image description

De haken en ogen van een vistrip: Wales deel 4

Tekst en fotografie: Geert Luinge

Hallo vismaat.

Vandaag rijden we weer met onze auto vol hengels langs de westkust van Wales.

Kijken of we ergens vis kunnen vangen. Op de kaart heb ik een route uitgestippeld langs een paar interessante stekken, de koelbox is gevuld met verschillende aassoorten, de trommel kunstaas staat binnen handbereik en ik ben benieuwd welke dingen en dieren vandaag ons pad gaan kruisen. Hierboven zie je alvast een wuivende staartvin die me uitdagend toezwaaide...

We hebben tijd zat, er is ruimte genoeg en er zijn prachtige visstekken, maar... als je ergens gaat pionieren (dus als je ergens nog nooit bent geweest ), dan zul je zelf alles moeten uitvogelen. Welke stek is de beste? Welk getij? Welk aas? Ver weg of dichtbij? Gevlochten lijn of nylon? Natuurlijk aas of kunstaas? Engazomaardoor.

Je zult sowiezo een stek moeten vinden waar je in de praktijk kunt vissen. Ik bedoel: op de foto hierboven zie je een strand waar het barst van de badgasten en kitesurfers, dus daar kan ik voor mijn fatsoen niet tussen gaan staan met de strandhengels. Toch ?

Je ziet dat er midden op het strand een geul loopt van een riviertje dat daar in zee stroomt en dat is meestal de beste stek in de wijde omgeving. Vooral botten en zeeforellen zijn gek op dat soort zoetwater uitstromingen in zee. Misschien dat ik hier vanavond in het donker ga vissen als die badgasten zijn afgetaaid.

Een eind verderop komen we bij een riviermonding waar wèl gevist kan worden, maar daar staan al een paar vissers. Of ... laat ik het anders zeggen: daar staan een paar vaders en kinderen met hengels te zwiepen.

Het is waarschijnlijk de eerste keer dat ze dat doen, want ze hebben een werptechniek om te janken en hun pilkers vliegen alle kanten op. Levensgevaarlijk. Ik was van plan om daar met mijn waadpak in het water te gaan staan, maar dat leek me toch geen veilig plan.

Nadat ik een babbeltje met ze had gemaakt en gevraagd naar de vangst (nog niks) kon ik het niet laten om ze een paar simpele tips te geven om hun werptechniek te verbeteren. Zoals: minder zijwaarts- en meer overhead werpen, je ene hand bij de molen (molenvoet tussen je vingers) en de andere hand helemaal onderaan, laat het kunstaas ongeveer een halve hengellengte buiten het topoog hangen, kijk scherp naar de plek waar je naartoe wilt gooien en probeer de afstand te schatten, hang het kunstaas stil , begin de worp op 2 uur (wijzers van de klok) en laat los op 10 uur en blijf met allebei je handen de hengel vasthouden in de richting van de worp.

Eigenlijk is werpen met een hengel helemaal niet zo moeilijk. Iemand moet je even het goede voorbeeld geven, dan moet je een poosje oefenen en de timing aanvoelen, maar na een stuk of tien worpen lukt het al aardig.

En verdomd... een paar minuten later krijgt die gozer rechts in beeld  een dreun op zijn pilker en hij begint wild en (te) enthousiast binnen te draaien... ik zie zijn hengel bonken... er zit een knappe vis aan !  Maar... toen liet hij de lijn slapvallen en... wèg vis. Losgeschoten. Snotverdorie!

Door die misser van die gast kreeg ik akuut behoefte om mijn hengel te pakken en in mijn waadpak liep ik een eind bij hen vandaan over de glibberige stenen (als je nu op je bek gaat is je hele visplan naar de klote) en ik werp mijn bot- zeeforel-onderlijn midden in de stroming.

Wat zeg je ? Een onderlijn voor 2 verschillende vissoorten ? Jazeker. De onderste haak scharrelt over de bodem met een stripje vis of een zeepier (of een rubberen kunstworm, gemonteerd achter een Carolina-rig) met ongeveer 60 gram kogelloodjes met centraal gat. Die zitten lang niet zo gauw vast aan de mosselbanken op de bodem als normaal wartellood.  Als je dat aasje voor de neus van zo'n platvis langs laat scharrelen...

