image description

De roofvismomenten van ... (4) Johan Caneel

De roofvismomenten van ... (4) Johan Caneel  

Door Berthil Bos

In dit deel van ‘’De roofvismomenten van …’’ laten we iemand aan het woord die vooral de grote rivieren als jachtgebied heeft uitgekozen.

Dat is ook niet zo verrassend, als je weet dat zijn woonplaats midden tussen een aantal van dit soort wateren ligt. Johan Caneel woont al geruime tijd in Tiel en heeft de rivieren voor het uitzoeken. Dit wil niet zeggen dat al het andere viswater voor hem onbekend is. Johan heeft in het verleden veel contacten weten te leggen met personen en organisaties in en rond de hengelsport.

Dit heeft hem geholpen om zich ook op ander water te ontwikkelen, zowel in ons land als het buitenland. Ook bij deze bevlogen visser staat altijd het plezier op de eerste plaats. We laten hem nu aan het woord.
Berthil.

Wanneer ben je gepakt door het roofvissen?
"Deze vraag dwingt me heel ver terug te gaan in de tijd. Als ik de beelden terug laat komen, was er in de eerste plaats de winkel van mijn ouders. We verkochten namelijk vismateriaal. Dit was echter in de tijd dat er nog voor de pan werd gevist en voordat de specialisatie op gang kwam. Toen het hengelsportassortiment moest voorzien in allerhande moderniteiten, haakte mijn vader af. Heel erg passend, want hij was geen visser. Overigens bleek ik achteraf de enige visser in de hele familie! 


De eerste visles voor Johan.

In de veenkoloniën kwam jaarlijks de aardappelmeelcampagne op gang en dit betekende dat wij met schepnetjes langs de kanalen liepen om de naar adem happende vissen te vangen. Ieder jaar weer ging al het leven in de kanalen dood en vormde zich een dikke laag drab op het water, die stonk naar rottende eieren. Als je dan maar vaak genoeg in die stinkende troep was gevallen en je voor de deur uit moest kleden, kreeg je op enig moment vanzelf een visverbod.

Wij visten destijds met bamboestokken. Met een groepje kinderen fietsten we naar de kanaaltjes e.d. waar we visten op voorn en baars. Die bamboestokken raakten regelmatig bomen en andere obstakels, waarbij de lijnen braken. Geen probleem, knoop erin en verder maar weer. Wormen in de hoorn van een koe en wat deeg en wij konden vissen. 


Later zijn ook ook de grote baarzen langsgekomen. 

Ik vond het echt geweldig en ging er ook dikwijls alleen op uit. Dan werd er van te voren af gesproken waar ik heen ging en werd er contact gelegd met een bekende die dan een oogje in het zeil hield. In de  natuur was zoveel te zien en de spanning die de dobber in mij opriep hield nooit op.

Omdat anderen de gevangen vis aten, wilde ik dat ook proberen. Ook nu moest ik zelf het wiel uitvinden! En zo kon het gebeuren dat ik een brasem in stukken sneed. Deze stukken hebben nooit een pan gezien, want mijn moeder wist niet wat ze er mee aan moest. Hier is waarschijnlijk de kiem voor de catch & release gelegd, zoals ik die nu toepas.

Op enig moment kwamen er werphengels (glasvezel) en molens. Die moest ik ook, niet wetend hoe een molen werkt en mijn vader wist het dus ook niet! Dat de beugel open moest om te werpen leerde ik veel later, toen mensen mij zagen klunzen. Die dag herinner ik me nog goed, want toen ving ik mijn allereerste snoekbaarsje.

Maar ook spinners vond ik heel boeiend en levend aas zo mogelijk nog meer. Ik ging er steeds vaker alleen op uit. En dat ene moment, wellicht het meest bepalende voor de roofvis, vergeet ik niet meer. Ik zat te vissen met een dobber op witvis en zag ineens een grote plank onder water! Toen ik dat allemaal zat te bekijken, herkende ik ineens een grote snoek in die plank. Ik probeerde het e.e.a. om beweging in de vis te krijgen, maar het eindresultaat was dat de vis vertrok. Daarna heb ik op die plek meerdere keren een spinner aangeboden, maar snoek ving ik niet.

Enige tijd ben ik actief geweest bij een hengelsportvereniging en organiseerde jeugdactiviteiten. Allerhande documentatie en materialen van de toenmalige NVVS en OVB werden vergaard en uitgedeeld bij bijeenkomsten waar kinderen werd geleerd tuigjes te maken, in de praktijk te vissen en hoe met de vis om te gaan.

Toen het budget van 100 gulden(!) op was, vond het bestuur dat het te weinig leden had opgeleverd en besloot ik er geen energie meer in te steken!"

Hoe heb je je doorontwikkeld als roofvisser? 
Het roofvissen was eigenlijk een jaarlijks terugkerend gebeuren, vanaf oktober wel te verstaan. Ik viste met spinners, levend aas en veel te slappe hengels, telescopen waren destijds erg in. Later heb ik geleerd dat steviger materiaal aanzienlijk beter functioneert. 

