**KLAAR**          Messen uit de           grond…

Messen uit de grond…

Door Corné Marijnissen

De laatste jaren wordt vooral in zuid-west Nederland het gebruik van zogenoemd ‘schelpaas’ steeds populairder. Met name het vlees van de scheermessen, ook wel tafelmesheften of zwaardschedes genoemd, vormt voor (wedstrijd)vissers een welkome aanvulling op het aan de vis te presenteren standaardmenu van leeglopers en diverse soorten zagers. Corné Marijnissen ging op onderzoek uit waar die scheermessen nu eigenlijk vandaan komen.

                       


”De in het vissen op messchelpen gespecialiseerde KG 8 ms. Ensis“

Eerder hebben Constand van Schelven en ook ikzelf al eens bericht over de messcheden als een aassoort die sterk in opmars is. Vroeger hoorde je amper iemand over dit schelpdier, maar nu het aas eenmaal ook binnen de wedstrijdvisserij lijkt te zijn ontdekt, rijst er steeds meer vraag naar dit het schelpaas. Voor wie nu nog niet weet over welk schelpdier ik het hier nu eigenlijk heb, eerst nog even een korte beschrijving.

De zwaardschede (Latijn: Ensis ensis) is een zogenoemd tweekleppig schelpdier. De schelp bestaat niet zoals bijvoorbeeld bij een aliekruik uit één huisje, maar uit twee op elkaar sluitende ‘kleppen’. Die kleppen zijn aan één zijde voorzien van een soort scharnier en aan de andere zijde kunnen de kleppen worden gesloten met behulp van een stevige sluitspier. Die krachtige sluitspier kan zoveel druk uitoefenen dat het onmogelijk is de twee schelphelften van een messchelp met je blote handen te openen. Daarvoor is een stevig mes of ander werktuig nodig en dan nóg moet je behoorlijk wat kracht uitoefenen.
De harde, mesachtige schaal van de zwaardschede is mooi bruinachtig gevlekt en kan zo’n 18 cm lang worden. Het dier komt langs onze kust algemeen voor en er zijn nog twee soorten die er op lijken, de messchede (Solen marginatus) en het tafelmesheft (Ensis siliqua). Binnenin de mesvormige schelpen van deze soorten bevindt zich een levend dier, een zogenoemde molusk of weekdier. Denk daarbij ook aan de mosselschelp en het eetbare dier dat binnen die schelp woont.

Net als die mossel is ook de zwaardschede een ‘filterfeader’; het dier leeft van voedseldeeltjes die uit het water worden gefilterd. De structuur en de smaak van het vlees zijn echter heel anders; de messchede bestaat uit stevig spierweefsel, dat vergelijkbaar is met het wat taaie vlees van een inktvis. Net zoals de mossel voedt een zwaardschede zich door middel van een soort stofzuigfilter. Het dier zuigt hiermee voedsel- en planktonrijk zeewater aan, om de eetbare deeltjes daar vervolgens uit te filteren.

                       


“In de verwerkingsruimte op de wal worden de messchelpen nogmaals gecontroleerd en gesorteerd op formaat“

In tegenstelling tot de mossel die zich vasthecht aan obstakels en in een soort ‘kolonies’ leeft, staat de schelp rechtop in de bodem. Met zijn voet kan het schelpdier zich als er gevaar dreigt wel tot een diepte van 50 cm in het zand ingraven. Ook in de normale situatie bevindt het grootste deel van de schelp zich onder het zand en steekt er een slechts een klein stukje van circa 2 cm boven het zand uit. Daaruit steekt dan de zogenoemde sipho, de buisvormige instromingsopening waarmee het water naar de mantelholte wordt gezogen, waar het plankton en andere voedseldeeltjes er met behulp van trilhaartjes worden uitgezeefd.

Zwaardschedes en andere messchelpen komen voor aan de Noordzeekust van Frankrijk tot aan Denemarken. Vaak vind je de schelp na een storm langs de vloedlijn, maar negen van de 10 keer zijn ze dan al leeg. In Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje wordt het vlees van de messchelpen beschouwd als een echte lekkernij, een specialiteit waarvoor in de restaurants de nodige Euro’s moeten worden neergeteld. In Nederland hebben we veel minder traditie wat het eten van schelpdieren betreft. Ja, mossels en oesters zijn populair en de echte fijnproevers eten ook weleens kokkels of aliekruiken, maar daar houdt het echter wel mee op. Ook voor de vis vormen schelpdieren echter een lekkernij en steeds meer sportvissers ontdekken dat je vooral op de zeebaars en andere rondvis met veel succes met dit aas kunt vissen. En ook de bot is beslist niet vies van een stuk schelpaas.

                       


””

Hoewel het verse, ongekookte vlees van een zwaardschede aanmerkelijk steviger is dan dat van bijvoorbeeld een mossel, praat je toch van een vrij zacht aas. Vooral messen die in de diepvriezer werden bewaard zijn zacht en kwetsbaar.Verse schelpen zijn iets vaster en daarmee uitermate geschikt voor de visserij op de wrakken. Zeekarper is er bijvoorbeeld verzot op. Je kunt het schelpdier echter pas goed op je haak zetten met behulp van bindelastiek.

Een uitgebreide versie van bovenstaande artikel van Corné en nog véél meer kunt u lezen in het oktobernummer van Zeehengelsport dat vanaf 6 oktober 2003 voor € 3,30 te koop is in de hengelsportspeciaalzaak of de boekwinkel/kiosk.