image description

De Allrounder 66   Op zoek naar “Poldergoud” (1)

De Allrounder 66   

Op zoek naar “Poldergoud” (1)  

Door Bart Debaes

Eind vorig jaar kwam ik op de facebook van AZHB een aantal zomerse foto’s tegen waarop te lezen stond dat de auteur met een klein lepeltje ruisvoorns had gevangen. Het had onmiddellijk ten volle mijn aandacht. 

Via een chat-bericht vroeg ik de schrijver of dat een standaard gegeven wanneer hij zo met zijn kleine lepeltje aan het vissen was. Ik kreeg vlot een antwoord terug, met een uitgebreide technische beschrijving van zijn aasje. 

Het bleek van R2Sea te zijn, het heette de T.T.-spoon (Tungsten Taper spoon) en naar verluid waren de ruischers er goed op te vangen, blijkbaar beter nog dan op een mini-spinner, want zoals men weet, wordt ook daarop wel nu en dan een rode rijer gehaakt. 

Deze T.T.-lepeltjes komen in diverse formaten en gewichten, waarvan het kleinste 0,8gram weegt bij 1,6 centimeter grootte, en de ‘zwaarste’ 3,2 gram bij 2,2 centimeter. 

Ze zouden een schommelende actie bezitten, net zoals ook goede grotere lepelsoorten plegen te doen. Ze worden gemaakt uit tungsten, een materiaal dat een nog groter soortelijk gewicht heeft dan lood. 

Daardoor kan dit kunstaasje zo klein worden gehouden, maar heeft het toch voldoende gewicht om met een ultra-lichte spinhengel te kunnen gooien. De man stuurt me ook gelijk een link door waar ik de specificaties kan terugvinden. Ik deel hem hierbij graag met jullie.

Ik was zeer benieuwd, en op het eerstvolgende beursbezoek gingen mijn ogen extra uit naar die mini-hapjes. Ik kwam er uiteindelijk ééntje tegen en kocht het gelijk aan. Nu begon ik nog meer te hopen dat de zomer er snel zou aankomen.


Joepie, gevonden.

Andere visserijen slorpten hun deel van mijn vistijd op, en het duurt tot eind augustus voor we eens de polder intrekken. Ik heb de bedoeling om zoon Dries de ultra-lichte poldervisserij te laten proeven. 

Vele jaren was dat zowat mijn specialisatie, en was ik toen volledig in de ban van deze baarsjesvisserij. De aanschaf van een bootje had er voor gezorgd dat ik niet zo veel meer met die 2-gramshengels aan de slag ging, maar nu had ik er weer volledig zin in. 

Er zat zelfs een klein beetje ‘bever’ in mijn vingers toen ik de avond ervoor mijn hengels optuigde; morgen zou het weer eens gebeuren. Zoonlief ziet het na al mijn enthousiaste verhalen ook volledig zitten.

Bij de paar opvolgende chats met de man van het AZHB Facebook, bleek dat hij de voorzitter was van AZHB, en ik kreeg van hem het water aangezegd waar hij zo goed had gevangen. Normaal moest het daar nu helder en diep zijn, met een grote bezetting van baars. 

Op de weg er naar toe komen we langs diverse stekken die vele herinneringen oproepen. Mijn hart bloeit weer helemaal open van het verre zicht op deze prachtige polders. Wat is het hier toch mooi.


Hoe mooi is dit toch allemaal.

Sommige (delen) van die bekende waters hebben ondertussen blijkbaar een behoorlijke make-over ondergaan. Toch stop ik hier een daar eens om te ‘voelen’ als die plaatsen nog goed vis opleveren. De drang is namelijk te sterk. 

Ik neem niet eens de tijd om mijn laarzen aan te doen, ik wil zo snel mogelijk vissen. De hengels komen uit de wagen, er wordt gegrabbeld in de tassen, en dan …………………….volgt een serieuze domper op de polderfeestvreugde. 

Mijn doosjes met mini-aasjes liggen blijkbaar niet in de wagen. Ik had ze de dag ervoor nochtans helemaal nagezien, en opgekalfaterd. Bij een aantal spinners kwamen nieuwe haken, nieuwe ultra dunne onderlijntjes had ik gemaakt, maar dat alles lag dus nog thuis. 

