image description

De Allrounder 46   Opnieuw naar het snoekenparadijs: meer 4

De Allrounder 46 

Opnieuw naar het snoekenparadijs: meer 4 

Wim had het me niet durven zeggen, maar eigenlijk was zijn goesting om, na zijn duik, nog verder te vissen, behoorlijk laag. Nu hij verse kleren aan heeft, ziet hij het al heel wat beter zitten. Om niet teveel tijd te verliezen kiezen we voor een water dat dicht bij de B&B ligt.

Dit is echter wel een wispelturig meer. De ene keer is het echt super, om een andere keer bijna compleet dood te zijn. Ik vermoed dat het in het voorjaar wat hogere temperaturen nodig heeft om los te gaan, en die hogere temperaturen hadden we nog niet. We zien wel…….

Het kan hier echt helder zijn, maar vandaag is het donker als Ierse Whiskey, met een doorzicht van zo’n 50 centimeter. Met wat twijfel trekken we het water op. Wim ligt voorop.

Ik kies voor de Ierse gele lepel, in deze waterkleur doet die het normaal goed. Na 150 meter peddelen tikt de eerste aan. Ik mis de aanbeet, maar direct erna volgt een kolk in de oppervlakte. De rover komt er dus achteraan.

Nog een kolk duidt aan dat de vis weer miste. Ik spin tot tegen de belly, en laat nu mijn lepel vallen. De tok is voor mij het teken om aan te slaan. Voila, mijn nul is al weg.

Als ik de vis land, zie ik dat hij wel erg vreemde verwondingen heeft. Ik hoop dat het niet een collega visser is die zeer hardhandig een nekgreep heeft toegepast!


Toch geen nekgreepwonden hoop ik.

Daar de snoek pas op de vallende lepel doorpakte, zal ik proberen om verder te vissen met een regelmatige stop. Vijf worpen later komt de tweede binnen. Hij werd ook verleid door de dwarrelende gele Ierse. Daar ik nu twee stuks voor sta ga ik Wim een beetje jennen wink.

God straft me echter voor dit onbetamelijke gedrag, want in de uitloper vangt mijn concullega nu zeven stuks na elkaar. Zijn oranje Rappala Jointed geraakt zo weer helemaal in zijn bovenste schuif.

Ik heb net dezelfde zitten, maar probeer even graag eerst wat andere aasjes uit. In een heel ondiep stuk gaat de 9 grams Syclops aan de speld. Deze is heel prettig te vissen met mijn lichte hengel.

De beten komen zo zuiver door, en al zijn de snoeken meestal niet groot, ze bieden behoorlijk weerwerk in de dril. Even denk ik een groter exemplaar te hebben gehaakt, vanwege het felle gevecht.

Het is echter een vis die de voorkant van het ijzerwerk greep, en hierbij door de dreg aan de buitenkant van de kop gehaakt werd. Waarschijnlijk niet echt volgens wedstrijd-spelregels, maar ik laat mijn teller toch ééntje vooruit gaan.


Vals gehaakt, maar toch bijgeteld.

Het begint te regenen en te waaien. Daarenboven levert de ganse lange kant van het meer ons slechts twee beten op. Eigenlijk al zo goed, want met regen diep ik mijn camera liever niet te veel op.

De verste uitloper van de plas zou ons beter vis moeten leveren. Het begint prima. Wim krijgt op zijn eerste worpen al gelijk goed snoek op, maar het stopt even snel als het startte.

Tegen dat ik de hoek kan uitkammen, is het al over met de pret. Het zorgt er wel voor dat ik achterop lig in het aantal gevangen snoeken, en dus mag ik nu weer als eerste varen.

Wim krijgt weer ‘water-pech’. Zijn ene been heeft al een tijdje veel kouder dan het andere, en dat duidt op een lekkend waadpak. Tussen twee buien in, wil hij zijn laars wel eens leeg gieten.
Opnieuw geen geluk met het water, want als hij zowat alles uit heeft gedaan om het droog te wringen, start de regen opnieuw.


Weer waterpech.

Ondertussen pakte ik de hoek nog eens aan met de Seducto Jerkbait. Ik probeer sterk te variëren bij het binnenvissen. Als ik echt traag begin te vissen, met een regelmatige stop, blijkt dat er toch nog rovers liggen, want na een misser kan de teller weer één vooruit.

