Bits               & bites: januari, februari, maart 2001 (deel 2)

Bits & bites: januari, februari, maart 2001 (deel 2)

Door Piet Driessen

Deze keer bespreken we de drie beginmaanden van het jaar en kijken we hoe we de vangsten op onze rovers daarmee kunnen verbeteren. We proberen tenslotte op het juiste moment op de juiste plaatsen te vissen, met het op dat moment best vangende aas. Er zullen natuurlijk altijd vissers zijn die zeggen dat ze beter vangen op andere plaatsen en met ander kunstaas. Dat zal ook altijd zo blijven uiteraard. Maar als uit mijn computerbestanden blijkt dat ruim 80% van de vissen op de hier beschreven manier gevangen wordt, is het niet onverstandig om deze archieven met duizenden vangstgegevens in de gaten te houden en daarmee in ieder geval je kansen op succes te vergroten.

                       


Welke roofvissen?
 
De drie beginmaanden zijn prima geschikt om op snoek, snoekbaars en baars te vissen, omdat we in deze periode van hen de nodige activiteit kunnen verwachten. Eveneens kunnen we in deze maanden van alle drie recordgewichten verwachten en dat maakt het vissen op deze rovers in deze periode nog aantrekkelijker.


Welk watertype?

Het type water waar we naartoe verkassen is al wat beperkter in deze maanden. Op de plaatsen waar meer dan zes meter water staat, gaat er al veel tijd zitten in het zoeken naar de roofvissen. En waarom zouden we moeilijk doen als het gemakkelijk kan.
De polders steken er wel bovenuit omdat de waterplanten er zijn afgestorven. De polder is dus goed bevisbaar. Nog een voordeel van vele polders blijft dat het water niet al te diep is en daardoor wordt het natuurlijk ook een stuk gemakkelijker de rovers te vinden.
Kanalen, vaarten en beken zijn in deze periode ook zeer goed te noemen, en dan vooral net op die plaatsen waar diepteverschil in de bodem aanwezig is. Dit is vooral het geval bij stuwen; in bochten; bij bomen waarvan de wortels een gedeelte in het water groeien; net ná of vóór een versmalling van waterwegen, en natuurlijk bij de bruggen en duikers die het water onder een weg door loodsen. Hierbij is kennis van het water ten aanzien van de diepere stukken wel gewenst, omdat je dan immers niet te veel ‘visloos’ water hoeft af te lopen. In de winter kiest ook de roofvis de diepste gedeelten van het water op. Veel vistijd gaat verloren met het zoeken op de verkeerde (ondiepe) plaatsen. De diepere stukken moet je eigenlijk al in de zomer geïnventariseerd hebben, zodat je in de winter meteen op de juiste plaatsen kunt gaan vissen. Het zijn toch al zulke korte visdagen in deze periode.

                       



Bij de rivieren daarentegen hebben al vele snoeken de aangrenzende plassen en havens opgezocht. We houden de waterstanden goed in de gaten voor de momenten dat de snoeken deze plassen en havens gaan opzoeken. Wordt de stroming door behoorlijk wat regenval een stuk sterker dan zullen de snoeken vrij snel naar deze plaatsen verkassen. Dit is natuurlijk per rivier verschillend, maar wel van groot belang om te onderkennen. Zou je op de rivier gaan vissen met een te hoge waterstand, dan is de kans zeer groot dat je beter thuis had kunnen blijven omdat de vangstkansen gewoon hard afnemen. Hoe kunnen we weten wat de waterstanden moeten zijn? Heel eenvoudig. Kijk op Teletekst pagina 720, hierop staan de waterstanden van alle rivieren vermeld. Een voorbeeld: ‘Sambeek beneden: normale stand 770’. De normale waterstand bij ‘Sambeek beneden’ is dus 770. Ikzelf vis meestal tot een waterstand van 850 op dit deel van de rivier, dus dat betekent dat het + 80 cm mag worden. Komt de waterstand daarboven, dan vissen we bij de plassen en de havens. Noteer altijd even de standen thuis op een papier voordat je gaat vissen zodat je ook precies weet wat de beste waterstanden zijn voor het wel of niet vangen. De stroming bepaalt immers vaak hoe de vangsten zijn!


Tips

Verder met wat tips. Is het water al vroeg in januari stijgende, dan vis ik alleen op de plassen of in de buurt van de havens. De snoek daarentegen kunnen we vangen tussen de 1 en 6 meter dus ook in de buurt van de oevers en zeker als de zon enkele dagen het water al wat heeft opgewarmd. Ga je naar de plassen of havens, dan zul je ten allen tijde de ingangen naar rivier en plas goed af moeten vissen, verder de versmallingen en in de buurt van eilanden of overhangende takken van bomen. De diepere stukken op de plassen worden al goed bevolkt door de snoekbaarzen en kleinere baarzen, dan spreek ik over de stukken van 6 tot 15 meter. Dit blijft een kwestie van zoeken. Voor de snoek vis ik op de plassen vaak niet dieper dan 6 meter. De snoek zal, als ze in de buurt liggen, de voorkeur geven aan havens waar veel boten liggen.

