De Magische Drie (deel 2)

De Magische Drie (deel 2) 

Door Berthil Bos

Velen van ons vinden de aanbeet het allermooiste moment. Het is natuurlijk ook geweldig als de zogenaamde 'tok' op de hengel komt, waar je je uiterste best voor hebt gedaan. Soms gebeurt dit geheel onverwacht en de andere keer ben je er helemaal klaar voor, omdat je het gevoel er helemaal voor hebt bij een hotspot.

Door het onverwachte ben je in 'no time' weer bij de les. Als je de aanbeet verwacht, giert, bij mij althans, de adrenaline al door de aderen, waardoor de concentratie hoog is. Toch kan ook dan een aanbeet soms niet verzilverd worden.

'Gelukkig' gebeurt dit iedereen wel eens tijdens een visdag, ook al hebben we alles goed voor elkaar en is de vis goed los. Ook ik sta soms vreemd te kijken als ik een misser heb gehad, terwijl ik zeker weet dat de haken in de bek zijn geweest.

Aan zulke momenten kunnen we niets doen, aangezien de snoek en in mindere mate de snoekbaars harde plekken in de bek hebben, waar ook de scherpste haak moeite heeft om binnen de dringen. Soms kunnen deze vissen -en dan gaat het vaak om de grotere exemplaren- het kunstaas klemzetten tussen de kaken, waardoor er geen haak gezet kan worden.

Op een dergelijk moment kunnen we alleen ons verlies pakken, maar daar in tegen zijn er ook situaties waar we wel invloed op kunnen hebben en dat ga ik eens met jullie bespreken.


De 'roofbrasem' heeft geen harde plekken in de bek.

Een aanbeet is een aanbeet wordt weleens gezegd, maar per vistechniek kan het anticiperen erop totaal verschillend zijn. Het is natuurlijk afhankelijk van de vistechniek die je toepast.

Gaan we werpend de snoek achterna of trollen we het kunstaas achter de boot? Welk kunstaas gebruiken we en is dit diep of ondiep? Ook het soort water wat je bevist heeft invloed op het verzilveren van de aanbeet.

Als we als eerste het trollen eens onder de loep nemen. Bij deze techniek maken we vaak gebruik van twee hengels. De ene hengel houden we in de hand en de andere wordt in de hengelsteun geplaatst. Je zal begrijpen dat het anticiperen op een aanbeet bij ieder van deze hengels totaal verschillend is.

De afgesteunde hengel moet de snoek zelf haken, omdat wij deze niet ter hand hebben. Het penetreren van de haken moet gedaan worden door de hengel zelf, die hierdoor bepaalde eigenschappen moet hebben.


De afgesteunde hengel moet zelf de snoek haken.

Allereerst moet de hengel de body hebben om een haakpunt te laten binnendringen. Is dit eenmaal gebeurt dan moet hij direct de klappen kunnen opvangen van de wild tekeer gaande vis.

Een te harde hengel zal vaak verlies betekenen, omdat hij niet mooi meegaat met dit geweld. De haak wordt als het ware door een scharnierbeweging uit de bek verwijderd. Ook kan het zijn dat de haak maar gedeeltelijk gepenetreerd is en dat betekend dan zeker dat je de vis lost bij een hengel die niet de klappen op een goede manier kan opvangen.

Zoek een hengel die goed de registratie van het kunstaas door geeft en tegelijk een wat parabolische actie heeft.