De bovenste haak zit 50cm boven het schuivende lood aan een 35 honderdste fluorocarbon zijlijn van 20cm en daaraan zit een zelfgebonden streamer (een 5cm lange haring-imitatie met glinsterend zilver, blauw en zwart  en een opvallend groot oog) die verleidelijk wappert in de stroming. Als je dat voor de neus van een zeeforel langs laat zwemmen...

Er stond meer stroming dan ik had verwacht en het duurde even voordat mijn lood de bodem had bereikt... Ik draaide tergend langzaam binnen, gaf af en toe een paar kleine rukjes en... Bonk ! Een keiharde dreun van een zeeforel, die als een raket ervandoor ging richting open zee. Met de stroming mee spurtte hij in één ruk 50 meter lijn van de molen... dus ik kon alleen maar toekijken en hopen dat er genoeg lijn op mijn molen zat.

Op zo'n moment waarop de slip blijft gieren... en tientallen meters dóór blijft gieren... heb je soms de neiging om met je hand op de spoel te gaan 'bijremmen' , maar dat is toch niet zo slim. Dat heeft me in het verleden al een paar kapitale kneiters gekost. Zodra je ietsje te hard in de spoel knijpt zie je de lijn (te) strak gaan en hoor je vaak... Pang !

Hierboven zie je een ouwe baas die dat ook deed. Hij viste met brood op harder en hij kreeg er een flinke vis aan... zijn slip gierde terwijl de vis ervandoor stoof... en alles ging goed... tót het moment waarop hij zijn hand op de spoel legde... Pang !

Je ziet nogal eens videobeelden van vissers die met hun hand de spoel van hun molen vasthouden en  'manueel bijremmen' omdat ze denken dat dat beter gaat... maar toch is dat niet handig. De slip van elke moderne molen is veel beter en gelijkmatiger dan jij met je hand ooit kunt bijhouden (nog los van het feit dat je met die andere hand ook een schepnet moet kunnen vasthouden).

Dan kun je veel beter de slipmoer een paar tikken strakker zetten (of juist losser aan het einde van de dril) want die blijft steeds perfekt de ingestelde weerstand bieden, zodat de lijn niet kan breken. Jouw hand kan nooit beter- en gelijkmatiger slippen dan de slip van je molen ! En als dat wel zo is...  dan wordt het tijd om een nieuwe/betere molen te kopen.

Wat soms ook erg belangrijk kan zijn: ... de inhaalsnelheid van je molen. Die zeeforel was na die sprint van vijftig meter opeens omgekeerd... en hij kwam weer tegen de stroming in naar me toe gezwommen. Wat was ik blij dat ik mijn forse 6000 molen op mijn (in verhouding lichte-) spinhengel had gezet, want nu kon ik keihard binnendraaien en de lijn goed strak houden.

Ik ben ervan overtuigd dat er ontzettend veel vis wordt verspeeld... op het moment waarop de lijn slap valt. Eigenlijk zou er vanaf het moment van inhaken geen enkel moment meer mogen zijn waarop de lijn slap valt, want op dát moment krijgt de vis de kans om zich van de haak te ontdoen... en dat lukt ze vaak. Dus ergo: de inhaalsnelheid van het 'opwindmechanisme' dat we gebruiken is verdomd belangrijk... als je tenminste handig en functioneel wilt vissen.

Wat dat betreft zijn vliegvissers sterk in het nadeel omdat het gemiddelde vliegenreeltje een relatief lage inhaalsnelheid heeft. Vertikale kunstaasvissers weten dat je na het aanslaan altijd héél gauw moet binnendraaien om de lijn strak te houden anders verspeel je de vis. Een klein- en licht molentje (of reeltje) is wel prettiger om mee te vissen, maar een brede-spoel molen met hoge inhaalsnelheid zorgt ervoor dat de lijn continu strak blijft en dat gaat je een hoop losschieters besparen. De instelling van de slip en de inhaalsnelheid van de molen... het lijken slechts details in het grote geheel, maar de details zijn vaak zó belangrijk.

Als er één ding is dat ik in mijn vissersleven heb geleerd, dan is het wel ... dat in de hengelsport de details altijd ontzettend belangrijk zijn. Als je ziet hoe vaak de éne visser volop vis vangt, terwijl een andere visser die vlak naast hem staat veel minder of vrijwel niets vangt... dan ligt het toch echt aan de kleinste details !  

