**KLAAR**              Megasnoek               117

Megasnoek 117

Door Co Sielhorst

11 februari 2006.
Woensdag ga ik even wat vis brengen. Die snoeken er aan wennen dat er met grote regelmaat iets te halen valt hier. Het water stroomt zachtjes. Dat kan alleen maar een voordeel zijn. Ik klop het broze ijs van de sardienen af. Snij ze in drie stukken en voer ze met de hand over een afstand van vijftig meter. Misschien kunnen er zo meerdere snoeken kennis maken met mijn aas.

Het waait pittig en er schijnt een bleek zonnetje. Ik voel de kou dwars door mijn kleren blazen. Daarom ben ik snel weer weg. Het is precies een half uur werk. Zeker als ik mijn tijd goed kies. Niet te vroeg. Ik rij over een smal weggetje. Weilanden links en weilanden rechts. Er foerageren duizenden spreeuwen en koperwieken door elkaar. De achterste vogels vliegen steeds weer naar voren. Iedere keer weer een klein stukje onbegraasd groen voor iedere vogel. Mooi systeem wel. De vogelwolk rolt over de groene vlakte. Ze storen zich niet in het minst aan mij. Zolang ik maar in de auto blijf.

Ik ben weer op weg naar huis. Iets nuttigs gedaan, een leuke vogelervaring en een frisse neus gehaald. Nu weer verder met werk dat klaar moet. Ik moet ook nog even een dialezing doorkijken. Het verhaal staat al op een rijtje. Ik ga er geen papieren verhaal bij vertellen. Ook geen muziekje erachter. Gewoon uit de losse pols vertellen hoe mijn laatste seizoenen verlopen zijn. Aan de hand van de plaatjes komt het verhaal er gewoon uit rollen.
Het wordt een gezellige avond. Ik ben op een redelijke tijd thuis. Gewoon gezond weer op dus de volgende dag.

Wat een afknapper. Stek bezet. Het zijn kunstaasvissers. Ik moet gewoon even mijn beurt afwachten. Even een rondje rijden. Tien minuten later zie ik ze al weer naar de auto lopen. Dat hebben ze snel bekeken. Terwijl ik de spullen naar mijn stek sjouw zie ik uit mijn ooghoek al een vis rollen. Ik zie niet wat het is. Voor het eerst sinds lange tijd weer beweging in het water. Dobberhengel blijft dichtbij. De wakerhengel gaat ver weg.

Na een uurtje zie ik de lijn van de wakerhengel bewegen. Ik ga er even goed voor zitten. Wat gebeurt hier allemaal. Hele kleine visjes happen naar het verdwijnpunt van de lijn. Ze zijn maar een paar centimeter lang. Witvisjes, zoals voorntjes of brasempjes zijn minimaal tien centimeter lang als ze een jaar oud zijn. Het zullen wel vetjes zijn. Die blijven echt heel klein. Ze schuren zich nu langs de gevlochten lijn. Op meer plaatsen zie ik kleine schooltjes speelse minivisjes aan de oppervlakte. Er vliegen veel dansmuggen. Er loopt ook een spinnetje over mijn been.

                       


“Een spinnetje…”

Weer beweging op de lijn. Dit kan niet van de visjes zijn. Veel te grof. Moet een aanbeet zijn. De pieper houdt zich stil. Ik pak de hengel op. Controleer de slip nog even en zoek dan contact. Inderdaad het is vis. De vinnige tik komt hard aan. Dan voel ik me meteen zwaar belazerd. Heel even denk ik dat de lijn het begeeft. Nee, de vis is gewoon los. Ik voel dat de sardien er nog aan hangt. Misschien kan ik sporen vinden op het tere huidje. Er zitten deuken in en het zilver is beschadigd. Snoektanden geven een heel ander plaatje. Het is een grote vis geweest. De massieve weerstand duurde helaas maar twee seconden.

Ik ga op de dobberhengel het formaat van mijn aasvis aanpassen. De sardien gaat doormidden. Ik prik de dreg licht in het staartje. Dan komt de zelfde vertoning van vorige week langs. Belletjes links, belletjes rechts, overal belletjes rond de dobber. Ik zit bovenop mijn hengel. Verlies de dobber geen seconde uit het oog. Reken gewoon op een aanbeet. Een uur later begint het tot me door te dringen. Het gaat niet gebeuren.

Vijftig meter verderop breekt er weer een vis door de oppervlakte. Moet een zware vis geweest zijn. In het centrum van de uitdijende ringen stromen bellen naar de oppervlakte. De bellenstroom houdt lang aan. Vrijwel zeker karpergeweld. Het is twee keer zo warm als vorige week. Vier graden in plaats van twee. Het lijkt niet veel maar het scheelt tóch honderd procent.

Kroaah, krooaaah. Diepe welluidende en vooral heel harde roep. Kraaiachtig. Ik pak de kijker. Wéér laat de vogel zijn imposante geluid over het vlakke land rollen. In de verte klinkt antwoord. Ik stel scherp op een grote zwarte vogel die ik al heel lang op mijn verlanglijstje heb staan. Ik heb de grootste van de hele vaderlandse kraaienfamilie in beeld. Alle corvuxen van ons land heb ik nu afgevinkt. Het is een raaf. Onmiskenbaar door zijn typerende staartvorm. Is deze schuwe boskraai die zie meestal op de Veluwe verstopt niet ver uit de koers? Valt wel mee denk ik. Vanaf de hoogte waarop de vogel nu vliegt kan hij de bossen boven de Rijn makkelijk zien.

Ik heb iets met die zwarte vogels. In mijn jeugd heb ik een kauwtje gehad als huisdier. Was achter de kachel terecht gekomen bij de buren. Vertederende stoppelbal. Bij iedere beweging sperde het beest die snavel wijd open. Daar kon ik de hele dag vreten in blijven gooien. Binnen de kortste keren vloog het beest. Toen begon de ellende pas goed. Uit iedere slaapkamer in de straat worden kleine glimdingen de dakgoot in gesjouwd. Ik heb het nooit verteld thuis. Er staat vast nog een rijtje onopgeloste vermissingen open. Het beest is vanzelf een keer vertrokken naar zijn eigen wereldje van kerktorens en schoorstenen. In de tuin pak ik de kijker nog wel eens. Bij een lekker windje tuimelen de torenkraaien uitgelaten rond de spits. Met tientallen tegelijk halen ze spectaculaire stunts uit. Wat moet vliegen op eigen vleugels mooi zijn.

ANDEREN LAZEN OOK

image description
Co Sielhorst stopt met wekelijkse column Total Fishing
Total Fishing Import -
image description
Megasnoek 166
Total Fishing Import -
image description
Megasnoek 165
Total Fishing Import -