Het Noorse Leka

Het Noorse Leka
Rust, beschutting en… veel vis

Door Mike Kollaard

Op zo’n 150 km ten zuiden van de poolcirkel ligt op de rand van Nordland voor de Noorse kust het bij de Nederlandse en Vlaamse -zeevissers nog wat minder bekende eiland Leka. Na een eerste verkenning twee jaar geleden kwam Mike Kollaard juni j.l. dermate -enthousiast terug van deze bestemming dat hij zijn  ervaringen graag met onze lezers wil delen.

Ik bezoek het Groene Eiland al sinds  1969 voor mijn visvakanties- belandde ik in 1972 voor het eerst ook in
Noorwegen en sindsdien ga ik met enige regelmaat ook terug naar dit prachtige visland. Op terugreis van de Lofoten in 2001 heb ik de streek Namsos met het eiland Leka overgeslagen. Toen ik twee jaar geleden stopte met  werken, was dat mijn eerste reisdoel om te verkennen.

Na de korte overtocht met de ferry trof ik op de enige camping van Leka het enthousiaste echtpaar Jostein Hiller en Anne Britt Normann die mij blij verrasten met alle voorzieningen die zij in eigen beheer bleken te kunnen bieden. Bij de camping met de gezellige stenen en houten huisjes en een motel behoren namelijk ook een eigen boothaven met steigers, parkeerterrein en schoonmaakloodsen. Jostein is niet alleen zelf ook een verwoed zeevisser, maar tevens duiker, geoloog en natuurliefhebber met hart voor de zaak. Omdat Leka geologisch een voor Europa unieke structuur kent, is in het motel een prachtige permanente tentoonstelling te bewonderen.

Het rustige en beschut gelegen eiland leent zich voor allerlei activiteiten in de vrije natuur en liefhebbers komen dan ook van heinde en verre om vanaf Leka te vissen, op de wrakken te duiken, zeearenden en andere vogels te bekijken of bergtochten te maken, op zoek naar bijzondere gesteenten. Ik vond het eiland dan ook een ware ontdekking en was blij dat ik dit  gebied alsnog had bezocht.

De aanleiding voor mijn tweede reis naar Leka ontstond op de Visma in maart van dit jaar, toen ik daar totaal onverwacht Jostein Hiller en zijn vrouw tegenkwam. Zij gaven op hun stand voorlichting over de streek Namsos, waartoe ook Leka behoort. Het weerzien was hartelijk. Uiteraard kwam ons gesprek als vanzelf opnieuw op de heilbotten die hier worden gevangen. Heilbot wordt rond het eiland zelfs gekweekt, naast zalm en speciale kabeljauw.

Natuurlijk voelde ik mij ook uitgedaagd om nu eens een flinke heilbot in de boot te krijgen, in plaats van er eentje na een flinke strijd te verspelen, zoals mij eerder in Noorwegen overkwam. Maar het is net als met vleet in Ierland; ze zitten er, maar om ze te vangen moet je toch ook wat geluk hebben!

Als je het niet probeert, zul je ze echter nooit vangen en dus sprak ik af om begin juni met de auto, caravan en mijn visspullen naar Leka te komen. Dat is een periode met veelal mooi weer om rustig wat uit te proberen, maar eigenlijk te laat voor de grote kabeljauw die net als elders in het noorden van Noorwegen vooral in april/mei goed vangbaar is. Maar je weet nooit!

Ik maakte de autoreis in alle rust in mijn eentje en pikte de laatste dag mijn vrouw op van het vliegveld bij Trondheim, om vervolgens op Leka samen te genieten van de schitterende uitzichten en visserij.
Omdat Jostein en zijn vrouw zelf ook verwoede zeevissers zijn, had hij opnieuw wat tijd voor me vrijgemaakt om mij wegwijs te maken met zijn snelle boot, een aantal goede stekken te wijzen en bovendien enige succesvolle vismethoden te  demonstreren. Ik had bovendien nog diverse stekken van twee jaar geleden bewaard op mijn Magellan GPS en had dus keuze te over.

Aan de steiger van de camping trof ik de vertrouwde boten, uitgerust met een 15 tot 40 pk motor, half gesloten  kap en visvinder/echolood, al dan niet voorzien van GPS met Leka-zeekaart. Daarnaast zijn er nu bovendien zelfs twee snelle en  zeewaardige Arvor visboten te huur voor vissers met een vaarbewijs.
Omdat de haven geheel beschut aan de oostkant van het eiland ligt, staat er bij vrijwel elke windrichting een flink gebied ter beschikking. Hoewel er in de twee weken dat ik in juni op het eiland was soms een stevige noordwesten wind stond, heeft dit mij in mijn vismogelijkheden vrijwel niet beperkt, al is ervaring wél gewenst om met een stevige wind het open fjord over te steken.