                       



De baarzen zullen in deze periode ook vaak beneden bij de snoekbaarzen staan maar dan vooral de kleinere exemplaren zoals ik al schreef. Grote baarzen liggen bij voorkeur in de havens en in de buurt van steigers in deze periode. Op deze plaatsen ligt vaak wat troep in het water, wat ook meestal vanaf de boten is gedumpt. Deze plaatsen worden door de baarzen wel gewaardeerd, omdat ze hier hun kuit kunnen afzetten in de vorm van eiersnoeren die ze over zo’n object draperen.


De aassoorten

Welke aassoorten we gaan gebruiken ligt natuurlijk aan de soort roofvis dat we gaan belagen. Laten we met de snoek beginnen. Als ik deze periode uit mijn computer laat rollen zien we duidelijk dat het kunstaas in januari gerust een behoorlijke afmeting mag hebben. We moeten wel rekening houden met de gemiddelde lengte van de snoeken die het water herbergt. Hier bedoel ik het volgende mee. Gaan we op beken en kanalen vissen waar gemiddeld snoeken tussen de 50 en 60 cm worden gevangen, dan is kunstaas tot 12 cm ruim voldoende om zoveel mogelijk rovers tot ‘bites’ te verleiden. Is er op het water voldoende grotere snoek aanwezig, dan zou ik zeker kunstaas gebruiken vanaf 12 cm tot ruim 25 cm, hiervoor kennen deze rovers in deze periode zeker geen pardon.

                       

Het type kunstaas kiezen we zelf. Wij moeten zelf vertrouwen hebben in wat we gebruiken. De computergegevens duiden wel aan dat pluggen en lepels in deze periode hun uitwerking hebben op snoek. In de polders en beken komen duidelijk de spinners en streamers naar voren op de vangstlijsten. Vissen we met kogeltjes in de pluggen, dan staan duidelijk de pluggen met een doffer geluid boven op de lijst van vangers voor de snoek. De snoekbaars is in deze periode ook goed te vangen op pluggen maar hier werkt het net andersom en staat duidelijk de plug met de heldere toon hoog op de lijsten. Ratelaars zoals de Mann’s Maniac en de Rattlin van Rapala worden niet afgeslagen in deze tijd door de snoekbaars, en zeker niet als we dit bij sluizen, onder bruggen en in havens toepassen. Dan is het een favoriete vanger.

Gaan we op de diepe stukken vanaf 6 meter vissen dan wordt ruim 80 % gevangen door shads. Natuurlijk komt dit omdat deze het beste kunnen worden aangeboden op die dieptes. Vis hier ook met die shad waar je veel vertrouwen in hebt en waarvan je precies weet wat hij doet. De presentatie is vaak heel belangrijk. We zullen precies moeten weten wat hij doet. Eén ding is zeker: wissel wat vaker van beweging en actie. Laat hem eens even op de bodem liggen of laat hem eens wat langer 20 cm boven de bodem stilhangen of maak eens een zeer snelle beweging. Vul maar aan, variatie doet vangen.

Rest ons nog 10 % van de roofvis dat wordt gevangen met bladpilkers. De Chicada Reefrunner is een van de toppers, maar hier geldt ook weer: vis waar je vertrouwen in hebt. Blijft over in deze moderne tijd van vissen de laatste 10 % dat gevangen wordt met dood aas. Spiering en kleine voorn tot 10 cm worden volgens de lijsten nog vrij veel gebruikt. Deze methode kan passief of actief toegepast worden. De vis kan dus op een jigkop worden gemonteerd met een takeltje achter bij de staart en hetzelfde worden gebruikt als bij ‘verticalen’ op snoekbaars. Op bepaalde dagen zal de reuk zeker doorslaggevend zijn.

                       

In de maanden februari en maart komt op de vangstlijsten duidelijk naar voren dat het kunstaas op snoek klein kan zijn en dan bedoel ik ook klein. Kunstaas, of het nu een plug of lepel is, rondom de 10 cm brengt nu veel meer rovers aan wal. Ook zijn het duidelijk veel grote roofvissen die hiermee worden gevangen. De verklaring hiervoor is dat de jonge vissen die de laatste twee jaar zijn geboren het ondiepe water het eerste opzoeken. De oudere vissen komen vaak begin april pas op het ondiepere water. Het voedsel dat in de buurt van de snoek komt is dus vaak behoorlijk klein en deze rover zal dit dan op zijn hoofdmenu plaatsen.


