image description

De haken en ogen van een vistrip : Bretagne deel 6

Tekst en fotografie:  Geert Luinge

 

Hallo vismaat. In deze aflevering van onze visavonturen in Bretagne beginnen we aan de kust, waar het getij van de zee een allesbepalende rol speelt. We hebben inmiddels gezien hoe groot de invloed van de zee is op onze visserij.

Want de meeste havens vallen droog door het grote getijdeverschil ende stranden zijn vlak waardoor het water keihard opkomt en afgaat, zodat het lastig is om daar te vissen, en de rotspartijen zijn moeilijk te beklimmen en soms levensgevaarlijk om vanaf te vissen.

 

Toch was het me gelukt om een zootje vis te vangen en vooral die zeebaarzen en die bloedmooie schol hadden mijn hart gestolen, dus we zouden nu weer een stek aan zee kunnen gaan zoeken... maar vandaag wil ik eens het binnenland inrijden op zoek naar zoet water.

Een rivier, een meer, een plas met zoet water, waar we weer een andere vissoort kunnen vangen. Even géén botten, scharren, gepen, lipvissen, zeebaarzen en schollen, maar op zoek naar een mysterieuze zoete reus: de meerval. 

Een vriend van me gaf een tip over een ondiep meertje in het binnenland, waar het moest barsten van de meervallen, dus daar wou ik wel een dag aan spenderen. Maar de route die we moesten rijden om bij dat zoete meer te komen leidde ons langs de zoutpannen van de Guérande (bij Saint Nazaire) en dat was een raar contrast. 

Zoals je weet lopen die zoutpannen telkens vol met zeewater en doordat het water verdampt en het zout achterblijft kunnen de zoutboeren na een warme dag een flinke berg zeezout binnenharken. In de aanvoersloten zag ik wel harders zwemmen, maar daar was het veel te ondiep en een eind verderop lag wel een mooie plas, maar daar zag ik de zoutkristallen op de rietstengels zitten, dus daar zat vast geen meerval.

We reden door en kwamen bij een zoete plas die duidelijk op de kaart stond, maar die was veel kleiner dan gedacht en ook vreselijk ondiep. Daar liep ik langs de oever (terwijl er tientallen kikkers in het water plonsten) en met de polaroid zonnebril kon ik alles tot op de bodem bekijken. Daar zag je wel wat rietvoorntjes en stekelbaarzen zwemmen, maar... Nee, toch maar doorrijden naar de volgende stek. 

Een eind verderop was een plassengebied waar het water veel troebeler was. Er zaten geen zoutkristallen op de rietstengels en toen ik het water proefde (en bijna erin flikkerde) was het inderdaad zoet water. Aha, dus kans op meerval. We zitten in de buurt.

Na een kriskras rondrit langs allerlei sloten, vaarten en zijtakken kreeg ik eindelijk een enorme school vis in beeld. Daar zwommen minstens honderd meervallen... maar die waren wel héél erg klein.

Nou ben ik niet alleen een fanatiek visser, maar ook een aquarium-liefhebber en er staan altijd een paar aquariums in mijn huiskamer, dus het leek me leuk om een paar visjes als souvenir mee naar huis te nemen.

Maar het kostte gruwelijk veel moeite om ze te vangen. Uiteindelijk is het me gelukt om er ééntje te vangen met een fijnmazig schepnetje en die heb ik toch maar teruggezet. Het is een meerval-soort, maar een andere  dan die we in Holland vangen.

Ik moest weer terugdenken aan de meervallen die we de afgelopen zomer hebben gevangen op onze oerHollandse stekken aan de Waal. Dat waren eerlijkgezegd (nog) geen meterlange monstermeervallen (maar die zwemmen er wel degelijk!), maar toch prachtige vangsten die ons blij maakten op mooie warme zomeravonden aan de rivier. De populatie aan meervallen in Holland is waarschijnlijk veel groter dan wij denken en volgens mij is de meerval echt de vis van de toekomst.

En het mooie is: je hebt helemaal geen high-tech boilies of ander duur fabrieks-aas nodig, want in elke kluit aarde en in elk stuk gras zitten wel een paar dikke wormen en dat is wat mij betreft toch aassoort nummer één. Reken maar dat elk meervalletje in zijn prille jeugd een heleboel wormen heeft gegeten, dus daar is 'ie gek op... en ook een grote meerval slurpt graag een tros sappige dauwpieren naarbinnen.

Als klein jochie ging ik al fanatiek mestpieren en graswormen steken (die ik verkocht aan mijn vriendjes voor een stuiver per tien ) en hele woensdagmiddagen werden gevuld met het steken van mestpieren, het spitten van tuinpieren, het trillen van gazonpieren, het rapen van dauwpieren en natuurlijk het overal vissen met wormen/pieren. Mijn vader zette zelfs 220 volt op het grasveld in de tuin en na herhaaldelijk dubbelchecken of de stoppen niet door gingen raapte hij dikke dauwpieren tussen het knetterende gras.