Als er twee vismaten naast elkaar in een boot zitten en de ene krijgt veel meer aanbeten dan de andere... dan móet het aan de details liggen. En als er vissers zijn die telkens weer op het erepodium staan bij wedstrijden, omdat ze chronisch meer vis vangen dan de anderen, dan geeft dat wel aan hoe belangrijk de details altijd zijn. Die maken het verschil tussen stralen of balen.

Zodra het donker werd stond ik daar aan de kust van Wales weer in de houding achter de strandstokken. Twee driehaaks paternosters met zes verse zeepieren lagen op een zanderig talud (gisteren snorkelend een kijkje genomen op de bodem van deze stek, zag er hoopgevend uit) en ik had net mijn tweede hengel ingegooid... toen de eerste al stond te klapperen! Dus ik draai die hengel binnen... en er zit meteen vis aan.

Het is een knappe wijting, waar ik in principe wel blij mee ben, maar... die tweede hengel staat ook te klapperen en bij het binnendraaien blijken daar twéé wijtingen aan te hangen. Dus binnen de minuut liggen er 3 vissen op de kant. Ehh ... blijft dat zo'n gekkenhuis ?  Ja dus. Elke beaasde haak die ik op de bodem leg wordt akuut gegrepen

en die twee hengels met zes haken zijn veel te veel. Dat is niet vol te houden. Gekkenhuis. Bij wijting nummer tien zet ik mijn zwaarste hengel aan de kant en blijf doorvissen met de lichtste, maar het duurt slechts een paar tellen tot mijn top staat te rammelen en de volgende vis is alweer in aantocht.

Dat gaat wel héél gemakkelijk. Eigenlijk té makkelijk. Het moet wel een uitdaging blijven. Dus... weet je wat... ik zal de trucendoos eens opentrekken. Tijd voor een test ! Het is gegarandeerd honderd procent zeker dat het hier nu barst van de wijtingen, dus... zouden die ook kunstaas pakken ?

Ik knoop een fluorocarbon voorslag, hang in de speld een roze twistertje en vis het hele gebied secuur af... maar krijg geen stootje. Vervolgens monteer ik een blinkend lepeltje, een waggelend pilkertje, een diepduikend plugje, een trillende asp-spinner, een wuivende bucktail streamer, een komplete haringpaternoster en àl het andere kunstaas dat er in mijn trommel zit, maar... hé-le-maal niets !

What the fuck is hier aan de hand ?!

Als dubbele test pak ik weer die oude beaasde onderlijn met de opgedroogde zeepieren van een uur geleden... gooi dat zaakje in en draai de lijn strak ... en verdomd... meteen weer een harde rammel en een hongerige wijting aan de lijn. Nounou. Die beesten zijn vandaag wel èrg kieskeurig. Ze pakken geen enkel kunstaas, maar wel elke echte zeepier die in de buurt komt. Tja... kunst-aas is ook maar nep-aas. Veel vissen zijn achterdochtig en kieskeurig en ze zien/ruiken/proeven blijkbaar toch vaak het verschil tussen echt en nep. Je blijft je verbazen.

MAAR.... we hadden deze week onze tent neergezet op een camping aan de westkust van Wales... en dat was absoluut een geweldig mooie stek met een prachtig uitzicht over zee...

MAAR...  aan het einde van de week draaide de wind... er naderde vanuit zee een dreigend front met donkere wolken... de wind wakkerde aan tot een keiharde storm windkracht 9... en onze tent kreeg de volle vlaag ! Op de camping werd het een vreselijke tentenpuinhoop waarbij er vanalles fout ging... en dat geintje kostte me uiteindelijk ook een dure hengel.

MAAR... in de afgelopen 50 jaren heb ik in de praktijk van mijn vistrips zó veel kampeer-leed gezien en zó veel chaotische vis-kampeer situaties meegemaakt, dat ik je daarvan wel een paar sappige (waargebeurde) verhalen zou kunnen vertellen.

Dus volgende week beloof ik je een vissers-special uit de praktijk : Het leed dat kamperen heet.

Je kunt de vorige afleveringen over vistrips naar Noorwegen, Denemarken, de Middellandse Zee, Normandië, Bretagne en Ierland nog eens bekijken via deze link 

Vissersgroeten van  Geert Luinge

g.luinge2@upcmail.nl