**KLAAR**          Schar van alle platvissen de dapperste!

Schar van alle platvissen de dapperste!

Door Tom Sintobin

Tom Sintobin heeft iets met platvissen. Hij is geïntrigeerd geraakt door de metamorfose die zij in hun jeugd doormaken van ‘normaal’ zwemmend visje, tot een op hun zijde zwemmende postzegel. Ook hun gedrag als felle rovers spreekt hem aan. Of je nu praat over de bot, de tong of de pladijs, die zo vriendelijk ogende platten gaan bij het voedselzoeken onverschrokken op hun prooi af. Maar van alle platvissen is de schar de dapperste!

Platvissen zijn geen doetjes, maar geduchte rovers, en dat geldt voor alle soorten en formaten. U moet maar eens goed kijken naar de vervaarlijke uitstulpbare bek van een tarbot of griet. Een beetje tarbot slokt een makreel of zandspiering zonder verpinken naar binnen. Ze zijn trouwens ook niet te beroerd om ver boven de bodem, in open water, op jacht te gaan. En wist u bijvoorbeeld dat heilbotten, de onbetwiste koningen van de platvissen, in sommige landen worden doodgeschoten voor ze aan boord worden gehesen? Het klinkt nogal barbaars, maar anders acht men het risico op gebroken benen te groot… Doch ook de kleinere soorten hebben heel wat in hun mars. Toegegeven, aan zware strandpoken stelt het geflapper van een ‘postzegeltje’ niet zo veel voor, maar heeft u al eens een forse bot uitgedrild aan een vaste hengel? Awel, ik wel, en ik kan u verzekeren: het was een spektakel eerste klas. Van vliegvissers begreep ik dat ook zij deze vechtjassen weten te waarderen.

                       


“Triplet vanaf de pier van Blankenberge.”

Scharren zijn opvallend vaak een vis voor de verre werpers onder ons en deze stelregel geldt zowel op de golfbrekers als op de staketsels. Ze verschillen daarin erg van botten, die soms werkelijk ­tussen onze voeten door zwemmen. Een mislukte worp levert dan ook meestal een bot op, en geen schar. Het is verstandig om montages in te zetten die verre worpen toelaten. In de onder­lijnenrubriek van het blad “Zeehengelsport” zijn er al verscheidene de revue gepasseerd, maar voor de ­volledigheid wil ik hier toch een montage beschrijven die ikzelf graag gebruik, die zeer eenvoudig is en bovendien goedkoop.

Zet, netjes verspreid over de staande lijn, drie warteltjes vast, telkens tussen twee kraaltjes en twee stoppers ­(‘sleeves’, of eventueel dubbel doorgehaalde eindjes zachte ‘scoubidou’) en knoop er dan haaklijntjes aan. Die mogen gerust kort zijn, zo’n 15 à 25 cm. ­Langer zou ik niet gaan, want dat gaat wapperen en dan gaat de werpafstand zienderogen achteruit. Als ik de vissen niet kan bereiken, gebruik ik een tweehaakspaternoster, waarvan ik de haken vastclip. En als het écht ver moet gaan, gebruik ik soms zelfs maar één opgeclipte haak. Beter één haak op de juiste plaats, dan een dozijn er tien meter vandaan, nietwaar?

 Even tussendoor: grote brokken aas veroorzaken enorm veel luchtweerstand. Als u écht ver wilt gooien, kunt u dan ook maar beter een klein stukje aas monteren – twee centimeter of zelfs nog kleiner! In het koude ­jaargetijde heb je minder last van krabben, dus dan hoef je ook niet zo nodig veel aas te ­monteren. Toch kun je het aas ook in de winter maar beter geregeld verversen, ook al blijft het netjes op de haken zitten. De geurstoffen (of het bloed, als u toch met vers aas bezig bent) worden door het zeewater immers al snel weggespoeld.

Bootvissers hebben het wat werpafstand betreft gemakkelijker. Scharren lijken zich niet zo veel van het lawaai aan boord aan te trekken en zwemmen zowel onder de boot, als wat verder weg. U kunt dan ook prettig vissen met paternostersystemen met afhouders in staal of van bezemharen. Wél is het cruciaal dat u ervoor zorgt dat uw aasjes zo dicht mogelijk tegen de bodem liggen. Dat kan door vér stroomopwaarts (= richting kop van de boot) te gooien (‘up-tide’) en dan voldoende lijn te geven, maar ook een dikke voorslag in nylon, die veel stroming vangt, is een goed hulpmiddel. In noodgevallen kun je ook altijd een extra loodje van zo’n 75 tot 100 gram monteren boven je onderlijn. Dat is echter niet zo elegant en het is bovendien nogal belastend voor hengel en molen, maar soms wel effectief. Zeker minder ervaren bootvissers kunnen toch uitstekende vangsten boeken door zo’n montage met een extra koploodje gewoon te laten zakken naast de boot.

                       


“Maak het vooral niet te ingewikkeld”

Scharren hebben een vrij kleine bek. Een niet te grote haak is dus het parool. Zelf gebruik ik een Gamakatsu LS-5013F in nr. 4 (als er veel kleinere visjes op de kust zitten) of een nummertje 6. Ook Kamasan en zeker ook Mustad hebben soortgelijke haken van het Aberdeen-type in hun gamma. Het merk is in feite niet belangrijk, als de haak maar scherp is.

Het volledige verhaal van Tom kunt u lezen nummer 12 van Zeehengelsport dat vanaf 6 december 2005  voor € 3,50 te koop is in de hengelsportspeciaalzaak of de boekwinkel/kiosk. U kunt natuurlijk ook abonnee worden waardoor u iedere maand het blad automatisch in de bus krijgt voor een scherpe prijs.