Niet veel worpen later volgt er nog een aanval. Ook deze vis heeft de dreg echter aan de buitenkant van de bek.


De achterste dreg greep zijn kans.

Met een spinnerbait vis ik nu de brede strook stoppels af. Als het warm is komt hier een massa kleine vis liggen, en dan komen de snoeken graag tussen hun snacks te liggen.

Ik beleefde op deze stek al machtig mooie momenten, van snoeken die vanop grote afstand dwars door de planten schieten om mijn ‘draaiding’ te pakken.

Met deze temperatuur, en afkoelende regen vinden de prooivissen het blijkbaar aangenamer op andere plaatsen. Weinig reactie dus tussen de stoppels.

Als ik echter net voor de laatste stokjes mijn spinnerbait laat vallen langs het talud, krijg ik er toch één te pakken. Daar mijn ‘visteller’ nu weer het hoogst staat, moet ik weer achteraan aansluiten.

Het kost Wim extra moeite om bij me te geraken. Zijn koude natte spieren zijn natuurlijk niet erg gewillig. De tegenwind zorgt ervoor dat hij terug wat warm loopt, vanwege de te maken peddel-inspanning.


Warm lopen of eerder ‘warm-peddelen’ tegen wind.

Ik hoop met de ‘vallende-spinnerbait-truc’ nog wat buit te kunnen vergaren, maar het blijft bij deze enkeling. De vis ligt dus waarschijnlijk nog wel een stuk dieper.

Terwijl mijn gabber de kanten uitgooit, zoek ik verder het wijd op, de hopelijk betere oorden. Ik weet dat hier twee verre worpen uit de kant een kleine onderwaterheuvel ligt, waar planten op groeien.

Mijn dieptemeter-horloge laat het echter weer afweten, dus dat verhoog opzoeken zal niet gemakkelijk zijn. Daarom monteer ik een wat dieper duikende plug.

Met deze 13 centimeter versie van de Rapala Jointed hoop ik wat plantengroei te kunnen plukken. Helaas, de natuur zit dit jaar ferm achterop, want zelfs op de kanten staan zo goed als geen planten. Dieper staan er dus nog minder.

Als ik wat haper met de plug aan de bodem, schraap ik eerder wat eendenmosseltjes naar boven dan groen. Peddelend naar de hoek waar ik de diepere kuil vermoed, krijg ik dan toch een ferme aanbeet. Hier komt wel eens een bak naar boven, dus sla ik zeer hoopvol aan. Met deze vis zal ik echte geen recordlijsten aanvoeren.


Een recordvis is het niet.

We hebben weer een lange kant te gaan, en dit keer met de wind mee. Deze oever duikt sneller naar beneden, en een Spro Aruku mag zijn kans gaan. Ik zie aan zijn manier van vissen, dat Wim net de zelfde gedachte had.

Vanwege het zwakke resultaat in de eerste tijd, schakelt hij al weer snel over naar zijn Rapala. Dat is al zo handig. Hij vist nu de bovenlaag af, ik zal ze dieper proberen te plukken.

Ik besluit om zo traag en zo diep mogelijk te vissen, door mijn ‘rammelbait’ telkens lang te laten vallen. Het blijkt het succesnummer van de dag te zijn. De beten komen dan ook nog eens echt hard door, het wordt echt een super-uurtje.

Mijn ringvinger doet na een tijd pijn van pal na de harde aanbeten, even hard terug te slaan. Op de plaats waar de molenvoet tegenaan stuit zit, zoals bij veel vissers, wel wat ‘vissers-eelt’, maar blijkbaar nog niet voldoende. Ik zal dat eens bij mijn vrouw moeten aankaarten, dat er door meer oefening, nog wat meer eelt gekweekt moet worden.

Het blijft wel vreemd, hoe bij dit rammelend kunstaasje de dreggen zich zo gemakkelijk verplaatsen tijdens de dril. Vaak zit deze hap echt diep als de vis voor het eerst bovenkomt, de dreggen dus ook; om de volgende keer dat je hem te zien krijgt bijvoorbeeld helemaal rechts voorin de bek zit.

Na een hernieuwde duik zit dan bijvoorbeeld enkel nog één dreg uiterst links. Dit maal zit het kunstaasje als een snor boven op de bovenlip. Ik vind het grappig genoeg om er een foto van te nemen.