Kleuren

Kleuren blijft vaak een twistpunt voor veel roofvissers. Vaak word gezegd dat het totaal geen invloed heeft. Maar mijn lijsten laten duidelijke signalen zien. Op de dagen dat iedereen vis vangt maakt het inderdaad heel weinig uit. Zodra er echter slecht word gevangen komen in de lijsten de verschillen om de hoek kijken! Het is verbluffend dat namelijk ruim 75 % met bepaalde kleuren wordt gevangen. De computer laat dit duidelijk zien. Omdat de meeste vissers die mij deze gegevens toesturen elkaar niet kennen, wordt dit nog eens extra pikant.

Op de moeilijke dagen komen bepaalde kleuren duidelijk naar voren. Ik noem nu de meest vangbare kleuren in deze 3 maanden. Wat de snoek betreft staat roodwit en blauw op helder water hoog op de lijst. Het verschil wordt vaak bepaald door het donkere ofwel zonnige weer, probeer dit zelf even uit. In troebel water staat geel en wederom roodwit duidelijk voorop bij de beste vangstkleuren. Dat deze kleuren niet altijd zaligmakend zijn snappen we allemaal, maar het geeft wel een zodanig percentage van de vangsten weer, dat ik toch niet al te veel uren iets anders ga proberen. wanneer één kleur duidelijk uit de gegevens naar voren komt.

Gaan we over naar de snoekbaarzen en daardoor ook de diepte in, dan zijn de meeste vissers overtuigd dat kleur weinig betekenis meer heeft. Maar niets is minder waar! In deze tijd van het jaar waren er dagen bij dat er superslecht werd gevangen. Een klein voorbeeld: er werd in het weekend met 43 vissers gevist op snoekbaars. Hiervan vingen er 12 goed en de rest zeer matig tot slecht. Wanneer ik die lijst uitdraai van de 12 vissers, dan zie ik dat ze allen vingen met een bepaalde kleurencombinatie en dan ook nog op verschillende watertypes! Is dit nog toeval? Op de dagen dat ze goed beten kon je vele kleurencombinaties waarnemen, maar op de dagen dat ze slecht beten kwam dus duidelijk de kleurencombinatie naar voren. In deze laatste omstandigheid was de rode jigkop met een witbruine shad of witgrijze shad de topper, en ook de rode jigkop met een groene shad stond hoog op de lijst. Wat nu opvalt is dat de rode jigkoppen zeker doorslaggevend waren en dat de vissers met de juiste shad, maar met een niet geschilderde jigkop, nagenoeg compleet buitenspel werden gezet!

                       



Baarzen hebben in deze tijd opvallend weinig voorkeur wat kleuren betreft als we onder de 6 meter vissen. Vissen we daarboven dan is een streepje rood op de plug al voldoende om deze rakkers actief te maken.


Vangsttijden

Bij de snoeken zijn duidelijke vangsttijden te zien. Bij de snoekbaars daarentegen speelt het weer een belangrijke rol. Wel is duidelijk te zien dat de vangsten op bewolkte dagen beter over de dag verdeeld zijn en dat op zonnige dagen in deze periode de bijttijden vaak veel korter zijn. De baarzen beten opvallend goed verdeeld over de dag. Op deze manier ben ik dus vrij snel klaar met de tijden van de snoekbaars en baars. De snoek zal ik even doornemen. In januari zien we duidelijke snoekvangsten tussen 10.00 en 12.00 uur en tussen 15.00 en 17.00 uur. Hier tonen ze de meeste activiteit. In maart is het wat beter verdeeld over de dag maar springt de periode tussen 15.00 en 17.00 uur er weer iets bovenuit. Bij deze vergelijking voor de drie maanden zijn de gegevens van ruim 3500 snoeken meegenomen in het resultaat, en dit is best een aardig aantal te noemen.


Materiaal

Over het materiaal worden boeken vol geschreven dus dat wilde ik hier maar niet behandelen. Een ding wil ik persoonlijk wel als tip meegeven. Vis met die combinatie waarbij je ook nog plezier aan de aanslag en de dril overhoudt. Vaak zie je vissers met zeer zware stokken op grote roofvis vissen, terwijl ze hetzelfde materiaal ook gebruiken op beken en polders op kleine roofvissen. Zo beleef je weinig of geen sport aan de dril en daar gaat het toch grotendeels om.

                       

Mijn conclusie is dat in deze drie maanden een behoorlijk aantal mogelijkheden liggen om onze rovers aan de schubben te komen. Maak hier dus gebruik van. Ik hoop dat er dit kwartaal mooie foto’s geschoten kunnen worden. Oh ja, vermeld bij de foto ook even op welke manier de rover is gevangen en kijk of bovenstaande zaken ook overeenkomen. Wie weet kun je er je resultaten mee verbeteren.