Jachtpatronen door Henk Rusman

Jachtpatronen

Door Henk Rusman

Wie tijdens het vissen zijn ogen openhoudt, kan soms met merkwaardige zaken worden geconfronteerd. Henk Rusman beschrijft een aantal van deze zaken en wat hij daarvan heeft opgestoken.

Over snoek doen vaak de merkwaardigste verhalen de ronde. Wie kent niet het verhaal van die arme zwemmer die hier in eigen land door een monstersnoek in zijn grote teen werd gebeten? En ook in het buitenland doen de gruwelijkste verhalen de ronde. De vraatzuchtigste snoeken tref je aan in Ierland. Tenminste als we de verhalen van de Ieren mogen geloven. Want op dat groene eiland sleuren ze rustig een schaap of een de dorst lessende koe de plomp in. Maar ook poedelende jongedames zijn niet veilig voor Esox. En vooral dat laatste vinden de Ieren niet leuk. Een schaap, ach, dat gaat nog wel, want daar zijn er toch genoeg van. Maar poedelende jongedames, daar moet je met je vingers van afblijven. De meeste Ieren hebben daarom ook een vreselijke hekel aan snoek.

                       


“Met regelmaat zie je op sommige grote wateren enorme snoeken door de oppervlakte heen ranselen.”

Ik maak er nu een geintje over, maar het is wel zo dat dit soort verhalen ertoe hebben bijgedragen dat de snoek in de loop der eeuwen werd afgeschilderd als een vraatzuchtig monster. Veel van die verhalen berusten op een hoop flauwekul, of zijn zwaar overdreven. Met die zogenaamde vraatzucht valt het namelijk reuze mee. Een snoek is een koudbloedig dier en dat houdt in dat dit beest maar weinig voedsel nodig heeft. Hij kan dagenlang, soms zelfs wekenlang zonder voedsel. Dat verklaart tot op zekere hoogte ook waarom soms maar weinig of niets wordt gevangen. De snoek is wel een opportuun ingestelde rover die genoegen neemt met diverse prooien. Zowel dood als levend aas wordt graag genuttigd. Maar niet alleen vissen staat op het menu, ook watervogels, kleine zoogdieren, amfibieën, schaaldieren en insecten moeten het af en toe ontgelden.

Opmerkelijke zaken
Het formaat van de geslagen prooien kan behoorlijk variëren. Wat dit laatste betreft, maakten mijn vismaten en ik in de loop der tijd een aantal opmerkelijke zaken mee. Opmerkelijk snoekgedrag zal ik maar zeggen. Een mooi voorbeeld hiervan zijn op speldaas jagende snoeken. Op veenplassen en in ondiepe polders kom je dit verschijnsel regelmatig tegen. De snoek lijkt zich op deze wateren soms volle overgave te concentreren op dat kleine spul. Wegspattende waaiers van kleine vis verraden de plaatsen waar wordt gejaagd. Een magnifiek gezicht. Soms volgt daarop een reactie van meerdere snoeken die aan het spelletje meedoen en wordt het speldaas van hot naar her opgejaagd.
Als u denkt dat het gemakkelijk is om deze snoeken even te vangen, dan heeft u het mis. Het valt vaak om den drommel niet mee om zulke vissen te vangen. Vooral grote, op speldaas jagende snoeken zijn bijzonder moeilijk met kunstaas te vangen. Deze vissen voeden zich op zo’n moment uitsluitend met piepkleine visjes. Ze pakken niet één visje, nee, ze rammen dwars door het schooltje visjes heen. Met één schot pakken ze meerdere visjes. Ga er dan maar aan staan met kunstaas!

                       


”Als andere prooien schaars zijn, wordt zonder aarzelen een soortgenoot gegrepen.”

Het aanbod aan speldaas verschilt van jaar tot jaar. Er zijn jaren dat er heel veel van dat kleine spul aanwezig is, maar zijn ook jaren dat er maar heel weinig speldaas voorhanden is. Als het kleine spul er niet is, zie je dat de snoeken zich op grotere prooien concentreren en dat ze onderling verder uit elkaar liggen. De snoek verspreidt zich dan meer over het ondiepe veenwater. Natuurlijk blijven er altijd goede stekken bestaan waar meerdere snoeken liggen. Maar op een kluitje liggen, zoals ze dat doen bij het jagen op speldaas, dat is er niet meer bij.
Als het aanbod aan speldaas mager is, deinzen de snoeken van veenwater er niet voor terug om ook groot aas aan te pakken. Vorig jaar bijvoorbeeld ving ik in snoek van pakweg 60 centimeter. Het beestje was kogelrond en had overduidelijk een fikse prooi naar binnen gewerkt. Bij nadere inspectie bleek er een staart uit zijn bek te steken. Die staart behoorde toe aan een fikse bruine rat. Eet smakelijk!