Een snoek met een Aruku-snor.

De snoeken blijven bij mij maar komen. Mijn ‘voor-op-visser’ krijgt het ervan wat op zijn heupen, want hij krijgt niet eens een aanbeet, zelfs niet als hij ook weer overschakelt naar een Aruku.

Ik bezweer hem dat hij echt zo traag en zo diep als mogelijk is moet vissen, toch kan hij het juiste ritme niet te pakken krijgen. Bij mij gaat het echter steeds beter.

Op een stek waar afgezaagde bomen op de kant liggen, mag ik zelfs op vijf worpen vijf snoeken vangen. Amai mijn ringvinger!! Toch denk ik, dat ik voor zoiets leuks, wel zou openstaan om een rasechte masochist te worden.

Na nog een paar worpen krijg ik nog enkel een paar missers te verduren. Dan is het daar beneden over. Toch vermoed ik dat er nog roofvis ligt. Tegen de wind in, keer ik een stuk uit de oever weer terug. Tussenin gooi ik op het wijd, waar blijkbaar ook wat bijtgrage vis ligt. Ik word steeds gelukkiger wink.

Als ik goed in positie lig, stuur ik mijn dood aas pal langs de rieten van mijn ‘top-stek’. Dit gaat prima als ik mijn lijn vooruit laat duwen door de wind. Lang hoef ik niet te wachten om de dobber te zien wegschieten.

Het is echter weer de kleinste van de dag die mijn voorn als een lekker hapje aanzag. De volgende, die eigenlijk even vlot volgt, is dan weer tegen de 80 centimeter aan. De dril is hevig.

Een dreg vond een plaatsje buiten de bek. Omdat de snoek graag rond zijn as draait, is de tweede dreg gevaarlijk in het rond aan het slingeren.

Voor alle veiligheid onthaak ik de vis terwijl hij in het water ligt. Na deze dikkerd blijken ze hier een beetje ‘op’ te zijn. Ik zal de vismaten, die eventueel later op de week nog naar hier willen komen, erop moeten duiden dat deze stammenstek, echt wel een superstek is.


De super-stammenstek.

Toch nog even het wijd op. Als ik hier weer aan het strijden ben tegen een sterke zeventiger, duikt ook mijn dobber onder. Met mijn ‘molenhand’ sla ik snel aan, om slikken te voorkomen.

Het is een gesukkel om daarna snel, met één hand, de molen open te zetten. Zo vlot als mogelijk breng ik de eerste snoek binnen. Na het even snel onthaken grijp ik snel naar de andere hengel. Daar hangt de vis er nog aan.

“Nananana-nighteen” weerklinkt. Dit is een zeer gekende roep tussen ons Ierlandgangers, (gepikt uit de “nineteen”song van Paul Hardcastle) maar voor de leken: het duidt gewoon aan dat de ‘roeper’ nog 1 vis van de 20 verwijderd is).

Met nog een uur te gaan wordt het halen van dat ronde getal dus een makkie. Dat makkie blijkt echter wel ferm tegen te vallen. Drie kwartier later heb ik nog maar enkel één korte tik gemist!

In het ondieper deel mag de Lovec Rapex het nog eens proberen. ‘De spinner-plug’ doorbreekt de dressuur blijkbaar, en de teller mag toch nog op 20 gaan staan.


Nummer 20.

We moeten nu echt wel stoppen als we op tijd terug willen zijn. Als ik peddel naar de kant, monteer ik nog vlug even de gele lepel waarmee ik startte. Het levert me nog vier aanbeten op.

Twee ervan worden gemist, de andere brengen het ‘meer-totaal’ op 22. Met de 11 van deze ochtend dus best wel en prima dag.

Wim deed nog eens zijn prima hoekje van deze ochtend aan. Hij miste en loste veel te veel vissen, maar met zijn 15 stuks in 4 uur mag een mens toch niet klagen hé.

Het weer klaarde ondertussen op. Met spijt in het hart moeten we afscheid nemen, het zou zeker nog een mooie ‘vis-avond’ zijn geweest.


Opklarend weer maakt het meer nog aantrekkelijker.

Nagezien, enkel nog: Verhaal van Fre’ vallende hengels.

Bart Debaes