Het bosmeer - deel 2

Onlangs heeft Dé Karperwereld het 12½ jarig jubileum mogen vieren. Het magazine is daarmee het langst bestaande specialistische karpermagazine in ons taalgebied. Met uitgave no. 77  heeft Dé Karperwereld een nieuwe primeur! Het is namelijk niet alleen het ‘oudste’  specialistische karpermagazine der Lage Landen, het is bovendien  nog eens het dikste dat ooit is verschenen!

Een dergelijk feest kun je namelijk niet beter vieren dan de lezende karpervisser maar liefst 140 pagina’s leesvoer voor te schotelen!  Speciaal voor alle karpervissers presenteren als preview het artikel van Stefan Slechten.


Eerder verschenen: Deel 1

Het bosmeer (2/2)

Door Stefan Slechten

Tijdens een van de laatste nachten van het jaar weet ik ondanks de kou een prachtige schubkarper te vangen van net boven de zeventien kilogram. Ik schat zo in dat de vis meer dan een meter lang is, werkelijk ongehoord! Op de onthaakmat gedraagt de vis zich erg raar. Hij -of zij, weet ik veel- lijkt ontzettend gespannen, spant zijn staart helemaal krom en trilt een beetje. Ik besluit de vis even te zakken en ‘good old’ Josse te vragen of hij foto’s kan komen maken.


Wát een bek!

Niet veel later is hij ter plaatse en maken we wat foto’s. Na een foto of tien blijkt mijn toestel het welletjes te vinden en springt het schermpje op zwart. Batterijen op, waarom ook niet. We twijfelen nog even om de vis opnieuw te zakken en extra batterijen te halen, maar ik vertrouw erop dat Josse mooie foto’s heeft gemaakt en ook deze knakker mag weer terug het sop in. Later die nacht vang ik nog een midtwintiger schub en meer dan tevreden pak ik mijn zooi weer in.

De inham
Na die succesvolle nacht blank ik nog drie keer en eind november werp ik de handdoek voor dat jaar in de ring. Gezien het aantal nachten dat ik heb gevist en het aantal vissen dat ik daadwerkelijk heb gevangen, mag ik niet klagen, zeker niet aangezien het mijn eerste seizoen is op het water. Ik denk in de gaten te hebben hoe de vissen trekken en de volgorde waarop ik de runs krijg bevestigt dat steeds opnieuw.

 In de loop van het najaar ben ik van een kruidige vismeelbol overgestapt op een andere kruidenbol en ook dat heeft me geen windeieren gelegd. Stapje voor stapje stel ik mijn tactiek scherp. In de winter die volgt, besteed ik veel tijd aan het verder uitpeilen van het water, het zoeken naar activiteit van karper en het achterhalen van meer info over de vangstplekken van de topvissen. Het blijkt dat de grote vissen toch redelijk honkvast zijn en ook rond eenzelfde periode gevangen worden.

Ik besluit om het komende voorjaar vol voor de grote inham te gaan, aangezien ik verwacht dat de grote karpers zich daar zullen verzamelen om te gaan paaien. Ik loop hiermee wel een risico, want ik ben bij lange na niet de enige die de inham interessant vindt. Na wat rondvraag blijkt dat echter mee te vallen, alleen Raymond en Yves willen de inham gaan aanpakken. De betreffende inham is pakweg honderd meter lang en dertig meter breed en het is er niet veel dieper dan anderhalve meter. De bodem bestaat uit een combinatie van slib, zand en klei.

 Regelmatig zak ik tot boven mijn enkels weg in de smurrie, als ik met het waadpak op zoek ga naar harde plekjes. Aan de rand van de inham ligt een talud, daar loopt het van anderhalve meter naar maximaal drieeneenhalve meter. Raymond en Yves zullen net als de voorgaande jaren de inham bevissen vanaf de overkant. Zo omzeilen ze alle obstakels die in de inham zelf liggen en rond het talud verspreid zijn.

Hier en daar zie je oude stronken uit het water steken; het is op sommige plekken in de inham een ware jungle. Aangezien de overkant bezet is, besluit ik om de stoute schoenen aan te trekken en in de inham zelf te gaan zitten. Ik probeer zo goed en zo kwaad als het kan een strook van dertig meter breed vrij te maken van takken en boomstronken in de hoop dat ik zo een veilige weg creëer waar ik de karpers kan landen. De hengels wil ik een meter of tien uit de kant zetten op wat hoge steunen. Ik moet dan wel in mijn waadpak slapen wil ik op tijd bij de stokken zijn, maar goed: no guts no glory.