Een vraag die veel wordt gesteld, is waar je op een nieuwe locatie nu eigenlijk het best kunt beginnen? Dicht onder de kant, of op dieper water bijvoorbeeld? Mijn aanpak is om op de zeekaart eerst steile taluds of ondiepten van 25 tot 50 meter op te zoeken in een gebied met verder vooral diep water. Door nu systematisch de zeekaart af te varen, met een schuin oog op het echolood, kom je als vanzelf een -talud tegen waar de vis zich blijkt op te houden.

Tegen dat talud begin je met vissen en krijg je er meteen ook beet, dan markeer je deze plek om hem weer terug te kunnen vinden. Daarvoor heb je dan vanzelfsprekend beslist een GPS-plotter of zo’n handig handheld navigatieapparaatje nodig. Varieer hierna wat driften, waardoor je soms nog  betere plekken vindt.Jostein leerde mij daarbij overigens nog wat meer trucjes.

Zo bleven we lang hangen op een stek waar we steeds koolvisjes van een pondje of twee tot vier vingen. Vissen die duidelijk te klein waren om mee te nemen en omdat er steeds een zeearend in de buurt vloog, verwachtte ik dat Jostein deze misschien wel wilde lokken met de teruggegooide koolvissen. Toen dit dan ook gebeurde, was ik totaal verrast door de snelheid en behendigheid waarmee de grote rover zijn prooi tussen de meeuwen uit plukte.

Hij bleef ook hierna nog doorgaan met kleine koolvisjes vangen en weer terugzetten en toonde mij tot twee keer toe exemplaren met een duidelijke beet van een grotere vis. En toen pas begreep ik pas waarom hij steeds wat talmde met binnendraaien, als er al twee of meer koolvisjes aan de haken zaten. Want door nog even rustig op en neer te bewegen, lokte hij een grote kabeljauw of andere vis (heilbot?) die zich met geweld stortte op de koolvissen die weerloos aan de haak zaten.

Bij het binnenhalen van een grote kabeljauw bleek de koolvis al in de maag te zitten, met onderlijn en al! De overige koolvissen op de onderlijn bungelden nog buiten zijn bek. Jostein vertelde dat hij enkele weken voordien na een enorme aanbeet in één haal drie grote vissen had gevangen, goed voor een totaalgewicht van 20 tot 30 kg. Dat moet een spectaculair gezicht zijn geweest. Dat je daarvoor geen standaard gulpaternostertje nodig hebt, maar een heavy duty nylon onderlijn met haaklijntjes van zeker 20 kg, lijkt mij duidelijk.

Eerder schreef ik in dit magazine al (ZHS 2/2007) dat ik graag ook licht vis met shads. Ook aan deze techniek heb ik rond Leka de nodige tijd besteed. Met soms heel leuke resultaten en als topper 18 pollakken en vijf gullen binnen twee uur driften op een piekje van 32 meter midden in het Lekafjord.

Ter wille van de foto’s nam ik wel eens wat vis mee terug, maar al je zelf niet alles eet of diepgevroren mee naar huis wil nemen (let op de wettelijke regels die sinds enige jaren gelden), is het veel leuker om voortdurend te proberen de vis onbeschadigd weer los te laten. Als je voorzichtig drilt en de vis niet met grof geweld van grote diepte omhoog pompt, overleeft de vis het avontuur probleemloos.

Omdat ik wat variatie in het menu wilde, heb ik ook twee keer gericht gevist op platvis. Daartoe had ik eerst bij de ferryhaven en in de eigen haven bij de steiger zeepieren gestoken. Dit laatste bleek heel simpel, ook al omdat in de prachtige schoonmaakloods voor de gasten zelfs een vork staat om bij laag water zeepieren te steken. En leeglopers bleken daar ruim aanwezig.


Typische Noorse hut als verblijfsaccomodatie

Aangezien haast niemand in die -platvis geïnteresseerd is, was het even zoeken naar een geschikte stek. Ik vond die op zo’n 12 tot 15 meter, waar de vangst overigens beperkt bleef tot grote scharren en wat verdwaalde gullen en schelvissen. De grote schollen die er getuige de foto’s op het internet ongetwijfeld rondzwemmen en die ik me bovendien herinner van twee jaar eerder, kwam ik nu niet aan de vinnen. Ik hóór onze hoofdredacteur als het ware een zucht van -verlichting slaken…

Het getijdenverschil is in Leka hooguit zo’n 150 cm, maar desondanks is het tij van invloed op de beste tijdstippen om succesvol te vissen. In het algemeen is de periode tussen twee uur voor tot één uur na hoog- of laagwater het beste.Die beste vistijden vind je ter plaatse overigens aan de wand in de grote invrieszaal, samen met de vele foto’s van de gevangen grote vissen.

Deze interessante bijdrage van Mike Kollaard, met nóg meer informatie in het blad zelf, is slechts één van de onderwerpen die aan bod komen in de 84 pagina’s dikke, achtste uitgave van 2007 van Zeehengelsport. Dit enige zilte magazine voor Nederland en Vlaanderen is vanaf 20 december 2007 voor  € 4,95 te koop in de beter gesorteerde boekhandels en hengelsportspeciaalzaken. Klik hier voor nadere informatie over een abonnement