebruiken we een hoekafhouder met daaraan het lood. Als lood gebruiken we oude moeren met breeklijn, vanwege het vastzitten. Moeren zijn eigenlijk ideaal. Iedereen heeft er wel een stel in een schuurtje liggen. Een hele goede oplossing als het gevaarlijk vissen is, stukken goedkoper en beter voor het milieu. Na lang wachten volgt eindelijk een aanbeet op het aas. Een mooie leng van ongeveer 70 cm komt tevoorschijn. Het mooie van kantvisserij in Noorwegen is dat bijna alle vis zonder problemen terug gezet kan worden. In deze twee weken vangen we ook maar een handje vol vissen die vanwege problemen met de zwemblaas niet terug kunnen. De rest zwemt weer vrij rond!

De derde dag op de camping is het weer erg slecht weer, de zeer harde wind maakt het voor het gevoel erg koud en we besluiten om de omgeving te gaan verkennen. In de haven van Lauvsnes komt net een boot aan met Duitse (sport)vissers. Deze tillen van de boot kratten vol met enorme kabeljauwen. Een voor een prachtige kuitfabrieken. De leden van visvereniging “Der Angelfreund” tillen de vis rechtstreeks de diepvries in, die ze toevallig achter in hun busje hadden staan. Ik kan me best voorstellen dat de Noren het zat zijn. Het is namelijk duidelijk dat het deze mensen enkel om de verkoop gaat, waarom zou je anders een vrieskist achter in je auto installeren? Ik dring aan bij mijn vader om verder te gaan, dit is afschuwelijk!

We rijden verder. We besluiten om een van de vele gravelwegen in te rijden. We rijden wederom door prachtige natuur. Aan het eind van de weg stuiten we op een beschut fjord. Hier besluiten we een hengeltje uit te gooien. Wederom op de bodem. Inmiddels hebben we in het plaatselijke winkeltje zogenaamde Rekers gekocht. Dit zijn behoorlijk grote garnalen die je in bijna elke buurtsuper kan kopen. Tegen alle Noorse begrippen in zijn deze ook niet zo gek duur. Vorig jaar hebben we al gemerkt dat dit werkelijk geweldig aas kan zijn. De ene lipvis na de andere vingen we erop, afgewisseld door een enkele platvissen, koolvisjes en gulletjes. Dit keer krijgen we maar een enkele aanbeet. Een van de aanbeten levert op de valreep een klein gulletje op.


Omdat het niet storm loopt op het grondaas besluiten we om wederom met de lepeltjes te gaan vissen. Dit keer vissen we wel diep. Het aasje helemaal tot op de bodem laten zakken. Een of twee kleine rukjes en daarna gewoon binnenvissen. De eerste worp is het gelijk raak, notabene op dezelfde plek waar net de garnaal lag! Een mooie gul komt naar boven. Netjes gehaakt, waardoor deze nu weer vrij rond kam zwemmen om volgend jaar wellicht honderdduizenden eitjes te leggen.
 
”Prachtige vissen om vanaf de kant te vangen”


Op de terugweg komen we langs een stuk drooggevallen fjord. De bodem ligt er bezaaid met hoopjes zand. Al snel komen de schep en laarzen tevoorschijn. Het blijken prachtige zeepieren te zijn, van echt Noors formaat (een tikkeltje groter dan we gewend zijn). ‘S avonds gaan de pieren het water in, wat wederom leidt tot een mooie leng die dit keer wel iets kleiner is. Op het lepeltje vangen we nog steeds koolvisjes en gulletjes, maar wel van een nog wat kleiner formaat. Vreemd, alles wordt kleiner.(wordt vervolgd)
  
 
.

ANDEREN LAZEN OOK