Op jacht naar goud
Nadat ik alle voorbereidingen heb getroffen en een hele bult voer los heb weten te wrikken bij mijn sponsor, ben ik klaar om aan de slag te gaan. Na wat vriendelijke onderonsjes weet ik precies welke tactiek de andere vissers zullen inzetten. Het biedt mij voldoende handvatten om het over een andere boeg te gooien. De meeste vissers voeren consequent een keer of drie per week, zij het vrij stekgebonden. Tevens valt het me op dat iedereen met twintig millimeter boilies voert. Ik besluit om het anders aan te pakken…


Gevangen op diep water.

Ik voer alleen met vijfentwintig millimeter boilies en ik voer zo verspreid als mogelijk is met de werppijp. Daarnaast besluit ik niet alleen in de inham te voeren, maar ook de puntstek van het vorige najaar nog een kans te geven. Uit ervaring heb ik geleerd dat het soms heel lonend kan zijn om een zeer druk beviste stek op een heel andere manier aan te pakken dan de rest. Vaak zijn deze druk beviste stekken nog steeds ware hotspots voor de karpers, maar kennen de vissen ondertussen de klappen van de zweep en laten ze zich niet meer snel verleiden tot een aanbeet.

Ze zijn er echter wel degelijk! Aangezien ik niet de enige ben die de inham wil aanpakken, kan het ook handig zijn om een stek achter de hand te hebben voor het geval dat de concurrentie het net even wat slimmer heeft aangepakt. Ik voer twee weken lang iedere dag vijf kilogram boilies verspreid over de twee stekken. Daarnaast voer ik tussen de twee stekken in lukraak wat bollen.

Op die manier hoop ik zoveel mogelijk karpers te bereiken. Het lijkt misschien veel om vijf kilogram per dag te voeren, voor mij is dat althans een hele hoop voer, maar gezien het grote oppervlak dat ik bestrijk met mijn aas, denk ik zeker niet teveel te voeren.


Een oude krijger.

Na de voerbeurt loop ik steevast een ronde om het water en houd ik de andere gekende stekken goed in de gaten. Vooralsnog lijk ik de enige te zijn die bezig is met een voercampagne en dat stemt mij tevreden. Pas in de laatste dagen voor mijn sessie zie ik dat er tegenover de inham ook gras platgetrapt is en er waarschijnlijk iemand aan het voeren is. Ik sta dan ook niet raar te kijken als er plotsklaps twee tenten staan tegenover de inham. Raymond en UCP-voorman Dirk hebben er hun kampement opgeslagen en zullen waarschijnlijk een hele hoop vangen.

In de afgelopen dagen is het namelijk een waar dolfinarium in de inham en laat de ene grote karper na de andere zijn of haar flank zien. Eigenlijk heb ik helemaal geen zin om bij hen te gaan kletsen, jaloers als ik ben dat ik nu niet de eerste ben die de inham rond de paai bevist. Ik besluit echter mijn jaloezie opzij te schuiven en toch even te gaan ouwehoeren.

Al met al is het een gezellige avond en Dirk blijkt een hele aardige kerel te zijn. Tijdens het gesprek is al snel duidelijk geworden dat zij nog geen topvis hebben weten te strikken, dus alle kaarten liggen nog op tafel en er is nog steeds hoop.


De zakken gevuld, missie geslaagd!

Twee dagen later vertrek ik dan eindelijk bepakt en bezakt richting waterkant. Na een hoop geklooi -ik zit in de struiken en heb alleen zachte modder onder mijn voeten- heb ik rond een uur of vier in de middag de lijnen in het water liggen en de stretcher uitgeklapt. Ik vis hengel nummer één op de rand van het talud en hengel nummer twee ligt een meter of tien achter het talud. Na twee boerenschnitzels met een ongezonde hoeveelheid mayonaise lig ik lekker te stinken op de stretcher.

Ik verwacht ieder moment een knallende run en dus ik houd het waadpak aan. De boeren schnitzelscheten mengen zich zonder problemen met de zweetlucht en zorgen voor een soort van rottend, maar ergens ook wel aangenaam aroma. Net zoiets als wanneer je aan je zaakje krabt en daarna aan je vingers ruikt. Je weet dat het niet okay is, maar je doet het toch en ergens ruikt het ook wel vertrouwd, waarschijnlijk zal ik de enige zijn die dat eerlijk toegeeft.

Dromen
Ik kan er veel over zeggen, maar de aanpak in de inham blijkt een schot ver buiten de roos, zelfs buiten het bord. Ik krijg wel degelijk keiharde runs met hele grote karpers aan het eind van de lijn, het lukt me echter niet om de vissen door het oerwoud heen mijn kant op te krijgen.