Mijn sfeermeter zakt met een supersonische snelheid tot een erg laag peil. Gelukkig had ik in een apart doosje nog een paar ‘te testen’ spinners gedaan waarmee ik nog nooit viste, ooit geplukt van op een winkelrek voor hun uitzicht, of grootte (eerder kleinte). Een reserve originele Ondex 2 zat er gelukkig ook in, en die laatste zou het zeker wel doen. Dries krijgt hem dan ook aan de speld, want dat kunstaasje is een zekere vanger. 

Ik zal de andere test-exemplaren aan de tand voelen. Dat blijkt een complete ramp. De kleinste spinner, die is ontworpen voor de forellenvisserij, is gemonteerd op een nylonlijntje. Achteraan zit een klein roos pomponnetje, en het ziet er allemaal heel leuk uit. Het draait echter als een vastgeroeste tuinpoort. 

De volgende spinner, die daarna de kans krijgt, doet het al niet veel beter. Er moet veel te snel gespind worden om het blad te laten draaien. Beide zijn nochtans van twee verschillende zeer grote merken. Ik vind het nog steeds erg vreemd dat zo’n grote firma’s dit soort van niet-werkende items uitbrengen. Wordt dit dan helemaal niet uitgetest???  

Van de derde spinner begrijp ik het al helemaal niet want van spinnergigant Mepp’s had ik dat nog nooit eerder voor. Ook deze Black-Fury 00 blijkt het niet te doen. Het ziet er uit als een fabricatiefoutje. Na wat aanpassingen met mijn arterieklem draait het toch nog doenbaar. 

Het gaat echter helemaal niet goed, dus de spinners vliegen al gauw terug in de doos. Gelukkig heb ik wat klein rubber bij. Een paar baarsjes kunnen niet weerstaan aan mijn geliefde Arca-mini-twistertjes, bij het pielen rond de brugjes, maar supervangen is anders.


Mijn meest geliefde mini-twistertjes.

We trekken dus verder naar de vooropgestelde stek. Toch wordt de rit nog eens onderbroken. De slootjes waar we langs rijden lonken me te sterk. Bovendien zag ik er ringen in de oppervlakte, dus dat betekent ruisvoorn. Misschien het moment om het lepeltje een eerste keer uit te testen. Toch peuter ik nog eerst wat verder met mijn kleine twister rond de brugjes. Mijn geloof hierin is te sterk. 

Dries kan ondertussen hier en daar al een paar baarsjes plukken. Als dan plots enthousiaste kreten vanuit zijn kant komen, blijkt dat hij er een “grote” aan heeft. Dat “grote” moet natuurlijk worden bekeken vanuit een polderperspectief. Aan de lichtste Evoque-hengel kan die baars toch al tonen dat hij van wanten weet. Met deze snelle, maar mooi progressief buigende Arca-hengel kan je in de polder erg veel kanten uit. 

Het stemt me erg positief dat na onze vele zomerse grote vissen, Dries ook nog steeds erg kan genieten van de relatief “kleintjes”. Veel kans dat hij diezelfde vreemde hersenkronkel van mij heeft geërfd; joepie!!!


Groot plezier aan kleinere vis.

Mijn teller draait al gauw achterop; tijd om de ‘joker’ uit te diepen, en dan maar hopen dat hij echt werkt. Het kleine lepeltje laat zich in ieder geval prima werpen. Met mijn zeer oude Daiwa 2-grammer, 8 honderdste dyneema op de spoel van mijn Inspiration XS-molen geraak ik moeiteloos aan tegen de overkant. 

Het duurt niet erg lang voor ze onderwater aangeven dat de actie van het kleine schommelding hen wel attractief over komt. Het ene V-spoor na het andere komt achter mijn kleinood aan. Het zijn kleine ruisvoorns die wel eens komen kijken, maar de hap blijkt voor hen toch nog te groot. Nu en dan neemt een baarsje het van hen over, en die bezorgen me wel de verhoopte tik op de hengeltop.


Een “tik-gever”.