Maar dat zou ik nu toch niemand aanraden. Don't do this at home ! Wat ik wil zeggen is : als er één aassoort is die àlle vissoorten lusten, dan is het wel de worm.

Je kunt natuurlijk een flinke bak pieren aanschaffen in de winkel en een tientje uitgeven aan aas. Maar wie raapt er tegenwoordig 's zomers nog zelf zijn dauwpieren ? Terwijl het toch zo makkelijk is. De meeste mensen weten het niet, maar in elk park en plantsoen waar een stuk sappig gras ligt kun je 's avonds in het donker - vooral als het heeft geregend- met een (zwakke!) zaklamp heel makkelijk een bak vol dauwpieren rapen. Die liggen 's nachts boven de grond op elk doodgewoon (vochtig) grasveld en die kun je gratis oprapen.

Je hebt slechts drie dingen nodig: een emmertje, een zaklamp die vrij zwak is (zakdoek of plasticzak eromheen om de bundel te dempen, want hoe feller de lamp hoe eerder de dauwpieren wegschieten) en een paar snelle reflexen.

Als je te langzaam bent met vastpakken dan zie je ze flitsend snel wegschieten in hun holletje, en als je te hard knijpt of te snel trekt breken ze doormidden, maar als je snel- en handig genoeg bent kun je als visser nog steeds het allerbeste aas zèlf gratis oprapen op een doodgewoon grasveld. En als je daar dan een mooie meerval mee kunt vangen ben je ècht goed bezig.

Als ik nu nog jong was zou ik me waarschijnlijk gaan specialiseren op meerval (met een tros dauwpieren of dood aas) en op roofblei (met kunstaas). Die hebben de toekomst, hun aantal neemt toe en ze kunnen heel erg groot en sterk worden.

De palingstand is in de loop der jaren ernstig gedecimeerd en je mag er niet meer op vissen, maar de meervalstand is ondertussen explosief gegroeid en met dezelfde technieken en hetzelfde aas maak je tegenwoordig misschien wel evenveel kans op een meerval als vroeger op een paling.

Maar... een paling kon je niet vangen op kunstaas en een meerval zeker wel ! Plus... elk jaar worden die meervallen talrijker en gemiddeld een stukje groter...  En er zijn in de Hollandse rivieren al meervallen gevangen van óver de 2 meter.... Dus... Ja, de Hollandse meerval-vissers kunnen een rooskleurige toekomst tegemoet zien.

Maar goed, ik stond nu dus in Bretagne langs de waterkant weg te dromen ... bij de gedachte aan onze geweldige visstand in Holland. En dat gebeurt wel vaker. Dat je ergens vèr weg iets gaat zoeken... wat je dicht bij huis ook kunt vinden. Dat je op vakantie gaat naar het buitenland... maar dat je je dán pas realiseert hoe geweldig de visserij bij ons in Holland eigenlijk is.

Wij hebben zo ongelooflijk veel uitstekend viswater binnen handbereik, daar kunnen ze in het buitenland een puntje aan zuigen en jaloers op zijn. Dus als ik op vakantie ben in het buitenland hangt er toch altijd een beetje heimwee in de lucht. Dan heb ik alweer zin om thuis in Holland een hengel uit te gooien.

En elk jaar vliegt de tijd en het seizoen veel te snel voorbij.

Ik kom altijd tijd tekort om al mijn visplannen waar te maken. Heb jij dat ook ?

Dat je je voorneemt om het komende seizoen dit-en-dat te gaan doen...

en dat de dagen en weken en maanden dan tussen je vingers door glippen ...

en dat die langverwachte lente al weer heel gauw voorbij is ...

en dat je 's zomers eigenlijk veel te weinig tijd overhoudt om al je plannen uit te voeren...

en dat je in het najaar alweer terugdenkt aan het voorjaar...

en dat je in de winter voor de zoveelste keer moet constateren

dat het afgelopen jaar veel te hard voorbij is gevlogen.

Daarom moet je prioriteiten stellen. Keuzes maken en beslissingen nemen... Ga ik hier in het binnenland van Bretagne gokken op één enkele grote meerval? Of een loodzware 40+ karper ? Dus pak ik mijn zwaarste hengel uit de achterbak en ga ik voor die éne grote ? Of tuig ik een lichte penhengel op met een wormpje voor de kleintjes... kijken of we een paar andere vissoorten kunnen vangen ?... Ja, laten we dát eens proberen.

Een lekker lange hengel (om over het riet heen te reiken) met soepele buiging, 14 honderdste nylon met een stuitje en een kraal en een vlokdobber met centraal gat (werpt verder en makkelijker) en een paar loodhagels  en een venijnig haakje met een paar kronkelende wormpjes. Af en toe bewegen en naar je toe halen en...