Alle runs lopen volgens eenzelfde stramien: keiharde fluiter, bijna onhoudbare karpers, een hoop geschuur en dan einde verhaal. Guy komt buurten, maar kan het allemaal niet aanzien en laat mij zwijgend achter. Gelijk heeft ‘ie.

Die volgende ochtend hoef ik niet lang na te denken. Ik krijg wel runs, maar ik ben te zeer een liefhebber van de karper om zo’n groot risico te blijven lopen om vissen te verspelen. Dan maar door naar de volgende stek. Ik twijfel nog omdat er zoveel vissen in de inham liggen, maar het zal niet de eerste keer zijn dat ik verder buiten een paaizone grote vissen weet te vangen. Ik neem plaats op de punt en tegen de avond ligt alles naar behoren op de goede plek.


De grote spiegel

Deze keer bevis ik niet alleen de grindplaat, maar ook links van de punt een diepe stek vlak voor een omgevallen boom. ’s Avonds krijg ik bezoek van een bekende politieagent. Na de gebruikelijke controle hebben we het al snel over de brasemvisserij en na wat tips van mijn kant -als ik iets nog beter kan dan karpervissen dan is het wel brasems vangen- kan ik me weer concentreren op het vangen van karpers. ’s Avonds zoek ik rusteloos de stretcher op en probeer ik de slaap te vatten.

Op dat moment weet ik nog niet dat ik de volgende ochtend zowel een nieuw persoonlijk record spiegel als een nieuw persoonlijk record schubkarper in de bewaarzak zal hebben… Een rochel. Bruin slijm drijft kort op het wateroppervlak en verdwijnt vervolgens in het kabbelende water. Mijn handen trillen, ik ben suf van het roken. Ik kijk tussen mijn hengels door en ik zie ver weg een oranje gloed verschijnen aan de horizon. De zon heeft het ook vandaag weer gewonnen van de maan, gelukkig maar. Het zal ongeveer half zes in de ochtend zijn.

Daarnet durfde een koolmeesje het aan om de dag in te luiden. Na mijn gerochel houdt het dier zich wijselijk stil en ben ik de enige die geluid maakt aan de oevers van de kuil. Ik kijk nog eens op mijn telefoon en het is twee minuten later dan de vorige keer toen ik keek. Er zit schot in de zaak. Ik loop wat heen en weer over de punt, kijk of de bewaarzakken nog gevuld zijn en ga rusteloos op mijn onthaakmat zitten. In de ene bewaarzak zit een schubkarper van dik negentien kilogram. In de andere bewaarzak zit een spiegel van dik zestieneneenhalve kilogram.

De schub ving ik om vier uur ’s ochtends, de spiegel anderhalf uur later. Guy is onderweg om foto’s te maken, ik wacht. Ik waan me in dromenland, knijp zachtjes in mijn arm en zie de afdruk van mijn vingernagel langzaam wegebben. Ik kijk nog een keer naar de plek waar de vissen weggezakt zijn. Ver weg hoor ik een vaag gerommel, het wordt steeds luider en ik herken het geluid van de brommer van Guy. Wat kan karpervissen toch mooi zijn.

Naschrift
Na een week met hele mooie vissen ga ik buurten bij Raymond en Yves. In een boomstronk naast hun tent zie ik een onderlijn hangen die me bekend voorkomt. Ik kijk Raymond aan en zonder dat er een woord gewisseld is weet ik al wat er gebeurd is. De grond onder mijn voeten wordt even wankel. Raymond heeft een dag terug een hele dikke schub gevangen in de inham, één van de topvissen. En raadt nu maar eens van wie de onderlijn was die hij uit de bek van die karper heeft gehaald … 

Stefan Slechten

Bovenstaand artikel is een van de opnieuw uiterst informatieve en lezenswaardige bijdragen die zijn opgenomen in de maar liefst 140 pagina’s tellende nieuwe uitgave van Dé Karperwereld. Nummer 77  van dit magazine ligt zo rond 25 maart  a.s. in de bus bij de abonnees en is vervolgens ook voor € 8,75 te koop in de boekhandel en kiosk.

klik om hengelsporthuis.com te bezoeken

Kijk voor een interessante abonnementsaanbieding op www.hengelsporthuis.com

ANDEREN LAZEN OOK

image description
De Allrounder 122 : Droog op karper
Willem Moorman -
image description
De Allrounder: Karper op de vaste stok.
Willem Moorman -