Toen ik een artikel las in een hengelsportblad dat de SNB werd opgericht (10 maart 1984), besloot ik me direct aan te sluiten en duurde het niet lang of ik trad toe tot het bestuur. Daar leerde ik het echte vissen op roofvis met mensen als Bertus Rozemeijer, Jan Eggers en Piet Driessen. Het vissen met takels deed toen zijn intrede. Tevens mocht ik de grondlegger zijn van de tweedehands markt, dat nog steeds een vast onderdeel is van de SNB manifestaties. 

In die tijd kwam ik in aanraking met het bootvissen. De Spiegelplas was een gewild jachtterrein. Daar sleepten we met levend aas met een roeiboot, evenals in Noorden op de plassen. De eerste dieptemeters waren niet meer dan een schijf met getallen waarvan je de diepte kon aflezen. 

Tijdens een trip naar Engeland heb ik Henk Wollrabe leren kennen Hij gaf mij op de terugreis enkele oude hengelsportboeken mee en daarmee was de basis voor de verzameling gelegd. Nu staan er ruim achthonderd boeken in de kast, een echte verzameling. Vrijwel alle Nederlandstalige hengelsportboeken en roofvisboeken in het Engels en Duits. 

Trips naar het buitenland maakten deel uit van deze ontwikkelingen. Ik was in Engeland, Zweden, Denemarken, Noorwegen, Canada, Duitsland en Ierland. Het was allemaal spannend en leerzaam. Ondertussen werd het vissen met levend aas verboden en ging ik helemaal over op kunstaas. Tot op de dag van vandaag blijft me dit boeien.

Helaas kwam Henk Wollrabe later door verdrinking om het leven, op de Spiegelplas! Ik heb de SNB vertegenwoordigd bij het afscheid. In die tijd was er helaas nog weinig aandacht voor zaken als floatation suites en reddingsvesten.

Later kwam ik in contact met Henk Simonsz en leerde weer geheel nieuwe dingen. De rode draad is echter dat ik door al die contacten met talloze mensen in aanraking ben gekomen met zoveel nieuwe dingen dat het vissen op roofvis niet meer weg te denken  is uit mij leven. Inmiddels vaar ik met de 7e boot, de bellyboat en kano inbegrepen. Sinds maart 2011 ben ik tevens visgids en geniet met volle teugen van de vele visdagen op het water.  Dit stimuleert tevens het voortdurend innoveren van materialen en technieken. Heerlijk om zo te kunnen genieten van je pensioen.

Wat is jouw favoriete jachtgebied?
Door de jaren heen heb ik in veel verschillende soorten water gevist. De omgeving speelt voor mij een hele belangrijke rol in de beleving die ik bij een water heb. En dit laatste wordt steeds belangrijker, merk ik gaandeweg. 

Ik laat mijn jeugd en witvisperiode hier buiten beschouwing en stap in op het moment dat ik echt geïnteresseerd raakte in het roofvissen. Dat deed ik vrijwel uitsluitend in de herfst en winter. Met levend aas achter de snoek aan. De kanalen rondom boden voldoende mogelijkheden. Ook met spinners kon je goed uit de voeten. Voorwaarde was wel dat je je goed langs het water kon bewegen, de hondenpoep ten spijt.

De aansluiting bij de Snoekstudiegroep Nederland België betekende een totale verandering. We hadden praktijkdagen op meren en rivieren. Ik leerde behalve de Spiegelplas en de Wijde Blik, ook Noorden en de Nieuwkoopse plassen kennen. We visten daar vanuit de roeiboot. Een dimensie die ik nog niet kende.

Ook de visdagen in Noord Holland staan me nog in het geheugen gegrift. Daar struinden we de polders af en wisten ons verzekerd van de nodige fysieke inspanningen, goed voor de conditie. 

Maar zoals gezegd, vissen met boten, dat gaf toch wel heel veel vrijheid. En zodoende ging ik steeds meer in die richting. Het buitenland was daarbij wel het ultieme vissen in de natuur. Zowel Ierland,  Zweden en Noorwegen geven je het gevoel echt op te gaan in de natuur. En als toppunt dan Canada. Wanneer je daar de motor uit zet, hoor je de stilte, een alles omvattende stilte. 


Ook snoeken in het prachtige Canada.

Daarna kwamen ook de rivieren meer en meer in beeld. Deze visserij bracht de extra dimensie van het stromende water. Het leren lezen van het water en het toepassen van verschillende technieken. Het verticaal vissen en nauwkeurig slepen rond kribkoppen of langs snelstromende oevers. En tussendoor werpen in de kribvakken. 

Ik vind het allemaal schitterend en heb geleerd dat je niet altijd ver van huis hoeft. Er valt ook op bekend water altijd te leren. En dan zoek ik toch wateren waar het landschap mooi is. De rivieren met variatie in de oevers en weinig bebouwing of industrie genieten de voorkeur. Het mag best groot water zijn, als het maar overzichtelijk is.