Koud kunstje
Een soortgelijke ervaring had Arjan Willemsen. Arjan ontdekte tijdens het onthaken van een snoek dat er twee pootjes uit de slokdarm staken. Die pootjes hoorden bij een waterhoentje. Toen Arjan het verhaal aan mij vertelde, vroeg ik hem of het een jong kuiken betrof. “Heb jij in januari wel eens jonge kuikens gezien?”, antwoordde Willemsen droogjes.
Van zulke dingen sta je toch wel even raar te kijken, maar als je er over nadenkt is het niet zo vreemd. Veenplassen zijn vaak ware pleisterplaatsen voor watervogels en andere kleine dieren. Ga maar na, het water is in veel gevallen erg ondiep, waardoor de snoek regelmatig geconfronteerd wordt met allerhande waterdieren. Het is voor snoek op dit soort water en koud kunstje om een watervogel of een rat te pakken. Een warme hap gaat er af en toe best in. Dat blijkt ook als op veenwater met oppervlaktekunstaas wordt gevist. Een Sara Spook of roterend plugje bracht al menige snoek in de boot. Zelfs midden in de winter is er af en toe goed mee te vangen.

                       


”Of deze grote forel kort tevoren door een snoek werd uitgespuwd?”

Op het grote wateren jagen snoeken vaak ook in de oppervlakte. Ik moet hier wel aan toevoegen dat ze dat niet altijd doen en dat er wateren zijn waar je geen schub vangt met oppervlakteaas. Op sommige plassen werkt het goed, terwijl je er op andere passen zelden of nooit iets mee vangt. Ik ken een plas waar ze echt verzot zijn op oppervlaktekunstaas. Met regelmaat zie je daar enorme snoeken door de oppervlakte heen ranselen. Ook ‘s winter gebeurt dat regelmatig. Niet op het ondiepe water, nee, altijd ver uit de kant waar meer dan twaalf meter water staat. Soms zie je een gigant midden op de plas boven dertig meter water door de oppervlakte gaan. Een paar keer heb ik kunnen observeren dat die snoeken hun kop half uit het water staken en dat de ogen duidelijk zichtbaar waren. Bij muskies heb ik dit malle gedrag ook eens waargenomen. Waarom deze vissen dit gedrag vertonen? Zeker weten doe ik het niet, maar ik heb het vermoeden dat het oppervlaktejagers zijn.

Zoals ik al eerder schreef, zijn snoeken echte opportunisten. Als een bepaalde prooi schaars is, dan schakelen ze heel gemakkelijk over op andere prooien. Dit houdt in dat snoeken heel gemakkelijk hun jachttechniek veranderen en aanpassen. Tussen een bezadigde bodemazer die zoekt naar dood aas tot een actieve oppervlaktejager liggen verschillende patronen. Ik geloof niet dat een snoek zich specialiseert in één soort prooi. Als de snoek dat zou doen, dan had de soort zich allang om zeep geholpen. Ik denk wel dat de snoek een specialist is, maar dan in die zin dat hij zich heel snel kan aanpassen en regelmatig uit nood overschakelt op een ander jachtpatroon. Misschien moeten wij dat als snoekvissers ook eens doen. Onze tactiek en techniek sneller en beter aanpassen aan bepaalde omstandigheden. Misschien kunnen we nog iets leren van die snoeken, als u begrijpt wat ik bedoel.

Het volledige artikel van Henk Rusman , plus nog veel meer ander roofvisnieuws, kunt u vinden in nummer 45 van Dé Roofvis, dat rond 22 december 2004 in de betere hengelsportzaak en/of boekhandel- kiosk is te verkrijgen. U kunt natuurlijk ook gewoon abonnee worden dan krijgt u ieder nummer automatisch in de bus. Klik hier voor meer informatie.