Tik ! Daar hebben we meteen al een... baars. Maar natuurlijk. Wat een schrokoppen zijn dat. Die zijn er altijd het eerste bij zodra je een worm laat zakken.

Ik moest terugdenken aan mijn jeugd in de jaren zestig in Amsterdam, waar ik op mijn zesde verjaardag al twéé bamboe hengels had (waar ik apetrots op was) en een hele grote doos met (vreselijk oude) visspullen (geërfd van mijn opa).

Toendertijd ving je bij ons in de sloot niet alleen baarsjes maar ook veel 'schele possen'. Soms aan de lopende band. Het mooie van possen was dat ze niet zo kritisch waren qua wormensoort. Die kon je zelfs vangen met de bleke 'steenwurmen' die we (bij gebrek aan beter) onder de stoeptegels vandaan haalden.

Maar de állerbeste wormen waren toch die ontzettend sterk ruikende verse rode mestpiertjes die je alleen kon steken langs de rand van de mestvaalt van de boer, of in de composthopen van de volkstuintjes. Maar... daar kon je op heterdaad betrapt worden op het 'stelen van pieren'... en dan rende er opeens een boze tuinder met een snoeischaar achter je aan... dus dat was linke soep.

Ik vroeg het aan mijn vader. Maar Pap... zijn die mestpieren dan eigendom van die boer ? Jazeker jongen. Alleen omdat ze bij hèm in de grond zitten ? Ja inderdaad, zo zit dat. Maar die pieren zijn toch eigenlijk van ons allemaal omdat ze in de aarde zitten? Nee, die pieren zijn eigenlijk van die boer.

Maar Pap... zijn die vissen in de sloot dan ook eigendom van die boer ? Ehh... nou... dat hangt er vanaf waar ze zwemmen... Ehh... Maar Pap...en als zo'n karper nou keihard de sloot uit zwemt (bijvoorbeeld doordat ik te hard stamp) ... wordt hij dan ineens eigendom van een andere buurman ?  Ehh... nou... tja... och... uhh.. wat zal ik zeggen ?...

Dus ik bleef worstelen met de gewetensvraag: Ben ik een dief als ik wormen steekt of een visje vang ? Met zulke vragen in mijn hoofd ging ik dus slapen toen ik een klein jochie was... en dat is nooit meer overgegaan.

Tegenwoordig kweek ik mijn eigen wormen in een grote ton (met gaten in de bodem) waar ik het tuinafval in gooi om te laten composteren. Daarbij gooi ik ook de koffiepads, de fruitschillen en de eierdoppen. En ik ben zelfs bij de manege een paar scheppen paardenstront gaan halen !

Maar pas op... Leg die niet (zoals deze sukkel) in een dichtgeknoopte vuilniszak in de achterbak van je auto.

Die meurlucht gaat dwars door de vuilniszak heen en daar is je vriendin vast niet blij mee. Maar die mestpieren ruiken door de pure paardenstront nog sterker en véél lekkerder, en dat is belangrijk. Als je geluk hebt maak je ook kans op een kroeskarper (zoals hierboven) , die je niet moet verwarren met een giebel (zoals hieronder).

De giebel is trouwens een hele rare tante, want alle giebels zijn vrouwtjes. Er bestaan geen giebel-mannetjes.  Die zijn nergens voor nodig. Een vrouwtjes-giebel 'gaat vreemd' met mannetjes van andere karperachtigen. Ze doet aan 'ongeslachtelijke voortplanting' waardoor ze uitsluitend dochters krijgt die allemaal hetzelfde zijn.

Dat lijkt me niet gezellig. Een sloot vol met alleen maar vrouwen... en allemaal met dezelfde trekjes... en dan ook nog stiekem profiteren van het zaad van de buurman. Ja. een giebelin is een héle rare kwinkslag van moeder natuur.

Maar de meest bijzondere vangst vond ik toch die zonnebaars die opeens mijn worm pakte. Dat is een zogenaamde 'exoot' die hier officieel niet thuishoort. Maar we gaan niet discrimineren hè , dus alle soorten zijn welkom, zullen we maar zeggen. Ik kon lekker weer een nieuwe vissoort afvinken op mijn soortenlijst. Fijn dankuwel.

Tenslotte ving ik nog een spiegelkarpertje om verliefd op te worden. Geen zoveel-ponder maar een zoveel-grammer. Een visje dat nog een lange mooie toekomst voor zich heeft, dus ik heb haar liefdevol vrijgelaten en inmiddels is ze waarschijnlijk al veel groter gegroeid.

 

Het wordt tijd om het zoete water gedag te zeggen en terug te gaan naar ons vismobiel aan de zoute kust van Bretagne. De volgende keer gaan we zeker weer tijd vrijmaken om achter de zeebaarzen, harders

en tarbotten aan te zitten, maar voor vandaag is het mooi geweest.

 

 

Vissersgroeten van   Geert  Luinge

 

g.luinge2@upcmail.nl