Wateren als het Noordzeekanaal kunnen mij niet bekoren. Mijn bestemmingen, zeker als gids, worden vooral bepaald door de mogelijkheden op dat moment en de wens van de gast. Welke technieken gaan we inzetten, hoeveel ervaring heeft men en welke  condities qua water en weer hebben we mee van doen? Ook de afstand speelt voor mij een rol. Maximaal een uur rijden en niet midden in de vakantiedrukte met recreatievaart terecht hoeven komen. Maar ook de voorkeur van de gasten neem ik mee in de overwegingen.

Dit komt er voor mij op neer dat ik veel op grotere en kleinere rivieren vis. Daarnaast in de wintertijd ook op kanalenstelsels, waar je lekker rond kunt varen. Af en toe op zandafgravingen langs de rivieren. Het vertoeven in een mooie omgeving en in goedgezelschap wordt zodoende steeds belangrijker, hetgeen mede wordt gestuurd door wat Rijkswaterstaat toont t.a.v. waterstanden en stroming en hetgeen Buienradar te melden heeft over de weersverwachtingen.


Mijn 'vismachine'.

Wat is op dit moment je favoriete vistechniek? 
Eén favoriete vistechniek kan ik niet benoemen. Wel dat het vissen met de boot op één staat. De vrijheid die je hebt en het voortdurend in beweging zijn, maakt het altijd avontuurlijk. De flora en de fauna trekken aan je voorbij. Hieruit mag je afleiden dat het “vangen” voor mij ondergeschikt is aan het “vissen” in de breedste zin. Het sociale contact,  het buiten op het water zijn en het spelletje dat vissen heet, maakt het allemaal de moeite waard.

Waar ik vroeger bezeten kon zijn van de vangsten, heeft dit plaats gemaakt voor de totale beleving. Vroeger ging iedere vis op de foto. Niets digitaal, alles op het rolletje! Toen het levend aas verboden werd, ging ik over op kunstaas.

Af en toe doe ik wel iets met dood aas, zoals bij het drop shotten, maar het zijn toch vooral pluggen en shads die de vis moeten verleiden. Dit kan zowel werpend, slepend als verticalend. De variatie die je daarbij hebt in formaten, kleuren en modellen daagt mij voldoende uit om er helemaal in op te gaan.


Een verticaal gevangen snoekbaars.

Daarnaast zijn er het dode aas, de spinners en spinnerbaits en niet te vergeten de jerkbaits. Deze laatste laten zich overigens ook prima slepen en leveren dan doorgaans een net iets andere actie op dan al het andere. Dikwijls verrassend goed.

Ik heb eigenlijk altijd van alles bij me om zowel verticaal, werpend als slepend te kunnen vissen. Die variatie maakt het vissen compleet en je verveelt je op die manier nooit. Dat wil niet zeggen dat een visdag zich ook kan beperken tot één techniek, maar dat is eerder uitzondering dan regel.

Het verticalen is wel heerlijk subtiel. In het gidsen wordt ik altijd weer geconfronteerd met de vereiste ervaring. Ik kan mijn gasten laten werpen en ondertussen zelf varen, terwijl het shadje achter de boot de bodem af tast. En dikwijls is het raak.

Aanbeten die variëren van een keiharde beuk op de hengel, het gevoel dat je vuil hebt gehaakt of het verliezen van contact met de shad omdat een vis de shad mee omhoog neemt in de aanbeet. Alles kan vis zijn en dat voel je. Tenminste als je veel ervaring hebt.


Beuk op de hengel!

Het werpen is eveneens super. Het bestoken van stekken waarin jij gelooft en dan die beuk op de hengel, als het aas gegrepen wordt. Soms komt de vis direct mee, maar veel spannender is het natuurlijk als de vis lang diep blijft en het gissen is wat zich aan de andere kant van de lijn bevindt.

Zo vergeet ik nooit de vermeende meerval, die na anderhalf uur een vals gehaakte karper bleek te zijn en nog eens een half uur later geland kon worden. In het schepnet liet de haak direct los!


Blijft altijd gissen wat er aan de lijn zit, soms een hele grote verrassing. 

Het slepen met kunstaas lijkt wellicht saai, maar op stromend water is het dat zeker niet. Dikwijls meldt de vis zich eerst, tenminste als je de hengel in de hand hebt, dan kun je het goed voelen. Dan die harde aanbeten en altijd weer de vraag wat is het? Baars, snoek, snoekbaars, winde, roofblei of misschien zelfs een meerval.  

De toegepaste variatie maakt het allemaal mogelijk en het jaargetijde is mede bepalend voor de techniek die het meest wordt ingezet. Zo pas je je aan,  aan de seizoenen, die vergelijkbaar zijn aan  de verschillende fasen in je leven.