Dan weerklinkt wat minder goed nieuws. Dries zijn spinner is vastgelopen op ‘iets’ aan de bodem. Ik weerhoud hem van hard te gaan trekken. Van op de overkant zal het wel lukken om de spinner te lossen. Het gebeurt zo goed als nooit dat we iets verspelen in de polder, dus het zal ook dit keer wel meevallen (hoop ik). Via het brugje kom ik haaks op zijn werprichting te staan. 

De haak zit echter veel vaster dan verhoopt. Na vele trekpogingen in diverse richtingen begeeft de tien honderdste van deze molen toch. Aiaiai, nu net op deze dag waarin we geen reserve bijhebben, moeten we de enig goed draaiende spinner na korte tijd al verliezen. 

Even twijfel ik of ik het lepeltje zal doorgeven. Ik zou het ook niet graag snel kwijt zijn vandaag. Aan de andere kant is het net dit aasje dat het prima doet; en ik wil Dries zijn dag zo goed mogelijk laten verlopen. 

Dus schakel ik maar weer over naar de rubberaasjes en de “slecht-draaienden”. Mijn jongste vind het al gauw machtig dat al die vissen met felle V-lijnen zijn hap achtervolgen. 

Ik blijf wat bij hem staan, en geniet mee van zijn enthousiasme. Bij een erg ondiep stuk zien we samen dat er na de aanslag een paar keer een vis afgaat, die toch erg gelijkt op ruisvoorn. Het moet binnenkort toch zeker eens gaan lukken om dat poldergoud te bemachtigen. Tussen de vele ringen aan een T-stuk, is het dan toch raak. Ik maakte net een foto voor hij aansloeg.


Net voor de aanslag.

De ruischer komt spartelend binnen. Twee individuen met een hengel in de hand zijn een aantal tellen heel gelukkig; yes het is ons gelukt. Net voor de kant valt de lijn echter slap; en veert de hengel recht; de vis is gelost. 

Niets aan te doen, het doet de sfeer niet zakken. Het is nu zeker dat het ons nog wel lukt. Na nog wat baarsjes verkassen we. Nu zal ik niet meer stoppen voor we aan de beoogde stek aankomen. Nu en dan is het toch wel hard om dit idee vol te houden. 

Op veel plaatsen zien we ringen aan de oppervlakte van azende ruisvoorn. Wat blijven die polders toch aanlokkelijk. Enkel door het gebrek aan parkeerplaats onderweg stop ik niet. 

Niet ver van de vooropgestelde stek kunnen we onze auto kwijt op het erf van een boer, die dit parkeren toestaat voor de AZHB leden. Snel, snel verorberen we een paar boterhammen, beiden zeer gedreven om weer aan “het werk” te kunnen gaan. 

Het water is echter helemaal niet zo helder als voorspeld, we zien maximum 15 centimeter diep. Dat doorzicht valt eigenlijk ook altijd erg moeilijk te voorspellen, want die helderheid is voor een boezemwater van vele factoren afhankelijk. 

Toch geeft de baars vlot tekenen van aanwezigheid. Op bepaalde plaatsen liggen ze er met hoopjes. Als ik zo een stek vind, roep ik mijn jongste er bij. Een paar dubbele hook-ups kunnen dan niet uitblijven.


Dubbele hook-up.

Het gaat helemaal los als we één van de bruggen aanpakken. Daar blijven ze gewoon komen. Het lepeltje is bij dit brugvissen heel erg duidelijk in het voordeel. Al gauw spreken we af dat we elke om beurt een half uurtje met het vangende dingetje aan de slag gaan. 

Zeker als ik met dit tungsten schommellaartje begin te verticalen gaat het erg goed. Eenmaal op de bodem, iets ophalen en dan heel kleine tikjes op en neer geven. Het lepeltje schiet dan telkens een andere kant uit, en schommelt weer dwarrelend naar beneden. 

Een perluutje van geen 7 centimeter op een lepeltje van 1,6 centimeter.

Zelfs de baby- baarsjes vinden het dan lekker. Sommige zijn maar een centimeter of 7 groot. De tik op de hengel die deze “perluten” geven, is daarom niet altijd de kleinste.

Bart Debaes

(wordt vervolgd…)